Hof Amsterdam (OK), 22-09-2008, nr. 200.012.395/1 OK
ECLI:NL:GHAMS:2008:BF1853
- Instantie
Hof Amsterdam (OK)
- Datum
22-09-2008
- Zaaknummer
200.012.395/1 OK
- LJN
BF1853
- Roepnaam
Friesland Vlees
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2008:BF1853, Uitspraak, Hof Amsterdam, 22‑09‑2008; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
art. 344 Burgerlijk Wetboek Boek 2
- Vindplaatsen
JRV 2008, 768
JOR 2009/36 met annotatie van L.C.J. Sprengers
Uitspraak 22‑09‑2008
Inhoudsindicatie
De Ondernemingskamer heeft op 22 september 2008 uitspraak gedaan op het verzoek van FNV Bondgenoten (advocaat: mr. P.L.J. Bosch) tot het bevelen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken bij Friesland Vlees B.V. (advocaten: mr. R.S. van der Spek en mr. M. Sanna) en tot het treffen van bepaalde onmiddellijke voorzieningen. De Ondernemingskamer heeft het verzoek, zowel wat betreft het treffen van onmiddellijke voorzieningen als het gelasten van een onderzoek afgewezen.
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
BESCHIKKING van 22 september 2008 in de zaak met rekestnummer 200.012.395/1 OK van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FNV BONDGENOTEN,
gevestigd te Utrecht,
VERZOEKSTER,
advocaat en procureur: MR. P.L.J. BOSCH,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FRIESLAND VLEES B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
VERWEERSTER,
advocaten: MR. R.S. VAN DER SPEK en MR. M. SANNA.
1. Het verloop van het geding
1.1 Verzoekster heeft bij op 27 augustus 2008 ter griffie van de Ondernemingskamer binnengekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,
1) een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Friesland Vlees B.V. (hierna de vennootschap te noemen) over de periode vanaf 6 april 2008;
2) bij wijze van onmiddellijke voorziening voor de duur van het geding, in afwijking en in aanvulling op de statuten een commissaris van de vennootschap te benoemen, althans een zodanige voorziening te treffen die de Ondernemingskamer geraden acht;
3) de vennootschap te veroordelen in de kosten van het geding.
1.2 De vennootschap heeft bij op 11 september 2008 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht verzoekster in haar verzoek niet ontvankelijk te verklaren, althans het verzoek af te wijzen, met veroordeling van verzoekster in de kosten van het geding.
1.3 Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 18 september 2008, alwaar de advocaten de standpunten van partijen nader hebben toegelicht, zulks aan de hand van aan de Ondernemingskamer overgelegde pleitnotities en wat mr. Sanna en mr. Van der Spek betreft onder overlegging van een op voorhand aan de Ondernemingskamer en aan de advocaat van de vennootschap gezonden, als "aanvullend verweerschrift" aangeduide, productie, houdende nadere feitelijke gegevens.
2. De vaststaande feiten
2.1 De vennootschap exploiteerde tot voor kort een slachthuis te Leeuwarden, waar voor derden runderen en kalveren werden geslacht. De vennootschap heeft het slachthuis in 2004 overgenomen uit een faillissement. Bij de vennootschap waren ongeveer 48 werknemers in dienst. Bij de vennootschap was geen ondernemingsraad ingesteld.
2.2 De aandelen in de vennootschap worden gehouden door Wildeboer Beheer B.V., een vennootschap waarvan de aandelen worden gehouden door A. Wildeboer (hierna Wildeboer te noemen). Gedurende enige tijd in 2008 vielen de aandelen in Wildeboer Beheer B.V., ten gevolge van een echtscheiding van Wildeboer, (voor een deel) in een tussen Wildeboer en M. Bisschop bestaande onverdeelde boedel, onderscheidenlijk was M. Bisschop naast Wildeboer houder van aandelen in Wildeboer Beheer B.V. Sinds 15 september 2008 is Wildeboer de enige aandeelhouder van Wildeboer Beheer B.V. Wildeboer was en is enig bestuurder van zowel Wildeboer Beheer B.V. als de vennootschap.
2.3 Begin april 2008 is - de onderneming van - de vennootschap in een aantal televisieprogramma's (Buitenhof en Radar) in verband gebracht met misstanden in de vleessector, onder meer op het gebied van transport en keuring van runderen. Een en ander heeft er onder meer toe geleid dat de vennootschap in kort geding heeft gevorderd dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uitlatingen die zij had gedaan in het tv-programma Buitenhof zou rectificeren.
