NJ 1975, 454
HR, 01-11-1974
HR 01-11-1974, ECLI:NL:PHR:1974:AB6872, m.nt. G.J. Scholten
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
1 november 1974
- Magistraten
Wiarda, Van Der Linde, Minkenhof, Drion, Koster
- Zaaknummer
[1974-11-01/NJ_55409]
- Conclusie
A-G Berger
- Noot
G.J. Scholten
- LJN
AB6872
- JCDI
JCDI:ADS113981:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1974:AB6872, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑11‑1974
ECLI:NL:PHR:1974:AB6872, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑11‑1974
- Wetingang
BW art. 1401; BW art. 1902; Rv (oud) art. 5; Rv (oud) art. 48
Essentie
1.
1. Stelplicht van eiser die schadevergoeding ex art. 1401 BW vordert. Voor wat betreft de feiten, waarop de eiser zijn vordering doet steunen, is rechter in beginsel niet verplicht zich te beperken tot het bij dagvaarding gestelde.
2.
2. Bewijslast van gedaagde.
Samenvatting
1
De Rechtbank verklaart N., oorspronkelijk eiser, niet ontvankelijk in zijn ex art. 1401 BW ingestelde vordering tot schadevergoeding uit overweging dat N. als enig rechtsfeit heeft te berde gebracht dat G., gedaagde, bij in staat van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter te Heerlen van 8 april 1968 is veroordeeld ter zake van overtreding van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.