NJ 2019/21
Procesrecht. Proceskosten; kostenveroordeling in incidenteel hoger beroep; maatstaf. Voorwaarde waaronder incidenteel cassatieberoep is ingesteld; uitleg voorwaarde.
HR 14-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2262
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
14 december 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, C.E. du Perron, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
17/05035
- Conclusie
A-G mr. W.L. Valk
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS111010:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2262, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑12‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1170, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑10‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑02‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑10‑2017
- Wetingang
Essentie
Procesrecht. Proceskosten; kostenveroordeling in incidenteel hoger beroep; maatstaf. Voorwaarde waaronder incidenteel cassatieberoep is ingesteld; uitleg voorwaarde.
Samenvatting
Indien thans eiseres tot cassatie, die door de rechtbank in het gelijk was gesteld, in de vorm van een incidenteel hoger beroep verweer heeft gevoerd, mag deze omstandigheid niet ertoe leiden dat verwerping van haar verweren eiseres op een kostenveroordeling komt te staan (zie onder meer HR 11 mei 2012, NJ 2012/319, r.o. 3.2). Eiseres heeft evenwel in het incidentele hoger beroep haar eis vermeerderd. Daarmee streefde eiseres een andere uitkomst van de procedure na dan het dictum ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.