JOW 2004, 40
wederrechtelijk verkregen voordeel; betekening; ontvankelijkheid
HR 01-06-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO3438
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
1 juni 2004
- Magistraten
Davids, Corstens, Van Dorst, De Savornin Lohman, Ilsink
- Zaaknummer
0126903P
- Conclusie
A‑G Vellinga
- LJN
AO3438
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AO3438, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑06‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AO3438, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑06‑2004
- Wetingang
Essentie
wederrechtelijk verkregen voordeel; betekening; ontvankelijkheid
Samenvatting
Door betrokkene is beroep in cassatie ingesteld waarbij het middel opkomt tegen de verwerping door het Hof van het verweer dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel in strijd met art. 511b, derde lid, Sv niet gelijktijdig met de sluiting van het strafrechtelijk financieel onderzoek is betekend. De ontnemingsvordering is ongeveer negen maanden later betekend dan de betekening van het strafrechtelijk financieel onderzoek.
Volgens de Hoge Raad is het Hof weliswaar van oordeel dat zowel het eerste als ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.