RvdW 2001, 86
Aanrijding; kop-staartbotsing; bewijslastverdeling.
HR 13-04-2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB1065
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 april 2001
- Magistraten
P. Neleman, R. Herrmann, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein
- Zaaknummer
C99/215HR
- Conclusie
A-G Spier
- LJN
AB1065
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verkeersrecht / Aansprakelijkheid
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AB1065, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑04‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:AB1065, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑04‑2001
- Wetingang
Essentie
Aanrijding; kop-staartbotsing; bewijslastverdeling.
Ingevolge de hoofdregel van art. 177 Rv. rust de bewijslast van de feiten die volgens de eisende partij (de voorste auto) tot aansprakelijkheid van de andere partij (de achterste auto) leiden, op eerstgenoemde. Dat het Hof ook van deze hoofdregel is uitgegaan blijkt niet uit de bestreden overweging waarin het Hof oordeelde dat vaststaat dat de bestuurder van de achterste auto zijn auto niet tijdig tot stilstand heeft gebracht en dat een redelijke bewijslastverdeling meebrengt dat zijn verzekeraar de door haar gestelde toedracht van het gebeurde bewijst (plotseling en krachtig remmen voorste auto).