2.4 Eind juni 2008 heeft Wildeboer de werknemers van de vennootschap medegedeeld dat de activiteiten van de vennootschap zouden worden gestaakt.
2.5 In de week van 14 juli 2008 heeft een advocaat van de vennootschap contact gehad met verzoekster over de totstandkoming van een sociaal plan in verband met de naderende bedrijfssluiting. De vennootschap heeft verzoekster daarbij uitgenodigd voor een overleg op 22 juli 2008. Dat overleg heeft op de genoemde datum plaatsgevonden, waarbij namens verzoekster onder anderen D. Heinen (hierna Heinen te noemen), bestuurder van verzoekster, aanwezig was.
2.6 In de avond van 22 juli 2008 heeft Heinen van een medewerker van de vennootschap vernomen dat het Deense bedrijf Skare Meat Packers (hierna Skare te noemen) geïnteresseerd zou zijn in de overname van de slachterij, met inbegrip van de werknemers. Op 23 juli 2008 heeft Heinen een gesprek gehad met de vertegenwoordiger van Skare in Nederland, B. Brada (hierna Brada te noemen). Brada heeft bij die gelegenheid de belangstelling van Skare voor de (onderneming van de) vennootschap bevestigd en medegedeeld dat Skare een bod in voorbereiding zou hebben dat zou worden uitgebracht op 28 of 29 juli 2008.
2.7 Nog op 23 juli 2008 heeft Heinen zich begeven naar het bedrijf van de vennootschap en gesproken met de zoon van Wildeboer, eveneens werkzaam in de onderneming van de vennootschap. Op de mededeling van Heinen dat er een overnamekandidaat voor de (onderneming van de) vennootschap was, heeft de zoon van Wildeboer Heinen medegedeeld dat het bedrijf inmiddels was verkocht aan een projectontwikkelaar.
2.8 In de middag van 23 juli 2008 heeft Wildeboer Heinen een sms-bericht gezonden met de volgende inhoud:
Beste heinen.vanmorge is op mijn prijs die ik op pand had geluk gedaan.durfde niet langer te wachten.maar laat de gegadigde van jouw vanmiddag nog bod uitbrengen of contact met me zoeken.dan zal ik alles op alles zetten om dit in overleg met de kooper te reegelen want je weet anders ben je zo weer een (tij)maand verder..mvg [Wildeboer].
2.9 In een e-mailbericht aan Wildeboer van 24 juli 2008 heeft Heinen Wildeboer nogmaals op de hoogte gebracht van de interesse van een kandidaat-koper en daarbij te kennen gegeven dat op 28 juli 2008 een bod zou kunnen worden verwacht voor een overname van de onderneming van de vennootschap, in welke overname ook al de werknemers begrepen zou zijn.
2.10 Op 24 juli 2008 heeft de advocaat van de vennootschap Heinen een e-mailbericht gezonden en hem daarin verzocht de identiteit van de geïnteresseerde koper te noemen en het serieuze karakter van een eventueel bod toe te lichten. Heinen werd verzocht binnen 24 uur te antwoorden
opdat niet onnodig tijd (en dus geld) wordt verloren. [De vennootschap] wenst niet de speelbal te worden van potentieel geïnteresseerde kopers.
2.11 Op 25 juli 2008 heeft M. Bisschop beslag doen leggen op de registergoederen van de vennootschap.
2.12 Op 30 dan wel 31 juli 2008 heeft verder overleg plaatsgevonden tussen verzoekster en de vennootschap. In dat overleg heeft de vennootschap medegedeeld dat de panden en de inventaris van de onderneming op 22 juli 2008 waren verkocht aan een belegger van wie de naam niet kon worden genoemd en dat levering zou plaatsvinden op 15 augustus 2008. Hetgeen daarop verder is besproken is vastgelegd in een brief van de advocaat van de vennootschap aan Heinen, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
Naar aanleiding van onze bespreking (…) bevestig ik het volgende. U heeft aangegeven dat u zich als bemiddelaar voor alle betrokken partijen bij ons heeft gemeld, uiteraard met als voornaamste oogmerk behoud van werkgelegenheid.
Namens [de vennootschap] heb ik u aangegeven dat de slachterij in een schriftelijke overeenkomst van 22 juli jl. is verkocht. Ik heb u de naam en de koopprijs niet genoemd. U hebt aangegeven dat u op de hoogte bent van de koopprijs. Ik heb u aangegeven dat de koper een belegger is, die de slachtactiviteiten niet zou continueren. (…)
U heeft aangegeven dat u contact heeft met een gegadigde, die de slachtactiviteiten zou wensen voort te zetten. Ik heb u aangegeven dat verkoop aan een tweede koper slechts kan plaatsvinden, indien de eerste koper hiermee instemt.
