Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier, nr. PL0981 2011258669 (onderzoek BRIFT1108), bevinden, inhoudende negen ordners, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, sub vijf, van het Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
Rb. Midden-Nederland, 08-04-2015, nr. 16-711709-11
ECLI:NL:RBMNE:2015:2388
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
08-04-2015
- Zaaknummer
16-711709-11
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2015:2388, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 08‑04‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 08‑04‑2015
Inhoudsindicatie
Faillissementsfraude. Bedrieglijke bankbreuk door bestuurder: onttrekken goed aan boedel en administratieverplichting. Feitelijk leidinggeven aan onttrekken goed aan pandrecht. Deels vrijspraak.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/711709-11 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 8 april 2015 bij verstek gewezen
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren [1977] te [geboorteplaats] (België),
zonder bekende woon- of verblijfsplaats in Nederland.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2014 en 18 maart 2015. Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 25 maart 2015. Ter terechtzitting is verschenen mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht, die heeft aangegeven niet uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om de verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij, ingediend door mr. R.D.C. Jonker, curator, namens [bedrijf 1]
Mr. Jonker heeft ter terechtzitting de vordering nader toegelicht.
De zaak is gelijktijdig -maar niet gevoegd- ter terechtzitting behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummer: 16/711707-11) en [medeverdachte 2] (parketnummer: 16/711708-11).
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:
Ten aanzien van feit 1:
primair: verdachte (in vereniging), in de periode van 31 mei 2010 tot en met 31 oktober 2010, als bestuurder van [stichting 1] en/of [bedrijf 1], die op 17 augustus 2010 in staat van faillissement is verklaard, zich schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude door twee auto’s en meerdere geldbedragen aan de boedel te onttrekken.
subsidiair: de [stichting 1] (in vereniging), in de periode van 31 mei 2010 tot en met 31 oktober 2010, terwijl [bedrijf 1] op 17 augustus 2010 in staat van faillissement is verklaard, zich schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude door twee auto’s en meerdere geldbedragen aan de boedel te onttrekken, terwijl verdachte (in vereniging) hiertoe opdracht / feitelijk leiding heeft gegeven.
Ten aanzien van feit 2:
primair: verdachte (in vereniging), in de periode van 7 juli 2010 tot en met 30 december 2011, als bestuurder van [bedrijf 1], die op 17 augustus 2010 in staat van faillissement is verklaard, zich schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude door niet te voldoen aan zijn verplichting tot het voeren, het bewaren en te voorschijn brengen van een administratie.
subsidiair: de [stichting 1] (in vereniging), in de periode van 31 mei 2010 tot en met 30 december 2011, terwijl [bedrijf 1] op 17 augustus 2010 in staat van faillissement is verklaard, zich schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude door niet te voldoen aan zijn verplichting tot het voeren, het bewaren en te voorschijn brengen van een administratie, terwijl verdachte (in vereniging) hiertoe opdracht / feitelijk leiding heeft gegeven.
Ten aanzien van feit 3:
primair: verdachte (in vereniging), in de periode van 31 mei 2010 tot en met 31 oktober 2010, als bestuurder van [bedrijf 1], die op 17 augustus 2010 in staat van faillissement is verklaard, zich schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude door een grote hoeveelheid handelsgoederen aan de boedel te onttrekken.
subsidiair: de [stichting 1] (in vereniging), in de periode van 31 mei 2010 tot en met 31 oktober 2010, als bestuurder van [bedrijf 1], die op 17 augustus 2010 in staat van faillissement is verklaard, zich schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude door een grote hoeveelheid handelsgoederen aan de boedel te onttrekken, terwijl verdachte (in vereniging) hiertoe opdracht / feitelijk leiding heeft gegeven.
meer subsidiair: verdachte (in vereniging), in de periode van 7 juli 2010 tot en met 23 juli 2010, een grote hoeveelheid handelsgoederen van [bedrijf 2] B.V. heeft verduisterd.
meest subsidiair: verdachte (in vereniging), in de periode van 7 juli 2010 tot en met 23 juli 2010, een grote hoeveelheid handelsgoederen van [bedrijf 2] B.V. heeft gestolen.
Ten aanzien van feit 4:
primair: verdachte (in vereniging), in de periode van 6 september 2010 tot en met 29 september 2011, als bestuurder van de [stichting 2] en/of [bedrijf 3], die op 1 maart 2011 in staat van faillissement is verklaard, zich schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude door een auto aan de boedel te onttrekken.
subsidiair: de [stichting 2] (in vereniging), in de periode van 6 september 2010 tot en met 29 september 2011, als bestuurder van [bedrijf 3], die op 1 maart 2011 in staat van faillissement is verklaard, zich schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude door een auto aan de boedel te onttrekken, terwijl verdachte (in vereniging) hiertoe opdracht / feitelijk leiding heeft gegeven.
Ten aanzien van feit 5:
[bedrijf 3] (in vereniging), in de periode van 6 september 2010 tot en met 29 september 2011, opzettelijk haar eigen goed, te weten een buigmachine, aan het hierop gevestigde pandrecht heeft onttrokken, terwijl verdachte (in vereniging) hiertoe opdracht / feitelijk leiding heeft gegeven.
