Rb. Rotterdam, 08-11-2017, nr. 10/996503-16
ECLI:NL:RBROT:2017:8990
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
08-11-2017
- Zaaknummer
10/996503-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2017:8990, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 08‑11‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 08‑11‑2017
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/996503-16
Datum uitspraak: 8 november 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. W.S. Korteling, advocaat te ‘s-Gravenhage.
1. Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 en 25 oktober 2017.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3. Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. M. van der Zwan heeft gevorderd:
- -
bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen, het drugsbezit en de voorbereiding van drugshandel;
- -
veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, en zich zal houden aan de voorwaarden zoals de reclassering deze heeft geformuleerd in haar rapport van 10 januari 2017;
- -
opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
4. Waardering van het bewijs en bewezenverklaring
4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2 en 3 (drugs)
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 (witwassen)
4.2.1.
Inleiding
Onder de naam IJsberg is door de fiscale inlichtingen en opsporingsdienst (FIOD) onderzoek gedaan naar een aantal handelaren in bitcoins. Daarbij is de verdenking gerezen dat de bitcoins die door de verdachte aan een van de hiervoor bedoelde handelaren zijn geleverd, van misdrijf afkomstig waren.
Bitcoins zijn een vorm van elektronisch geld die worden bewaard in een digitaal bestand dat een wallet of portemonnee wordt genoemd. Bitcoinwallets zijn alfanumeriek, ze staan niet op naam en er is geen centrale autoriteit die de wallets beheert. De houder van een bitcoinwallet is dan ook in zoverre anoniem. Maar als men bitcoins koopt en daarvoor betaalt met giraal geld - of bitcoins te gelde maakt en de waarde laat bijschrijven op de eigen bankrekening - dan is er een koppeling tussen een bitcoinwallet en een bankrekening en is er van anonimiteit geen sprake meer. Bij de bitcoin-handelaren die in de zaak- IJsberg voorwerp van onderzoek zijn, kon men bitcoins inwisselen tegen contant geld zodat de anonimiteit van de verkoper gewaarborgd bleef.
De technologie achter de bitcoin is de blockchain of blokketen, een soort openbaar archief of kasboek van alle bitcoin-transacties. De blockchain maakt van iedere bitcoin in chronologische volgorde zichtbaar in welke wallets hij is gehouden.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft (partieel) vrijspraak van feit 1 bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de officier van justitie ten onrechte twee bitcoinwallets aan de verdachte toeschrijft. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte ook de bitcoinwallet met het adres [IP-adres 1] heeft gebruikt, waardoor hij van het witwassen van de aan die wallet gerelateerde bitcoins/geld dient te worden vrijgesproken. Overigens kan het medeplegen niet worden bewezen.
Voorts is aangevoerd dat de verdachte van het onder 1b tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, omdat met betrekking tot de overige bitcoins/geld geen verhullings- of verbergingshandelingen zijn verricht.
4.2.3.
Beoordeling
De rechtbank acht het aannemelijk dat de verdachte heeft gehandeld in verdovende middelen. Uitbetaling daarvan geschiedde in bitcoins. De verdachte wisselde een groot deel van die bitcoins vervolgens om in euro’s.
Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte op meerdere momenten grote hoeveelheden bitcoins heeft gewisseld tegen contanten bij een bitcoin-handelaar die daarvoor een tarief van 5-7% berekende. De transacties vonden plaats in een openbare gelegenheid, bij een Starbucks in Den Haag.
Vaststaat dat de verdachte hierbij gebruik maakte van de bitcoinwallet met het adres [IP-adres 2] . Via deze wallet heeft de verdachte in de periode van 20 april 2015 tot en met 18 november 2015 621,61 bitcoins (met een waarde op dat moment van circa € 146.673,65) verzilverd. Een aanzienlijk deel daarvan, te weten 504,97 bitcoins, is verkocht aan bitcoin-handelaar [naam medeverdachte] .
De rechtbank is van oordeel dat ook de bitcoinwallet met het adres [IP-adres 1] aan de verdachte kan worden toegeschreven.