U was met mr. Funke in overleg over de totstandkoming van een sociaal plan. Nadat de gegadigde zoch medio vorige week bij u had gemeld, heeft u die besprekingen vooralsnog opgeschort.
Wij hebben het volgende afgesproken:
- U laat aan de gegadigde weten dat zij een week de tijd heeft om te trachten tot overeenstemming te komen over de koop van de slachterij met voortzetting van de slachtactiviteiten en met behoud van werkgelegenheid. U nodigt deze gegadigde uit om een bod te doen aan [Wildeboer] (…).
- Al dan niet na mogelijke onderhandelingen over de hoogte van de koopprijs zal [Wildeboer] het voorstel tot koop voorleggen aan de eerste koper met het verzoek om aan te geven of zij bereid is al dan niet onder voorwaarden af te zien van de eerste koop c.q. of zij bereid is de slachterij door te verkopen.
(…)
- In de loop van de volgende week zullen mr. Funke en u de onderhandelingen over het sociaal plan afronden, voor het geval niet tot een tweede verkoop met behoud van werkgelegenheid komt.
(…)
- Indien op 7 augustus a.s. om 14.00 uur blijkt dat er geen overeenstemming tussen de partijen is bereikt, beschouwen [verzoekster] en [Wildeboer] deze exercitie als mislukt en zal aan het personeel door u en [Wildeboer] worden medegedeeld dat het afgelopen is met de slachtactiviteiten en zal het sociaal plan aan de werknemers worden voorgelegd.
(…)
2.13 Heinen heeft Wildeboer en M. Bisschop - die op dat moment medeaandeelhouder was van Wildeboer Beheer B.V. - uitgenodigd voor een bijeenkomst op vrijdagavond 8 augustus 2008, waar - naar in de bedoeling lag - ook Brada aanwezig zou zijn. Brada is evenwel niet verschenen, maar heeft kort voor de aanvang van de bijeenkomst Heinen een e-mailbericht gezonden waarin hij namens Skare € 3.000.000 bood voor de gebouwen, terreinen en inventaris van de vennootschap onder voortzetting van het dienstverband van alle werknemers van de vennootschap tegen de actuele condities, een en ander onder voorwaarden, waaronder garanties met betrekking tot de afwezigheid van op de onroerende zaken en inventaris toepasselijke contracten met derden, de aanwezigheid van de vereiste vergunningen en het functioneren van de bedrijfsinstallaties en het recht om onder meer over deze aspecten een due diligence onderzoek te kunnen uitvoeren. Heinen heeft dit bod overgebracht aan Wildeboer en M. Bisschop, die Heinen daarop hebben medegedeeld dat het bod van Skare lager was dan de koopprijs die zij waren overeengekomen met de projectontwikkelaar.
2.14 Vervolgens is Heinen in overleg getreden met Brada, waarna Heinen in de ochtend van 9 augustus 2008 Wildeboer en M. Bisschop telefonisch ervan op de hoogte heeft gesteld dat Skare bereid zou zijn het bod te verhogen tot € 3.600.000.
2.15 Op 11 augustus 2008 heeft Wildeboer Heinen medegedeeld voorstellen van Skare niet verder in overweging te zullen nemen. Daarop heeft Heinen Wildeboer verzocht hem in contact te brengen met de koper van de onroerende zaken en inventaris van de vennootschap, doch Wildeboer is daar niet op ingegaan.
2.16 Bij e-mailbericht van 11 augustus 2008 heeft de advocaat van de vennootschap Heinen het volgende medegedeeld:
De termijn (…) is in gezamenlijk overleg tussen [Wildeboer] en u verplaatst naar afgelopen vrijdag, middernacht. Afgelopen vrijdagavond vond een gesprek plaats (…). Helaas was er geen gegadigde aanwezig. (…) [M. Bisschop] en [Wildeboer] hebben (…) aangegeven dat het in de gegeven omstandigheden (een reeds gesloten koopovereenkomst met een derde en een aankondiging van een bieding door Skare, lager dan de overeengekomen koopprijs en bovendien onder voorbehouden) te verkiezen is vast te houden aan de reeds gesloten koopovereenkomst. U was het daarmee eens.