Ten aanzien van feit 6:
primair: verdachte (in vereniging), in de periode van 6 september 2010 tot en met 29 september 2011, als bestuurder van de [stichting 2] en/of [bedrijf 3], die op 1 maart 2011 in staat van faillissement is verklaard, zich schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude door niet te voldoen aan zijn verplichting tot het voeren, het bewaren en te voorschijn brengen van een administratie.
subsidiair: [bedrijf 3] (in vereniging), in de periode van 6 september 2010 tot en met 29 september 2011, terwijl die op 1 maart 2011 in staat van faillissement is verklaard, zich schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude door niet te voldoen aan zijn verplichting tot het voeren, het bewaren en te voorschijn brengen van een administratie, terwijl verdachte (in vereniging) hiertoe opdracht / feitelijk leiding heeft gegeven.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft voor het onder de feiten 1 en 3 ten laste gelegde vrijspraak gevorderd. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de feiten 2, 4, 5 en 6 onder primair ten laste gelegde heeft begaan, -kort gezegd- het (mede)plegen van bedrieglijke bankbreuk als bestuurder en het onttrekken van een goed aan het pandrecht, en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 1, 2 en 3
De rechtbank acht op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van de hem onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde bedrieglijke bankbreuk, dan wel hiertoe feitelijk leiding of opdracht heeft geven, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers. Evenmin acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich met betrekking tot de handelsvoorraad schuldig heeft gemaakt aan verduistering of diefstal, ten laste gelegde onder feit 3 meer en meest subsidiair.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het hem onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde, (telkens) onder primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4, 5 en 6 telkens onder primair De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.1.
[bedrijf 3]
Medeverdachte [medeverdachte 2] was vanaf de oprichting op 6 september 2010 tot 8 december 2010 bestuurder van de [stichting 2]. [medeverdachte 2] wordt door verdachte [verdachte] opgevolgd als bestuurder van de stichting van 8 december 2010 tot 22 december 2010, waarna de stichting wordt overgedragen aan [A].2.
De [stichting 2] is op 1 december 2010 enig aandeelhouder geworden van de vennootschap [bedrijf 4] Per 1 december 2010 is [verdachte] bestuurder geworden van deze vennootschap.3.
[bedrijf 4] is sinds 21 augustus 2008 enig aandeelhouder en bestuurder van de vennootschap [bedrijf 3], gevestigd te [vestigingsplaats].4.Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 1 maart 2011 is [bedrijf 3] in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van mr. J.V. Maduro als curator.5.
Financiële positie van [bedrijf 3] voor faillissement
[getuige 1] was tot 1 december 2010 bestuurder van [bedrijf 4] en indirect bestuurder van [bedrijf 3]6.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij verkoopmogelijkheden is gaan bekijken omdat de onderneming [bedrijf 3] het niet erg goed deed en indien de economie niet zou aantrekken in het komende jaar gevaar voor faillissement zou kunnen komen.7.Via een incassobureau kwam hij in november 2010 in contact met [verdachte]. [verdachte] wilde voor de verkoop een boekenonderzoek doen. De verkoop heeft plaatsgevonden op 1 december 2010.8.
Getuige [getuige 2], een voormalig werknemer van [bedrijf 3], heeft verklaard dat de hoeveelheid werk afnam en dat het minder goed ging met het bedrijf.9.Hij hoorde pas op 10 december 2010 dat het bedrijf verkocht was. De bedrijfsmachines waren toen al weg. [verdachte] kwam langs als nieuwe eigenaar. [getuige 2] is formeel nooit geïnformeerd over een ontslag of het stoppen van de bedrijfsvoering.10.Sindsdien kreeg hij ook geen salaris meer. Om achterstallig salaris te verkrijgen is hij een procedure begonnen.11.
Onttrekken bedrijfsauto en niet voldoen aan de administratieverplichting Door de curator is aangifte gedaan van faillissementsfraude. [verdachte] heeft niet voldaan aan de vordering tot overhandiging van de volledige administratie. Ook heeft hij niet gereageerd op een aanschrijven met betrekking tot de aan curanda in eigendom toebehorende auto. Iedere informatie en documentatie omtrent de plaats waar het machinepark van curanda zich bevond en thans nog bevindt ontbreekt.12.Namens de curator is tevens aangifte gedaan met betrekking tot de Ford Fiesta, kenteken [kenteken], eigendom van [bedrijf 3] en vallende onder het faillissementsbeslag. Door de bestuurders is niet voldaan aan een verzoek tot het afleveren van deze bedrijfsauto.13.
Door de Duitse politie is de Ford Fiesta met kenteken [kenteken] op 16 maart 2011 in Düsseldorf aangetroffen en weggesleept. [verdachte] heeft vervolgens geprobeerd om de auto op te halen op het terrein in beslag genomen voertuigen.14.
[medeverdachte 2] heeft verklaard de [stichting 2] bij de Kamer van Koophandel te hebben overgedragen aan [verdachte] en [B]. Hij heeft toen ook de administratie van de stichting overgedragen.15.
