NJ 2014/29
Schuld in de zin van roekeloosheid cfm. art. 6 jo. 175 lid 2 WVW 1994?
HR 03-12-2013, ECLI:NL:HR:2013:1552, m.nt. N. Keijzer
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 december 2013
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, V. van den Brink
- Zaaknummer
12/01306
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Noot
N. Keijzer
- JCDI
JCDI:ADS97010:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:1552, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑12‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:1537, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑11‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑10‑2012
- Wetingang
Art. 6, 175 WVW 1994; art. 359 leden 1 en 3 Wetboek van Strafvordering
Essentie
HR herhaalt HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:960, met overwegingen rond het uitzonderlijke geval dat sprake is van de hoogste mate van schuld als bedoeld in art. 6 juncto art. 175 WVW 1994. In het licht hiervan schiet de bewijsvoering tekort. De blijkens de nadere bewijsoverweging in het bijzonder in aanmerking genomen omstandigheden dat verdachte door haar alcoholgebruik haar auto niet voortdurend onder controle had en dat zij als bestuurder niet voortdurend in staat was de handelingen te verrichten die van haar werden vereist, zouden toereikend kunnen zijn voor het oordeel dat verdachte, zoals ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.