NJ 1980, 147
HR, 04-04-1979, nr. 998
HR 04-04-1979, ECLI:NL:HR:1979:AD4141, m.nt. F.H.J. Mijnssen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 april 1979
- Magistraten
Van Dijk, Reynders, Martens, Van Vucht, Koopmans
- Zaaknummer
998
- Noot
F.H.J. Mijnssen
- LJN
AD4141
- JCDI
JCDI:ADS114456:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Bestuursprocesrecht (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1979:AD4141, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑04‑1979
- Wetingang
Ruilverkavelingswet 1954 art. 77; Ruilverkavelingswet 1954 art. 100; Ruilverkavelingswet 1954 art. 111
Essentie
Ruilverkaveling.
Samenvatting
De eigenaar of andere rechthebbende, wiens aanspraken in de toedeling van kavels door gegrondbevinding van bezwaren een corresponderende verandering kunnen ondergaan, is aan te merken als belanghebbende bij de behandeling van bezwaren tegen het plan van toedeling. Dienovereenkomstig moet de eigenaar of andere rechthebbende, wiens aanspraken of verplichtingen in het geheel der geldelijke verrekeningen door gegrondbevinding van bezwaren een corresponderende verandering kunnen ondergaan, worden aangemerkt als belanghebbende bij de behandeling van bezwaren tegen de lijst der geldelijke regelingen. De Rb. is gehouden om, alvorens over bezwaren tegen deze lijst uitspraak te doen, evenbedoelde belanghebbende te horen. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.