[getuige 1] verklaart de gehele administratie van [bedrijf 3] en de auto te hebben ingeleverd bij [verdachte].16.[verdachte] heeft getekend voor ontvangst hiervan.17.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij een paar dagen na 10 december 2010 in het bedrijfspand van [bedrijf 3] zag dat [verdachte] de administratie aan het doornemen was.18.
Onttrekken van de buigmachine aan het pandrecht
Namens [bedrijf 5] B.V. (hierna: [bedrijf 5]) is aangifte gedaan van onttrekking aan pandrecht. Tussen [bedrijf 5] en [bedrijf 3] en [bedrijf 4], destijds vertegenwoordigd door [getuige 1], werd op 28 februari 2008 een financiële leaseovereenkomst gesloten ten behoeve van de aankoop van een buigmachine, merk CoilMate, type Standard Tooling Center, serienummer 190.046. Tot zekerheid van voldoening van de vordering is overeengekomen dat door [bedrijf 5] een pandrecht wordt gevestigd op de buigmachine.19.Voor [bedrijf 3] en [bedrijf 4] i.c. [getuige 1] of andere mogelijke vertegenwoordigers van deze vennootschappen hield dit onder andere in dat de omschreven machine niet mocht worden verkocht/geleverd aan derden dan wel dat de machine niet buiten de invloedsfeer van [bedrijf 5] mocht worden gebracht op het moment dat nog niet voldaan was aan al hetgeen [bedrijf 5] te vorderen had of mocht hebben uit hoofde van de leaseovereenkomst. Op enig moment werd door [bedrijf 5] achterstand in de termijnbetaling geconstateerd en dat de buigmachine uit het bedrijfspand was verdwenen.20.Aangever heeft toen onderzoek laten verrichten waaruit onder andere blijkt dat op 9 december 2010 de machines, waaronder de CoilMate, gedemonteerd en getransporteerd werden. Op 6 januari 2011 ondertekende [getuige 1] met [bedrijf 3], nu vertegenwoordigd door [verdachte], een koopovereenkomst tot aankoop van de CoilMate.21.Door [bedrijf 5] werd op 18 februari 2011 de leaseovereenkomst opgezegd. De vordering van [bedrijf 5] op [bedrijf 3] en [bedrijf 4] in relatie tot de overeenkomst bedroeg op dat moment nog € 99.584,93.22.De betreffende machine is buiten de invloedsfeer van [bedrijf 5] gebracht en/of onttrokken aan het volgens de overeenkomst gevestigde pandrecht, waardoor [bedrijf 5] is benadeeld.23.
[getuige 1] heeft verklaard in opdracht van [verdachte] de bedrijfsmachines begin december 2010 te hebben gedemonteerd. Blijkens deze opdrachtverstrekking ging dit om onder andere de Elcede Coilmate buigmachine.24.[verdachte] heeft de machines begin januari 2011 aan [getuige 1] verkocht.25.[verdachte] heeft (ook schriftelijk) aan [getuige 1] bevestigt dat deze vrij van financiering waren.26.Getuige [getuige 3] heeft verklaard de machines in januari 2011 van [getuige 1] te hebben gekocht.27.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 4, 5 en 6 telkens onder primair
Bestuurder in de zin van artikel 343 van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van de aan verdachte onder feit 4 en 6 onder primair ten laste gelegde feiten vereist is dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte ten tijde van de hem verweten handelingen als bestuurder van de betreffende rechtspersoon heeft gefungeerd. De rechtbank stelt vast dat verdachte van 8 december 2010 tot 22 december 2010 statutair bestuurder was van de [stichting 2]. Deze stichting is op 1 december 2010 aandeelhouder geworden van de vennootschap [bedrijf 4] en verdachte werd per die datum statutair bestuurder van deze B.V.. [bedrijf 4] is sinds 21 augustus 2008 bestuurder van de vennootschap [bedrijf 3] Gelet daarop is verdachte als formeel bestuurder van de [stichting 2] en [bedrijf 4] aan te merken en als indirect formeel bestuurder van [bedrijf 3], zoals bedoeld in artikel 343 van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op de -blijkens voornoemde bewijsmiddelen- door verdachte verrichte handelingen stelt de rechtbank vast dat verdachte, in en ook na december 2010, feitelijk is opgetreden als bestuurder van de vennootschap. De rechtbank merkt hem dan ook aan als bestuurder van [bedrijf 3] in de zin van artikel 343 van het Wetboek van Strafrecht (zie: Hoge Raad 3 december 1974, NJ 1975, 229).