Nadien heeft u [Wildeboer] nog gebeld met de mededeling dat Skare wel een nog hogere bieding wilde doen (maar nog steeds lager dan de overeengekomen koopsom), maar nog wel onder de voorwaarde van exclusiviteit. De bieding ligt er echter niet. Voor [Wildeboer] geeft dat in redelijkheid geen reden terug te komen op de afspraken en getrokken conclusies. Dat betekent dat [Wildeboer] zich zal richten op uitvoering van het sociaal plan en de koopovereenkomst.
Het staat gegadigde natuurlijk vrij om zich na de levering tot de koper te wenden met een voorstel tot koop en zelfs om nog voorafgaande aan de levering een (…) voorstel tot koop (…) te doen (…), maar het is niet verantwoord nu verder nog af te wachten, enerzijds vanwege de verplichtingen jegens de koper en anderzijds vanwege de doorlopende kosten.
2.17 In de periode van 13 augustus tot en met 17 augustus 2008 is tussen Heinen en (vertegenwoordigers van) de vennootschap nog vruchteloos gecorrespondeerd over het alsnog tot stand brengen van een overeenkomst tussen Skare enerzijds en Wildeboer en de vennootschap dan wel de koper van de activa anderzijds.
2.18 Op 18 augustus 2008 hebben de vennootschap, verzoekster en CNV Bedrijvenbond overeenstemming bereikt over een sociaal plan met betrekking tot de afvloeiing van alle werknemers van de vennootschap.
2.19 Op 11 september 2008 is het in 2.11 bedoelde beslag opgeheven en op 12 september 2008 heeft ter uitvoering van de koopovereenkomst van 22 juli 2008 levering van de verkochte activa plaatsgevonden aan de koper, Baia Ontwikkeling B.V. te Nijkerk.
3. De gronden van de beslissing
3.1 In haar verweerschrift heeft de vennootschap aangevoerd dat verzoekster niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek, aangezien - kort weergegeven - op grond van het sociaal plan de arbeidsovereenkomsten met alle werknemers van de vennootschap per 1 september 2008 zijn beëindigd, zodat niet wordt voldaan aan de in artikel 2:347 BW gestelde eis dat verzoekster in de onderneming van de vennootschap werkzame personen onder haar leden telt en verzoekster zich voorts ten tijde van de indiening van het verzoek reeds had verbonden tot een sociaal plan en alle werknemers reeds toen beëindigingsovereenkomsten hadden getekend.
3.2 De Ondernemingskamer zal dit ontvankelijkheidsverweer onbesproken laten, zulks lettend op hetgeen hierna wordt overwogen.
3.3 Verzoekster heeft als grond voor haar verzoek tot het gelasten van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de vennootschap in de eerste plaats aangevoerd dat de vennootschap onvoldoende oog heeft gehad voor het belang van de continuïteit van de onderneming van de vennootschap in haar geheel en daarmee in het bijzonder de belangen van de werknemers bij voortzetting van de activiteiten van de onderneming heeft miskend. De vennootschap heeft niet - althans niet naar de werknemers en verzoekster bekend is - de mogelijkheid onderzocht om de onderneming over te dragen aan een derde die bereid is de activiteiten voort te zetten, dit terwijl - aldus nog steeds verzoekster - de stand van zaken in de vleessector en de positie van de onderneming van de vennootschap daarvoor voldoende aanknopingspunten bieden.
3.4 De vennootschap heeft daartegen ingebracht dat Wildeboer in de vier maanden die volgden op de tv-uitzendingen die tot gevolg hadden dat de vennootschap omzet kwijtraakte terwijl de kosten doorliepen, hetgeen weer tot gevolg had dat de ondernemingsuitoefening verlieslatend werd, uit alle macht heeft getracht de negatieve gevolgen af te wenden, doch dat hij er niet in is geslaagd de aanvoer van runderen tot stand te brengen. Uit gesprekken met tal van potentiële toeleveranciers bleek dat dezen zeer huiverig waren om zaken te doen met de vennootschap. Ook het tegen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangespannen kort geding heeft niet tot gevolg gehad dat het vertrouwen van de toeleveranciers in de onderneming van de vennootschap werd herwonnen. In deze vrij hopeloze situatie, zo heeft de vennootschap vervolgd, heeft Wildeboer niet anders kunnen doen dan trachten een koper te vinden voor de slachterij en de bedrijfsuitrusting. Nadat begin april een bieding was gedaan door een koper die bereid was de slachterij en de bedrijfsuitrusting te kopen voor € 4.000.000, heeft Wildeboer eerst getracht de continuïteit van de onderneming te waarborgen, maar daarin is hij niet geslaagd. Wildeboer en de vennootschap hebben daarop besloten het bod van de koper te accepteren, hetgeen heeft geleid tot een overeenkomst, gesloten op 22 juli 2008. De vennootschap heeft aangevoerd dat uit het een en ander blijkt dat de vennootschap voldoende oog heeft gehad voor de continuïteit van de onderneming en daarmee in het bijzonder de belangen van de werknemers en heeft daaraan toegevoegd dat sinds het moment waarop - begin april 2008 - de eerste koper zich aandiende tot aan de totstandkoming van de koopovereenkomst op 22 juli 2008, zich geen andere gegadigde voor de overname van de onderneming van de vennootschap heeft gemeld. De stand van zaken in de vleessector en de positie van de onderneming boden dus, anders dan verzoekster stelt, kennelijk op het cruciale moment geen andere aanknopingspunten daarvoor, aldus de vennootschap.