Via deze wallet zijn in een eerdere periode, te weten van 19 december 2014 tot en met 13 april 2015, 366,50 bitcoins (toentertijd circa € 83.300,42) verkocht. Alle transacties, die steeds enkele duizenden euro’s behelzen, hebben plaatsgevonden met dezelfde [naam medeverdachte] .
In de bij de verdachte aangetroffen mobiele telefoon stonden berichten van [naam medeverdachte] .
Op 27 februari 2015 stuurt [naam medeverdachte] dat hij 15 minuten later is en stuurt hij zijn walletadres. In wallet [IP-adres 1] vindt vervolgens na circa 15 minuten een transactie plaats met de wallet van [naam medeverdachte] . Op 13 maart 2015 stuurt [naam medeverdachte] dat hij 10 minuten later is en even later vraagt [naam medeverdachte] of ‘hij’ er al is. Ook hier vindt na circa 15 minuten een transactie plaats tussen wallet [IP-adres 1] en de wallet van [naam medeverdachte] .
Gelet op de vergelijkbare transacties in de wallets [IP-adres 2] en [IP-adres 1] , de vrijwel naadloos op elkaar aansluitende periodes en de berichten van [naam medeverdachte] op de bij de verdachte aangetroffen telefoon in combinatie met de kort daarop plaatsvindende transacties, acht de rechtbank de gehele hoeveelheid bitcoins zoals opgenomen in de tenlastelegging bewezen.
De verdachte heeft een deel van zijn bitcoins ingewisseld tegen contant geld bij een handelaar die hem anonimiteit garandeerde. Met deze omzetting is de criminele herkomst van de bitcoins, die immers via de blokketen had kunnen worden herleid, verhuld. Nu er overigens geen vermogen onder de verdachte is aangetroffen moet het ervoor worden gehouden dat hij de overige criminele opbrengsten heeft gebruikt. Al met al luidt de slotsom dat de verdachte grote hoeveelheden bitcoins en geldbedragen heeft witgewassen. De duur en de intensiteit daarvan maakt dat de verdachte van dat witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Het omwisselen van bitcoins tegen euro`s heeft plaatsgevonden in een nauwe en bewuste samenwerking met de handelaar die anonimiteit garandeerde. Hierbij is sprake geweest van een gezamenlijke uitvoering. De bijdragen van de betrokkenen, twee onafhankelijk van elkaar opererende marktpartijen, zijn elk van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
4.2.4.
Conclusie
Het feit is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 27 februari 2015 tot en met 19 januari 2016 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
a.
(telkens) voorwerpen, te weten een hoeveelheid van 988,11 bitcoins, en grote (girale en/of contante) geldbedragen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en van genoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader van het plegen van dat feit een gewoonte hebben gemaakt,
b.
(telkens) van voorwerpen, te weten een hoeveelheid van 988,11 bitcoins, en (grote) (girale en/of contante) geldbedragen, de werkelijke aard, de herkomst, heeft verborgen en/of verhuld, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader van het plegen van dat feit een gewoonte hebben gemaakt;
2.
hij op 19 januari 2016 te 's-Gravenhage, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 203 ampullen/buisjes ( [documentnaam] ), van een materiaal bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB (4-hydroxyboterzuur) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
en
ongeveer drieënvijftig (53) tabletten/pillen en 51,9 gram ( [documentnaam] ), bevattende MDMA (3,4 methyleendioxymethamfetamine) en/of MDA (tenamfetamine) en/of MDEA (3,4 methyleendioxyethylamfetamine, synoniem: N-ethyl-MDA) en/of afmetamine, zijnde MDMA (3,4 methyleendioxymethamfetamine) en/of MDA (tenamfetamine) en/of MDEA (3,4 methyleendioxyethylamfetamine, synoniem: N-ethyl-MDA) en/of afmetamine (te weten zogeheten XTC-pillen), (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 27 februari 2015 tot en met 19 januari 2016, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA en/of amfetamine (te weten zogeheten XTC-pillen), zijnde MDA en MDMA en MDEA en N-ethylMDA en amfetamine,
en
een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB (4-hydroxyboterzuur),
telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen voorwerpen te weten:
- verpakkingsmaterialen en
- meerdere weegschalen en
- een vacuümsealer en
- een laptop en een desktop en meerdere mobiele telefoons en diverse (andere) gegevensdragers en
andere voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid feiten
Kwalificatieverweer witwassen
Standpunt verdediging
Het bewezenverklaarde kan niet als witwassen worden gekwalificeerd, omdat sprake is van een eigen misdrijf zonder verhullende handelingen.