Onttrekken auto aan de boedel (feit 4 onder primair)
Aan de hand van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de bedrijfsauto, behorende bij de boedel van [bedrijf 3] niet door de curator werd aangetroffen na het faillissement van 1 maart 2011. Verdachte heeft niet gereageerd op een verzoek van de curator tot het afleveren van deze auto. Nadat de auto op 16 maart 2011 door de politie in Düsseldorf (Duitsland) is aangetroffen, meldde verdachte zich als rechthebbende. Door verdachte is de bedrijfsauto, in de periode van 1 tot en met 16 maart 2011 onttrokken aan de boedel van [bedrijf 3]
Gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad hierover wordt met betrekking tot het bestandsdeel ‘ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers’ vereist dat ten tijde van de gedraging -tijdens faillissement verricht- ten minste een aanmerkelijke kans moet hebben bestaan dat de faillissementsschuldeisers daardoor zouden worden benadeeld in hun verhaalsmogelijkheden. Door het handelen van verdachte is een bedrijfsauto onttrokken die anders in de failliete boedel zou zijn gebleven, waaruit de schuldeisers voldaan hadden kunnen worden. Dit vermogensbestanddeel is onttrokken aan het zicht van de curator. Gelet hierop en op de slechte financiële omstandigheden waarin [bedrijf 3] zich al voor de overname door verdachte in december 2010 bevond, die -zoals uit de bewijsmiddelen volgt- ook voor verdachte kenbaar zijn geweest, is de rechtbank van oordeel dat door aldus te handelen verdachte de aanmerkelijke kans op verkorting van de rechten van de schuldeisers heeft doen ontstaan en dat verdachte deze kans ook bewust heeft aanvaard.
Administratieverplichting (feit 6 onder primair)
De rechtbank is van oordeel dat op grond van artikel 3:15i van het Burgerlijk Wetboek verdachte als indirect formeel en als feitelijk bestuurder van [bedrijf 3] verplicht was een administratie te voeren. Het is de rechtbank niet gebleken dat verdachte omtrent de door hem binnen de vennootschap verrichte handelingen een (deugdelijke) administratie heeft gevoerd en/of bewaard. Getuige [getuige 1] heeft verklaard de administratie aan verdachte te hebben overgedragen en heeft daarvan een schriftelijke bevestiging van [verdachte] overgelegd. Getuige [getuige 2] heeft verklaard verdachte de administratie te hebben zien doornemen. Aan de vordering van de curator tot het te voorschijn brengen van de administratie is door [verdachte] niet voldaan.
Verdachte heeft, in een schriftelijke reactie op een door de curator opgestelde vragenlijst (pagina 860 bijlage aangifte), aangegeven nooit over de administratie van [bedrijf 3] te hebben beschikt. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig, gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring eveneens is vereist dat -nu het (met name) gaat om handelingen voorafgaand aan faillissement- verdachte op het moment van diens gedragingen het opzet moet hebben gehad op de benadeling van de schuldeisers. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad gaat het hier om minstens voorwaardelijk opzet. De aanmerkelijke kans moet hebben bestaan dat een faillietverklaring met een tekort daarin zou volgen en dat de schuldeisers in het latere faillissement door de gedragingen zouden worden benadeeld in hun verhaalsmogelijkheden. Door het niet voeren, bewaren en te voorschijn brengen van administratie van de vennootschap wordt een doeltreffende afwikkeling van faillissement gefrustreerd. De boekhouding is aan het zicht van de curator onttrokken. De rechtbank is van oordeel dat ten tijde van het handelen van verdachte een faillissement reeds in zicht was, gelet op de slechte financiële omstandigheden waarin [bedrijf 3] zich al voor de overname door verdachte in december 2010 bevond, die -zoals uit de bewijsmiddelen volgt- ook voor verdachte kenbaar zijn geweest. De rechtbank is dan ook van oordeel dat door aldus te handelen verdachte de aanmerkelijke kans op verkorting van de rechten van de schuldeisers heeft doen ontstaan en dat verdachte deze kans ook bewust heeft aanvaard.
Feitelijk leidinggeven aan onttrekken goed aan pandrecht (feit 5)
De rechtbank stelt vast dat in het kader van een leaseovereenkomst een pandrecht is gevestigd op de buigmachine, welke eigendom was van [bedrijf 3] Deze leaseovereenkomst is gesloten door [getuige 1], de toenmalige vertegenwoordiger van de vennootschap. Blijkens de aangifte gedaan namens [bedrijf 5] heeft de vennootschap slechts een klein deel van de betalingen voldaan. De machine is vervolgens niet in het bedrijfspand aangetroffen. [bedrijf 5] is hierdoor benadeeld voor het openstaande vorderingsbedrag. [getuige 1] heeft verklaard dat [verdachte], voorafgaande aan de overname van [bedrijf 3], een boekenonderzoek heeft gedaan. [verdachte] heeft (onder andere) deze vennootschap op 1 december 2010 overgenomen. Getuige [getuige 2] verklaart te hebben gezien dat [verdachte] vlak na de overname de administratie aan het doornemen was. Door [getuige 1] is bij aankoop van de buigmachine nog geïnformeerd of deze vrij was van financiering. Dit is door [verdachte] bevestigd. De buigmachine is vervolgens door [verdachte] namens [bedrijf 3] verkocht aan [getuige 1].