3.5 De Ondernemingskamer overweegt hierover als volgt. De vennootschap heeft aannemelijk gemaakt dat, vanaf het moment dat de vennootschap in zwaar weer kwam te verkeren, zij - in de persoon van Wildeboer - zich heeft ingespannen om de negatieve gevolgen van de rond haar onderneming gedane mededelingen in de media te voorkomen onderscheidenlijk ongedaan te maken en dat haar beleid erop was gericht de ondernemingsuitoefening te continueren. Het is alleszins begrijpelijk dat haar inspanningen in eerste instantie waren gericht op het herwinnen van het vertrouwen van haar bestaande zakelijke relaties dan wel het vinden van nieuwe toeleveranciers om zodoende zelf de onderneming te kunnen blijven uitoefenen. Dat Wildeboer en de vennootschap, toen zij merkten dat die inspanningen geen dan wel onvoldoende resultaat hadden, uiteindelijk het bod van een koper hebben aanvaard valt in het licht van de geldende omstandigheden naar het oordeel van de Ondernemingskamer zeker te billijken.
3.6 Het verwijt van verzoekster dat de vennootschap, teneinde de continuïteit van de onderneming veilig te stellen, niet actief heeft gezocht naar een derde die bereid was de slachterij over te nemen en voort te zetten treft naar het oordeel van de Ondernemingskamer geen doel. Immers, zoals hiervoor is overwogen, is het alleszins begrijpelijk dat de vennootschap voortzetting van de onderneming voor eigen rekening vooropstelde. Verder is gesteld noch gebleken dat
- afgezien van het zich later aandienende Skare - zich kandidaten voor overname van de onderneming van de vennootschap hebben aangediend, zulks terwijl niet anders dan kan worden aangenomen dat betrokkenen in de sector van bedrijvigheid waarin de vennootschap werkzaam is, bekend moesten zijn met de omstandigheden waarin (de onderneming van) de vennootschap verkeerde en de vennootschap als een doelwit zouden kunnen beschouwen indien zij van oordeel zouden zijn dat een "doorstart" van de slachterij perspectieven zou bieden. Nu, naar moet worden aangenomen, die belangstelling van derden ontbrak, kon naar het oordeel van de Ondernemingskamer van de vennootschap in redelijkheid niet worden verlangd dat zij desondanks, en onder de omstandigheden waaronder de bedrijfsvoering inmiddels was komen te verkeren, mogelijkheden tot overdracht van de onderneming aan een derde alsnog zou gaan onderzoeken. Verzoekster heeft trouwens ook niet - gemotiveerd - aangevoerd dat zodanige mogelijkheden tot aan 22 juli 2008 wel zouden hebben bestaan onderscheidenlijk in welk opzicht de vennootschap in verband met zulke mogelijkheden nalatig is gebleven activiteiten te ondernemen en welke dat dan wel hadden moeten zijn.
3.7 Verzoekster heeft de vennootschap voorts verweten te hebben gehandeld in strijd met haar verplichtingen als goed ondernemer door verzoekster niet nader te informeren over haar voornemen om de panden en de inventaris te verkopen aan een belegger waardoor een voortzetting van de onderneming onmogelijk zou worden. In het bijzonder, zo heeft verzoekster gesteld, heeft de vennootschap onzorgvuldig gehandeld jegens verzoekster door op 22 juli 2008 in het overleg over een sociaal plan voor verzoekster te verzwijgen dat de vennootschap nog diezelfde dag een koopovereenkomst zou sluiten met een koper die de onderneming niet voortzet, dit terwijl in dat overleg door verzoekster duidelijk kenbaar was gemaakt dat haar primaire streven gericht is op behoud van werkgelegenheid door voortzetting van de slachterij door een derde.
