RAR 2006, 1
CAO. Bevestiging van de door de Hoge Raad in 2002 ingezette leer met betrekking tot de uitleg van CAO-bepalingen.
HR 11-11-2005, ECLI:NL:PHR:2005:AU3719
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 november 2005
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
C04/248HR
- Conclusie
A-G Timmerman
- LJN
AU3719
- JCDI
JCDI:ADS870394:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Juridische beroepen / Rechter
Staatsrecht / Rechtspraak
Arbeidsrecht / Collectief arbeidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2005:AU3719, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑11‑2005
ECLI:NL:PHR:2005:AU3719, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑11‑2005
- Wetingang
Essentie
Hoe moet de CAO voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie worden uitgelegd?
Samenvatting
Werkneemster vordert, nadat een derde arbeidsovereenkomst in een reeks van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd niet wordt verlengd, in kort geding dat zij door haar (ex-)werkgeefster opnieuw te werk wordt gesteld in haar eigen functie. Zij beroept zich daarbij op de CAO voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, waarin is bepaald dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan worden aangegaan in verband met ‘activiteiten van kennelijk tijdelijke aard’. Op basis van die bepaling zijn met werkneemster contracten voor bepaalde tijd gesloten. Werkneemster stelt zich op het standpunt dat haar reguliere onderwijstaken ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.