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [bedrijf 3] door de betreffende buigmachine op de wijze als in de bewijsmiddelen omschreven te verkopen op z’n minst genomen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de betreffende machine aan het hierop gevestigde pandrecht zou worden onttrokken. Tevens is de rechtbank van oordeel dat verdachte aan deze verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven. Verdachte heeft als (indirect) bestuurder van deze vennootschap maatregelen ter voorkoming van die gedraging -hoewel daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden- achterwege gelaten en zo bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedraging zich zou voordoen, zodat hij die gedraging opzettelijk heeft bevorderd. De mogelijkheid van het uitoefenen van het ten behoeve van deze machine gevestigde pandrecht is hierdoor belet en de machine is aldus onttrokken aan het pandrecht als bedoeld in artikel 348 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte -kort gezegd- zich schuldig heeft gemaakt aan:
- -
bedrieglijke bankbreuk als bestuurder door het onttrekken van een auto aan de boedel,
- -
bedrieglijke bankbreuk als bestuurder door het niet voldoen aan de op hem rustende administratieverplichting, en
- -
het feitelijk leiding geven aan het onttrekken van de buigmachine aan het daarop gevestigde pandrecht.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen komt de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 5 en 6 tot een kortere pleegperiode dan ten laste gelegd, conform de vordering van de officier van justitie hieromtrent en zoals weergegeven in rubriek 5.
Met betrekking tot feit 4 acht de rechtbank wat betreft de pleegperiode bewezen: in de periode van 1 maart 2011 tot en met 16 maart 2011. Het meer of anders ten laste gelegde dan hiervoor genoemd acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen, met name niet dat verdachte deze feiten tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.2 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
feit 4 primair:
op een of meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 1 maart 2011 tot en met 16 maart 2011, in Nederland, als bestuurder van een rechtspersoon, te weten de [stichting 2] en [bedrijf 3], terwijl [bedrijf 3] bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Utrecht op 1 maart 2011 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van
[bedrijf 3], het navolgende goed aan de boedel heeft onttrokken, te
weten
een auto, (merk Ford, type Fiësta, voorzien van kenteken [kenteken]).
feit 5:
[bedrijf 3], op een of meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 8 december 2010 tot en met 19 januari 2011, in Nederland, opzettelijk haar eigen goed, te weten een buigmachine, merk Coilmate, type Standaard Tooling Center, voorzien van serienummer 190.046, heeft onttrokken aan het pandrecht dat door [bedrijf 5] B.V. op voren omschreven buigmachine is gevestigd, immers heeft [bedrijf 3] voornoemde buigmachine overgedragen aan anderen zonder hiertoe toestemming te hebben verkregen van [bedrijf 5] B.V, zulks terwijl hij, verdachte, aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven.
feit 6 primair:
op een of meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 8 december 2010 tot en met 29 september 2011, in Nederland, als bestuurder van [stichting 2] en [bedrijf 3], terwijl [bedrijf 3] bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Utrecht op 1 maart 2011 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon [bedrijf 3], niet heeft voldaan aan de op hem, verdachte, rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd.
De rechtbank overweegt dat, gelet op het ten laste gelegde onder feit 2 en op de tenlasteleggingen van de medeverdachten op dit punt, sprake is van een kennelijke verschrijving met betrekking tot de administratieverplichting ten laste gelegd onder feit 6 primair. Om die reden leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd en leest na “niet heeft voldaan of niet voldeed aan de op” in: “hem, verdachte, en/of”.
Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
feit 4 primair:
als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon een goed aan de boedel onttrekken.
feit 5:
feitelijk leiding geven aan opzettelijk zijn eigen goed onttrekken aan een pandrecht van een ander.
feit 6 primair:
als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon niet voldoen aan de op hem rustende verplichting ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het bewaren en tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder feit 2, 4, 5 en 6 telkens onder primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest.
De officier van justitie heeft hierbij gelet op de ernst van de feiten, het forse benadelingsbedrag zoals opgegeven door de curator ten aanzien van feit 2 en de rol van verdachte in het geheel. In het voordeel van verdachte wordt rekening gehouden met diens blanco strafblad en de overschrijding van de redelijke termijn.
8.2.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich als bestuurder van een vennootschap schuldig gemaakt aan faillissementsfraude. Hij heeft een auto onttrokken aan de boedel en niet voldaan aan de op hem rustende verplichting een inzichtelijke administratie bij te houden dan wel aan de curator te overleggen, dit terwijl een faillissement van die onderneming in het vooruitzicht lag. Door die handelingen heeft hij het aanstaande faillissement van de onderneming bespoedigd en zijn de schuldeisers benadeeld in hun verhaalsmogelijkheden. Tevens heeft verdachte een goed aan het hierop gevestigde pandrecht onttrokken. Dit handelen is buitengewoon kwalijk te noemen. Niet alleen omdat de gedupeerde schuldeisers financiële schade leiden, maar ook omdat dergelijke vormen van fraude het vertrouwen tussen ondernemers onderling, dat van essentieel belang is voor een goed functionerend handelsverkeer, aantasten. De rechtbank houdt met betrekking tot de ernst van de feiten tevens rekening met het forse benadelingsbedrag veroorzaakt door de gepleegde faillissementsfraude. In het dossier zijn aanknopingspunten te vinden waardoor de waarde van het verdwenen machinepark van de vennootschap kan worden geschat op ruim € 100.000,- of meer.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 oktober 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder veroordeeld is.