3.8 De Ondernemingskamer kan verzoekster in haar stelling niet volgen. Verzoekster is met de vennootschap in overleg getreden over het opstellen van een sociaal plan ter zake van de beëindiging van de arbeidsovereenkomsten van de in de onderneming van de vennootschap werkzame werknemers. Uitgangspunt van een dergelijk overleg is dan ook de beëindiging van de door de vennootschap uitgeoefende onderneming, of dat nu is uitoefening door de vennootschap of door een derde, waarmee dan ook vaststaat dat de onroerende zaken en de overige bedrijsmiddelen niet langer zullen worden aangewend in het verband van de ondernemingsuitoefening. Niet valt in te zien op welke wijze kennis omtrent de vraag of die bezittingen zullen blijven behoren aan de vennootschap of aan een derde die deze ook niet aanwendt in het kader van de exploitatie van een slachterij ter plaatse dan van belang is.
3.9 Verzoekster heeft vervolgens aangevoerd dat, nadat zij de vennootschap in kennis had gesteld van de belangstelling van een overnamekandidaat, de vennootschap het standpunt heeft ingenomen dat zij geen verdere actie kon ondernemen zolang er geen concreet bod lag. Nu er op 15 augustus 2008 een concreet bod lag, zo betoogt verzoekster verder, van een gerenommeerde partij en onder zakelijke condities, heeft de vennootschap niettemin geen enkele actie ondernomen om de continuïteit van de onderneming veilig te stellen.
3.10 De Ondernemingskamer is van oordeel dat van de vennootschap, die uit hoofde van een koopovereenkomst met betrekking tot de belangrijkste activa van de onderneming reeds verplichtingen was aangegaan, een en ander onder de hiervoor besproken omstandigheden, niet kan worden verlangd dat zij, onder voorbijgaan van de gevolgen van die overeenkomst alsnog in onderhandelingen zou treden met een zich later aandienende overnamekandidaat. Niettemin heeft zij zich bereid getoond open te staan voor proposities waarmee zij zich zou kunnen wenden tot de partij met wie de koopovereenkomst is gesloten, teneinde eventueel tot een ander resultaat te komen. Dat zij zich die inspanningen evenwel alleen zou willen getroosten onder de voorwaarde dat een nader bod op de activa van de vennootschap haar conveniërende zekerheden zou bieden voor een welslagen van een nadere transactie, is begrijpelijk en kan niet worden gezien als een blijk van onjuist beleid van de vennootschap.
3.11 Ten slotte heeft verzoekster aangevoerd dat de vennootschap heeft gesteld dat zij de panden en de inventaris heeft verkocht aan een belegger van wie de naam niet bekend is en die zich kennelijk bedient van tussenpersonen. Niet valt uit te sluiten, zo luidt het betoog van verzoekster verder, dat de uiteindelijke koper met name beoogt de slachterij in het noorden van het land te sluiten, waarmee naar het oordeel van verzoekster de vleessector en de werkgelegenheid in het bijzonder een slechte dienst wordt bewezen. In het algemeen mag van de vennootschap als goed ondernemer en werkgever verlangd worden dat zij zich vergewist van de motieven en achtergronden van een koper, dat zij verzoekster daarover informeert en dat zij verzoekster zo nodig onder geheimhouding inlicht over de identiteit van de koper.
3.12 Naar het oordeel van de Ondernemingskamer komt aan deze klacht van verzoekster, naast hetgeen is overwogen in 3.7 en 3.8, geen zelfstandige betekenis toe.
3.13 Nu de door verzoekster aangevoerde gronden afzonderlijk noch in onderlinge samenhang kunnen leiden tot het oordeel dat sprake is van gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid van de vennootschap, dient haar verzoek tot het gelasten van een onderzoek te worden afgewezen. Dat brengt mee dat ook haar verzoek voor zover het strekt tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen dient te worden afgewezen.
3.14 Verzoekster zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
4. De beslissing:
De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van FNV Bondgenoten af;
veroordeelt FNV Bondgenoten in de kosten van het geding, deze aan de zijde van verweerster tot op heden begroot op € 2.985;
verklaart deze beschikking wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Willems, voorzitter, mr. Van Loon en mr. Faber, raadsheren, Bunt en drs. Izeboud RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. Van Wees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 22 september 2008.
coll.: