RvdW 2003, 25
Faillissement. Vordering werknemer ter zake niet afgefinancierde backserviceverplichtingen van de werkgever geprivilegieerd o.g.v. art. 3:288 aanhef en onder d en/of e? In deze zaak gaat het om de vraag of de verplichting van de werkgever tegenover de werknemer tot affinanciering van de zogenaamde backservice, welke verplichting besloten ligt in de door de werkgever aan de werknemer gedane pensioentoezegging, een verplichting is die valt onder het bepaalde in art. 3:288, aanhef en onder d, en/of e BW, zodat de werknemer als schuldeiser in het faillissement van de werkgever ter zake van die verplichting aanspraak kan maken op voorrang.
HR 24-01-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0189 (Niehe/Heidinga)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
24 januari 2003
- Magistraten
P. Neleman, A.E.M. van der Putt-Lauwers, A.G. Pos, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein
- Zaaknummer
C01/182HR
- Conclusie
A-G Keus
- LJN
AF0189
- Roepnaam
Niehe/Heidinga
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht (V)
Insolventierecht (V)
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2003:AF0189, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑01‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AF0189, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 24‑01‑2003
- Wetingang
BW art. 3:288; BW (oud) art. 1195; PSW art. 2
Essentie
Faillissement. Vordering werknemer ter zake niet afgefinancierde backserviceverplichtingen van de werkgever geprivilegieerd o.g.v. art. 3:288 aanhef en onder d en/of e?
Art. 3:288 aanhef en onder d BW geeft slechts bescherming aan werknemers van wie de werkgever niet op grond van art. 2 PSW ter uitvoering van een pensioentoezegging tot een bedrijfs- of ondernemingspensioenfonds was toegetreden of een pensioenverzekering had gesloten; de aanspraak op affinanciering van de backservice (of een aanspraak op schadevergoeding te dier zake) valt niet onder hetgeen waarop de (gewezen) werknemer aan toekomstige pensioentermijnen jegens de werkgever recht heeft als bedoeld in deze bepaling. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.