De rechtbank betrekt verder bij haar oordeel dat de redelijke termijn waarbinnen de strafzaak moet zijn behandeld is overschreden. Vooropgesteld moet worden dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank ziet in de concrete omstandigheden van deze zaak aanleiding te bepalen dat de termijn een aanvang heeft genomen op het moment dat verdachte is aangehouden, te weten 28 december 2011. Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat op het moment dat in eerste aanleg vonnis wordt gewezen, de vervolging van verdachte meer dan twee jaar in beslag heeft genomen. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een omstandigheid die een langere termijn rechtvaardigt en derhalve is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoel in artikel 6 EVRM.
Gelet op deze overschrijding van de redelijke termijn ziet de rechtbank reden om af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd en zal zij -hoewel de feiten een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen- een kortere gevangenisstraf opleggen. Een andere modaliteit dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank niet passend of geboden gelet op de omstandigheid dat verdachte geen bekende woon- of verblijfplaats heeft in Nederland of elders. Ook anderszins heeft de rechtbank hier geen aanleiding toe. De rechtbank zal een deel van de straf voorwaardelijk opleggen om te dienen als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden opnieuw de fout in te gaan.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
9. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Namens de benadeelde partij [bedrijf 1] is door mr. R.D.C. Jonkers, curator, met betrekking tot het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden schade, te weten € 312.175,42 zijnde het tekort in het faillissement. Hierbij is verzocht tot toepassing van de wettelijke rente en veroordeling in de executiekosten van het vonnis.
9.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft primair gevorderd de toewijzing van de gehele vordering. De officier van justitie heeft zich op het subsidiaire standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de crediteur [bedrijf 2] B.V. onvoldoende onderbouwd is en dat de vordering met betrekking tot dit gedeelte niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Het restant van de vordering is voor toewijzing vatbaar.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat, zoals hiervoor is overwogen, verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
11. Beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder feit 1, 2 en 3 (telkens) onder primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 4 primair:
als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon een goed aan de boedel onttrekken.
feit 5:
feitelijk leiding geven aan opzettelijk zijn eigen goed onttrekken aan een pandrecht van een ander.
feit 6 primair:
als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon niet voldoen aan de op hem rustende verplichting ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het bewaren en tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld.
Strafbaarheid Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, te weten vier maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Benadeelde partij
Verklaart [bedrijf 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, voorzitter,
mrs. N.E.M. Kranenbroek en G.A. Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Strijbos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 april 2015.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat:
1.
Primair
hij, op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
31 mei 2010 tot en met 31 oktober 2010,
te Maarssen, (althans) in de provincie Utrecht en/of te Hoogeveen, en/of
(elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meerdere rechtsperso(o)n(en) en/of
natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
als bestuurder van een rechtspersoon, te weten
[stichting 1] en/of [bedrijf 1],
welke vennootschap [bedrijf 1] bij vonnis van de arrondissementsrechtbank
te Utrecht op 17 augustus 2010 in staat van faillissement is verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van
[bedrijf 1],
een of meerdere van de navolgende goed(eren)aan de boedel heeft onttrokken, te
weten
een auto (voorzien van kenteken [kenteken])
en/of
een auto (voorzien van kenteken [kenteken]
en/of een of meerdere geldbedrag(en) (in totaal 19.600,-);
art 343 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 343 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 343 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 343 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
de [stichting 1], op een of meerdere tijdstip(pen)
gelegen in of omstreeks de periode van 31 mei 2010 tot en met 31 oktober 2010,
te Maarssen, (althans) in de gemeente Stichtse Vecht en/of te Hoogeveen, en/of
(elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meerdere rechtsperso(o)n(en) en/of
natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
terwijl [bedrijf 1] bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Utrecht
op 17 augustus 2010 in staat van faillissement is verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van
[bedrijf 1].,
een of meerdere van de navolgende goed(eren)aan de boedel heeft onttrokken, te
weten
een auto (voorzien van kenteken [kenteken])
en/of
een auto (voorzien van kenteken [kenteken]
en/of een of meerdere geldbedrag(en) (in totaal 19.600,-),
zulks terwijl hij, verdachte,tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen (telkens) tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft
gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven;
art. 343 ahf sub 4 j.o. 341 j.o. 51 Wetboek van strafrecht
art 341 ahf/ond a ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op een of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van
7 juli 2010 tot en met 30 december 2011, te Maarssen, (althans) in de
provincie Utrecht en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meerdere natuurlijke perso(o)n(en) en/of
een of meerdere rechtsperso(o)n(en),
als bestuurder van [bedrijf 1], welke vennootschap bij vonnis van de
arrondissementsrechtbank Utrecht op 17 augustus 2010 in staat van
faillisssement is verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de
rechtspersoon [bedrijf 1],
niet heeft voldaan op de op hem, verdachte, en/of verdachtes mededader(s)
rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie
ingevolge artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en
het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers
in dat artikel bedoeld;
art 343 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[stichting 1] op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in
of omstreeks de periode van 31 mei 2010 tot en met 30 december 2011,
te Maarssen, (althans) in de gemeente Stichtse Vecht en/of te Hapert,
(althans) in de gemeente Bladel en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meerdere natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en),althans alleen,
terwijl [bedrijf 1] bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Utrecht
op 17 augustus 2010 in staat van faillissement is/zijn verklaard,
ter bedriegelijke verkorting van de rechten van schuldeisers niet heeft
voldaan aan de op [stichting 1] en/of [bedrijf 1]
en/of haar/hun mededader(s) rustende verplichtingen ten opzichte van het
voeren van een administratie ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het
Burgerlijk Wetboek en/of het bewaren en/of het tevoorschijn brengen van de
boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers in dat artikel
bedoeld,
zulks terwijl hij, verdachte,tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen (telkens) tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft
gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven;
Art. 51 Wetboek van strafrecht j.o.
art 341 ahf/ond a ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht
3.