Beoordeling
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van het enkele verwerven of voorhanden hebben door de verdachte van bitcoins en/of geld uit een door hemzelf begaan misdrijf. Door de bitcoins om te wisselen in euro’s heeft de verdachte, zoals hiervoor is bewezenverklaard, de werkelijke aard en herkomst verhuld. Bovendien zijn de voorwerpen door de verdachte gebruikt. Het verweer wordt dan ook verworpen.
De bewezenverklaarde feiten leveren op:
1. medeplegen van gewoontewitwassen
2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
3. om een feit, bedoeld in het vierde/vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dit feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
6. Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering straf
7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de handel in synthetische drugs. In zijn woning zijn daartoe diverse goederen, waaronder pillen, stoffen, vloeistoffen, een vacuümsealer, weegschalen en verpakkingsmateriaal aangetroffen.
De handel in synthetische drugs dient krachtig te worden bestreden wegens de schadelijkheid van deze drugs voor de volksgezondheid. Bovendien ondervindt de samenleving ernstige overlast ten gevolge van de handel in harddrugs. Het gebruik van harddrugs genereert immers op haar beurt strafbare feiten met alle nadelige gevolgen van dien. Daarom wordt niet alleen tegen de daadwerkelijke productie en handel ervan, maar ook tegen voorbereidingshandelingen daartoe, fors opgetreden.
Verdachte heeft kennelijk enkel uit winstbejag gehandeld en zich totaal niet bekommerd om de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de integriteit van het financiële handelsverkeer. Ook worden op deze manier inkomens en vermogens onttrokken aan het zicht van de belastingdienst.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van3 oktober 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd10 januari 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
Door de forensische polikliniek van Palier is bij de verdachte als diagnose een depressieve stoornis NAO en sociale angst vastgesteld. Doordat de verdachte niet over de ten laste gelegde delicten wil praten blijven de gesprekken met de reclassering oppervlakkig. Bij momenten is de verdachte open over zijn gameverslaving, het aan huis gebonden zijn door zijn sociale angst en de gevolgen daarvan, de gameverslaving. Vooralsnog richten behandeling en begeleiding zich hierop. De reclassering onderschrijft dat er sprake is van problematiek die de kans op recidive in delictgedrag zou kunnen verhogen, zoals dagbesteding, financiën, onduidelijk beeld ten aanzien van drugs en alcohol, emotioneel welzijn en denkpatronen. Geadviseerd wordt, bij veroordeling, een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, behandelverplichting bij de Forensische Polikliniek de Waag of soortgelijke instelling, een drugs- of alcoholverbod en andere voorwaarden het gedrag betreffende namelijk inschrijven voor een studie en het aanvragen van een studiefinanciering.
Op 13 oktober 2017 is door de reclassering een voortgangsverslag opgemaakt. Hieruit blijkt dat de verdachte zich voldoende heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden. Hij heeft voldaan aan zijn meldplicht en tijdens de gesprekken heeft hij een coöperatieve en open houding laten zien. De verdachte is aangemeld bij de Forensische kliniek Palier en op 2 mei 2017 heeft daar een intake gesprek plaatsgevonden. Hij komt de afspraken met de behandelaar na. Verder is hij gestart met een [naam opleiding] te [plaats] per september 2017 en verblijft hij daar in een studentenwoning.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de rechtbank geen aansluiting zoekt bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor fraude omdat de bewezenverklaarde gedragingen niet in een frauduleuze context hebben plaatsgevonden. De straf is dan ook lager dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
8. In beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen verbeurd te verklaren. De rechtbank is evenwel van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de voorwerpen zijn verkregen door middel van of uit de baten van de bewezenverklaarde strafbare feiten. Ten aanzien van het beslag zal de rechtbank echter geen beslissing nemen nu daarop slechts conservatoir beslag rust.
9. Voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. De rechtbank zal dit echter niet volgen nu zij opheffing van de schorsing thans niet opportuun acht.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
11. Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
12. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 t/m 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
- -
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- -
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- -
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan controles hierop;
3. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Forensisch Polikliniek de Waag of een soortgelijke instelling, zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt, en zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hieromtrent geeft ook indien dit inhoudt een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken;
4. de veroordeelde zal ingeschreven blijven bij de opleiding die hij vanaf september 2017 volgt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
en mrs. J.C.M. Persoon en J. de Lange, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 november 2017.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 februari
2015 tot en met 19 januari 2016 te Rotterdam en/of Schiedam en/of
's-Gravenhage, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a.
(telkens) een of meer voorwerpen, te weten een (grote) hoeveelheid bitcoins
en/of (grote) (girale en/of contante) geldbedragen een hoeveelheid van 988, 11 bitcoins, althans een (grote) hoeveelheid bitcoins en/of een of meer geldbedrag( en) van in totaal 229 .974,07 euro, althans een of meer (grote) (girale en/of contante) geldbedrag( en),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit
een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
b.
(telkens) van voorwerpen, te weten een (grote) hoeveelheid bitcoins en/of
(grote) (girale en/of contante) geldbedragen een hoeveelheid van 988, 11 bitcoins, althans een (grote) hoeveelheid bitcoins en/of een of meer geldbedrag( en) van in totaal 229 .974,07 euro, althans een of meer (grote) (girale en/of contante) geldbedrag( en),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft
verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen
was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen
voorhanden heeft/hebben gehad,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit
een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 19 januari 2016 te 's-Gravenhage, althans in Nederland
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 203 ampullen/buisjes ( [documentnaam] ), in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal
bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB (4-hydroxyboterzuur)
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
en/of
ongeveer drieënvijftig (53) tabletten/pillen en/of 51,9 gram ( [documentnaam] ),
althans één of meerdere tabletten/pillen, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal
bevattende MDMA (3,4 methyleendioxymethamfetamine) en/of MDA (tenamfetamine)
en/of MDEA (3,4 methyleendioxyethylamfetamine, synoniem: N-ethyl-MDA) en/of
afmetamine, zijnde MDMA (3,4 methyleendioxymethamfetamine) en/of MDA
(tenamfetamine) en/of MDEA (3,4 methyleendioxyethylamfetamine, synoniem:
N-ethyl-MDA) en/of afmetamine (te weten zogeheten XTC-pillen),
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op een of meer tijdstippen in op of omstreeks de periode van 27 februari
2015 tot en met 19 januari 2016, althans op 19 januari 2016, te 's-Gravenhage,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van
Nederland brengen en/of telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken en/of vervoeren van
een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA en/of amfetamine (te
weten zogeheten XTC-pillen), zijnde MDA en MDMA en MDEA en N-ethylMDA en
amfetamine,
en/of
een hoeveelheid van een materiaal
bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB (4-hydroxyboterzuur),
(telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
I en/of (een) ander(e) materia(a)l(en) bevattende (een) middel(en) vermeld op
de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen
voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen, te weten:
- verpakkingsmateria(a)l(en) en/of
- een meerdere weegschalen en/of
- een vacuümsealer en/of
- een laptop en/of een desktop en/of een of meerdere mobiele telefoons en/of
diverse (andere) gegevensdrager(s) en/of
- bitcoins en/of/althans
andere voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of
gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte
wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot
het plegen van dat/die feit(en);
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet