Einde inhoudsopgave
RvdW 2015/1115
’s Hofs oordeel dat verdachte tevoren bekend was met de dag van de terechtzitting van 3 juli 2013 waarop de hoofdzaak zou dienen nu 1. de inleidende dagvaarding voor de zitting van 3 juli 2013 door de griffier als gewone brief is verzonden naar het GBA-adres van de verdachte en de oproeping vordering TUL met daarbij vermelding van het parketnr. in de hoofdzaak op 28 mei 2013 aan een schriftelijk gemachtigde is uitgereikt, is zonder nadere motivering niet begrijpelijk.
HR 06-10-2015, ECLI:NL:HR:2015:2980
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 oktober 2015
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, Y. Buruma
- Zaaknummer
14/03925
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:2980, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑10‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:1766, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑06‑2015
Essentie
’s Hofs oordeel dat verdachte tevoren bekend was met de dag van de terechtzitting van 3 juli 2013 waarop de hoofdzaak zou dienen nu 1. de inleidende dagvaarding voor de zitting van 3 juli 2013 door de griffier als gewone brief is verzonden naar het GBA-adres van de verdachte en de oproeping vordering TUL met daarbij vermelding van het parketnr. in de hoofdzaak op 28 mei 2013 aan een schriftelijk gemachtigde is uitgereikt, is zonder nadere motivering niet begrijpelijk.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 29 juli ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.