Primair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 31
mei 2010 tot en met 31 oktober 2010,te Maarssen, (althans) in de provincie
Utrecht en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meerdere rechtsperso(o)n(en) en/of
natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
als bestuurder van [bedrijf 1], terwijl [bedrijf 1] bij vonnis van
de arrondissementsrechtbank te Utrecht op 17 augustus 2010 in staat van
faillissement is verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van
[bedrijf 1],
een of meerdere van de navolgende goed(eren)aan de boedel heeft onttrokken, te
weten
een grote hoeveelheid handelsgoederen (met een waarde tussen ongeveer 100.000
euro en 150.000 euro);
Art.47/1/1 Wetboek van strafrecht j.o.
art 343 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 343 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 343 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 343 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
de [stichting 1], op een of meerdere tijdstip(pen)
gelegen in of omstreeks de periode van 31 mei 2010 tot en met 31 oktober 2010,
te Maarssen, (althans) in de provincie Utrecht, en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meerdere rechtsperso(o)n(en) en/of
natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
als bestuurder van een rechtspersoon, te weten [bedrijf 1] ,
welke vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Utrecht op 17
augustus 2010 in staat van faillissement is verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van
[bedrijf 1].,
een of meerdere van de navolgende goed(eren)aan de boedel heeft onttrokken, te
weten
een grote hoeveelheid handelsgoederen (met een waarde tussen ongeveer 100.000
euro en 150.000 euro),
zulks terwijl hij, verdachte,tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen (telkens) tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft
gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven;
Art.51 j.o. 47/1/1 Wetboek van strafrecht j.o.
art 341 ahf/ond a ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 07 juli 2010 tot en met 23 juli 2010 te
Maarssen, (althans) in de provincie Utrecht en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meerdere rechtspers(o)on(en) en/of
natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
opzettelijk een grote hoeveelheid handelsgoederen (met een waarde tussen
ongeveer 100.000 euro en 150.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [bedrijf 2] B.V., in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en / of verdachtes mededader(s), welk(e)
goed(eren) [stichting 1] en/of [bedrijf 1] en/of
verdachte en / of verdachtes mededader(s), anders dan door misdrijf, te weten
op grond van een overeenkomst tot eigendomsvoorbehoud, onder zich had(den),
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Meest subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 07 juli 2010 tot en met 23 juli 2010 te
Maarssen, (althans) in de provincie Utrecht en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meerdere rechtspers(o)on(en) en/of
natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een grote hoeveelheid handelsgoederen (met een waarde tussen ongeveer 100.000
euro en 150.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [bedrijf 2] B.V., in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en / of verdachtes mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
4.
Primair
hij, op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
6 september 2010 tot en met 29 september 2011,
te Soest, (althans) in de gemeente Soest en/of te Hapert, (althans) in de
gemeente Bladel en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meerdere rechtsperso(o)n(en) en/of
natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
als bestuurder van een rechtspersoon, te weten de
[stichting 2] en/of [bedrijf 3],
terwijl [bedrijf 3] bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te
Utrecht op 1 maart 2011 in staat van faillissement is verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van
[bedrijf 3],
een of meerdere van de navolgende goed(eren)aan de boedel heeft onttrokken, te
weten
een auto, (merk Ford, type Fiësta, voorzien van kenteken [kenteken]);
art 343 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 343 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 343 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 343 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[stichting 2], op een of meerdere tijdstip(pen)
gelegen in of omstreeks de periode van 6 september 2010 tot en met 29
september 2011,
te Soest, (althans) in de gemeente Soest en/of te Hapert, (althans) in de
gemeente Bladel en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meerdere rechtsperso(o)n(en) en/of
natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
al dan niet als bestuurder van een rechtspersoon, te weten
[bedrijf 3] ,
welke vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Utrecht op
1 maart 2011 in staat van faillissement is verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van
[bedrijf 3],
een of meerdere van de navolgende goed(eren)aan de boedel heeft onttrokken, te
weten
een auto, (merk Ford, type Fiësta, voorzien van kenteken [kenteken],
zulks terwijl hij, verdachte,tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen (telkens)tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft
gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven;
Artikel 51 Wetboek van strafrecht
art 341 ahf/ond a ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
5.
