ABRvS, 25-03-2015, nr. 201405264/1/A1
ECLI:NL:RVS:2015:936
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
25-03-2015
- Zaaknummer
201405264/1/A1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
Omgevingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2015:936, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 25‑03‑2015; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
- Vindplaatsen
JG 2015/29 met annotatie van mw. mr. ing. J.J. Thoonen
OGR-Updates.nl 2015-0099
Uitspraak 25‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft het college aan Woonzorg De Berkenhof B.V. omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van twaalf zorgappartementen op het perceel [locatie] te Ansen (hierna: het perceel).
201405264/1/A1.
Datum uitspraak: 25 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellante B], beiden wonend te Ansen, gemeente De Wolden, (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant])
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 20 mei 2014 in zaak nr. 13/905 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van de Wolden.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft het college aan Woonzorg De Berkenhof B.V. omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van twaalf zorgappartementen op het perceel [locatie] te Ansen (hierna: het perceel).
Bij besluit van 22 oktober 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 mei 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 februari 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. C.E. van Staveren, advocaat te Zwolle, en het college, vertegenwoordigd door drs. K. Thijssen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar Woonzorg De Berkenhof B.V., vertegenwoordigd door J.J. Smit en M.J. Kroon, gehoord.
Overwegingen
1. Het reeds gerealiseerde bouwplan is, naar ook niet in geschil is, in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Kleine Kernen Noord Deelplan Ansen", omdat het deels buiten het bebouwingsvlak is gebouwd. Het college heeft met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, 2˚, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, gelezen in samenhang met artikel 4, aanhef en onder 1, onderdeel a, van het Besluit omgevingsrecht, omgevingsvergunning verleend. In geschil is of het bouwplan in strijd is met de op het perceel rustende bestemming "Bijzondere doeleinden".
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 27 juni 2013 ten onrechte omgevingsvergunning heeft verleend voor het bouwen van twaalf zorgappartementen op het perceel. Daartoe voert hij aan dat het bouwplan in strijd is met de op het perceel rustende bestemming "Bijzondere doeleinden". Volgens hem ligt de nadruk in de appartementen op wonen en niet op het bieden van zorg aan de bewoners. Dat blijkt volgens hem uit het feit dat de appartementen beschikken over een eigen voordeur, woonkamer, slaapkamer, keuken en badkamer en er maar één behandelruimte in het complex aanwezig is. Daarnaast wonen de bewoners in de appartementen op vrijwillige basis en voor onbepaalde tijd, is er geen verplicht behandeltraject en is het aantal uren zorg per appartement niet vastgesteld, aldus [appellant].
2.1. De voor "Bijzondere doeleinden" aangewezen gronden zijn ingevolge artikel 12, onder a, van de planvoorschriften bestemd voor culturele, educatieve, religieuze, sociale en/of maatschappelijke doeleinden. De vraag is of het bouwplan past binnen sociale en/of maatschappelijke doeleinden.
Vast staat dat in de appartementen wordt gewoond en daarbij gebruik wordt gemaakt van zorg. Niet in geschil is dat het gebruik van de zorgappartementen voor uitsluitend wonen in strijd is met de bestemming "Bijzondere doeleinden".
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de twaalf appartementen door Woonzorg De Berkenhof B.V. worden verhuurd aan hulpbehoevende ouderen en hun eventuele niet hulpbehoevende partners en worden gebruikt voor een combinatie van zorg en wonen. Woonzorg De Berkenhof B.V. biedt, naar wordt gesteld, persoonlijke aandacht, kleinschaligheid, huiselijkheid en zorg op maat door een vast klein team van professionele medewerkers. Het is de bedoeling een verschil te maken ten opzichte van reguliere verpleeg- of verzorgingshuizen, waar de zorg onder druk staat. De hoofdbewoners dienen minimaal veertien uur zorg per week af te nemen, welke zorg uitsluitend wordt vergoed indien door het Centrum Indicatiestelling Zorg een indicatie zorg (hierna: CIZ-indicatie) is afgegeven. Dit betekent volgens Woonzorg De Berkenhof B.V. dat feitelijk iedere hoofdbewoner in het appartementencomplex een CIZ-indicatie heeft. In het appartementencomplex is een verpleegpost aanwezig vanuit waar 24-uurs zorg wordt geboden. Voorts is er een kamer aanwezig waar zorg wordt geboden aan bewoners die moeten herstellen van een ziekenhuisopname. Ook zijn in het appartementencomplex gemeenschappelijke ruimten, zoals een ontmoetingsruimte, eetzaal en terras aanwezig. Verder wordt er begeleiding naar onder andere ziekenhuizen en huisartsen geboden en kan gebruik worden gemaakt van een boodschappen-, kapper- en pedicureservice. De appartementen zijn bereikbaar via een centrale hal en hebben ieder eigen woonvoorzieningen. Ter zitting is door Woonzorg De Berkenhof B.V. toegelicht dat bewoning van de appartementen geen onderdeel uitmaakt van een verplicht begeleidings- of behandeltraject. Voorts is ter zitting van de rechtbank door Woonzorg De Berkenhof B.V. toegelicht dat het appartementencomplex is bestemd voor mensen die niet meer zelfstandig kunnen wonen en waaraan door Woonzorg De Berkenhof B.V. zorg, structuur en begeleiding wordt gegeven. Deze zorg betreft een compleet zorgpakket, waaronder wassen, aankleden en palliatieve zorgen. Het appartementencomplex is, zo is betoogd, feitelijk een kleinschalig verpleeg- of verzorgingstehuis.
De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat het appartementencomplex, gelet op de heden ten dage veranderende ontwikkeling in de zorg, die ertoe leidt dat steeds meer kleinschalige initiatieven in het leven worden geroepen, waarbij zorg wordt aangeboden in combinatie met (zelfstandige) bewoning, en gelet op de mate van begeleiding en zorg die in het appartementencomplex wordt geboden, in de gegeven omstandigheden, in overeenstemming is met de bestemming "Bijzondere doeleinden", in het bijzonder sociale en/of maatschappelijke doeleinden.
Anders dan [appellant] stelt, valt vanwege de hoge kosten van de verplicht af te nemen veertien zorguren per week niet te verwachten dat de niet hulpbehoevende partner na het overlijden van de hulpbehoevende hoofdbewoner in het appartementencomplex zal blijven wonen, omdat die kosten dan niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Koeman w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2015
531-789.