[bedrijf 3], op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of
omstreeks de periode van 6 september 2010 tot en met 29 september 2011,
te Soest, (althans) in de gemeente Soest en/of te Hapert, (althans) in de
gemeente Bladel en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meerdere rechtsperso(o)n(en) en/of
natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
opzettelijk haar eigen goed, te weten een buigmachine, merk Coilmate, type
Standaard Tooling Center, voorzien van serienummer 190.046
heeft onttrokken aan het pandrecht dat door
[bedrijf 5] B.V. op vorenomschreven buigmachine is gevestigd,
immers heeft [bedrijf 3]voornoemde buigmachine overgedragen aan anderen
zonder hiertoe toestemming te heben verkregen van
[bedrijf 5] B.V,
zulks terwijl hij, verdachte,tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen (telkens)tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft
gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven;
Artikel 51 Wetboek van strafrecht
art 348 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
Primair
hij, op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
6 september 2010 tot en met 29 september 2011,
te Soest, (althans) in de gemeente Soest en/of te Hapert, (althans) in de
gemeente Bladel, en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meerdere natuurlijke pers(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
als bestuurder van [stichting 2] en/of
[bedrijf 3],
terwijl [bedrijf 3], bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Utrecht
op 1 maart 2011 in staat van faillisssement is verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de
rechtspersoon [bedrijf 3],
niet heeft voldaan of niet voldoet aan de op die [bedrijf 3] en/of
[stichting 2] en/of haar/hun mededaders rustende verplichtingen ten
opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste
lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn
brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld;
art 343 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[bedrijf 3], op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of
omstreeks de periode van 6 september 2010 tot en met 29 september 2011,
te Soest, (althans) in de gemeente Soest en/of en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meerdere rechtsperso(o)n(en) en/of
natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
terwijl die [bedrijf 3] bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te
Utrecht van 1 maart 2011, in staat van faillissement is verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeiser(s), (telkens)
niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtingen ten opzichte van
het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het
Burgerlijk Wetboek, en/of het bewaren en/of te voorschijn brengen van de
boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
zulks terwijl hij, verdachte,tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen (telkens)tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft
gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven;
art 341 ahf/ond a ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 08‑04‑2015
Een geschrift, zijnde een online inzake uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina 1504 (ordner 4).
Een geschrift, zijnde een online inzake uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina 1506 (ordner 4).
Een geschrift, zijnde een online inzake uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina 1507 (ordner 4).
Vonnis faillietverklaring van de rechtbank Utrecht, als bijlage gevoegd bij de aangifte door de curator van faillissementsfraude d.d. 9 februari 2012, pagina 811 (ordner 3).
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2012, pagina 1499 en 1500 (ordner 4).
Een geschrift, zijnde een (via de email verstuurd) verhoor van verdachte [getuige 1], als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van verhoor, pagina 11 (V05 ordner 5).
Een geschrift, zijnde een (via de email verstuurd) verhoor van verdachte [getuige 1], als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van verhoor, pagina 12 (V05 ordner 5).
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], pagina 1693 (ordner 5).
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], pagina 1694 (ordner 5).
Een geschrift, zijnde een uitdraai BVH registratie, als bijlage een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 september 2011, pagina 1126 (ordner 3).
Een geschrift, zijnde een aangifte door de curator van faillissementsfraude d.d. 9 februari 2012, pagina 807 (ordner 3).
Een proces-verbaal van aangifte namens J.V. Maduro, pagina 903 (ordner 3).
Een geschrift, zijnde een vertaling van het Duitse rechtshulpverzoek, pagina 1598 (ordner 4).
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 46 en 47 (V01 ordner 5).
Een geschrift, zijnde een (via de email verstuurd) verhoor van verdachte [getuige 1], als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van verhoor, pagina 12 (V05 ordner 5).
Een geschrift, zijnde een kopie brief betreffende overdracht goederen, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van verhoor, pagina 20 (V05 ordner 5).
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], pagina 1694 (ordner 5).
Een geschrift, zijnde de aangifte namens [bedrijf 5] B.V. d.d. 29 september 2011, pagina 914 (ordner 3) en als bijlage de financiële leaseovereenkomst, pagina 936 en 937 (ordner 3).
Een geschrift, zijnde de aangifte namens [bedrijf 5] B.V. d.d. 29 september 2011, pagina 915 (ordner 3).
Een geschrift, zijnde de aangifte namens [bedrijf 5] B.V. d.d. 29 september 2011, pagina 916 (ordner 3).
Een geschrift, zijnde de aangifte namens [bedrijf 5] B.V. d.d. 29 september 2011, pagina 917 (ordner 3).
Een geschrift, zijnde de aangifte namens [bedrijf 5] B.V. d.d. 29 september 2011, pagina 918 (ordner 3).
Een geschrift, zijnde een kopie brief betreffende opdrachtverstrekking, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van verhoor, pagina 18 (V05 ordner 5).
Een geschrift, zijnde een (via de email verstuurd) verhoor van verdachte [getuige 1], als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van verhoor, pagina 12 (V05 ordner 5).
Een geschrift, zijnde een (via de email verstuurd) verhoor van verdachte [getuige 1], als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van verhoor, pagina 38 (V05 ordner 5).
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], pagina1699 (ordner 5).