Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2024/1346 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (herschikking)
Artikel 23 Beperking of intrekking van materiële opvangvoorzieningen
Geldend
Geldend vanaf 11-06-2024
- Bronpublicatie:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1346 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1346)
- Inwerkingtreding
11-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1346 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1346)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Verblijf
1.
Ten aanzien van verzoekers die krachtens artikel 17, lid 4, van Verordening (EU) 2024/1351 geacht worden zich op hun grondgebied te bevinden, kunnen de lidstaten de dagvergoeding beperken of intrekken.
Indien dat naar behoren gerechtvaardigd en evenredig is, kunnen de lidstaten ook:
- a)
andere materiële opvangvoorzieningen beperken, of
- b)
indien lid 2, punt e), van toepassing is, andere materiële opvangvoorzieningen intrekken.
2.
De lidstaten kunnen een besluit nemen overeenkomstig lid 1 indien een verzoeker:
- a)
- b)
niet met de bevoegde autoriteiten samenwerkt of de door hen vastgestelde procedurele vereisten niet naleeft;
- c)
een volgend verzoek zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 19), van Verordening (EU) 2024/1348 heeft ingediend;
- d)
financiële middelen verborgen heeft gehouden en daardoor ten onrechte van materiële opvangvoorzieningen gebruik heeft gemaakt;
- e)
ernstig of herhaaldelijk inbreuk heeft gemaakt op de regels van het opvangcentrum of zich in het opvangcentrum op gewelddadige of dreigende wijze heeft gedragen, of
- f)
niet deelneemt aan verplichte integratiemaatregelen, indien de lidstaat daarin voorziet of die faciliteert, tenzij er omstandigheden zijn die buiten de macht van de verzoeker vallen.
3.
Indien een lidstaat een besluit heeft genomen in een situatie als bedoeld in lid 2, punt a), b) of f), en de omstandigheden waarop dat besluit is gebaseerd, niet langer bestaan, overweegt hij of sommige of alle van de ingetrokken of beperkte materiële opvangvoorzieningen opnieuw kunnen worden verstrekt. Indien niet alle materiële opvangvoorzieningen opnieuw worden verstrekt, neemt de lidstaat een met redenen omklede beslissing en stelt de verzoeker daarvan in kennis.
4.
De beslissingen overeenkomstig lid 1 van dit artikel worden objectief en onpartijdig genomen, naar aanleiding van de beoordeling van elk specifiek geval, en worden met redenen omkleed. De beslissingen worden genomen op grond van de specifieke situatie van de verzoeker, met name voor verzoekers met bijzondere opvangbehoeften, en met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel. De lidstaten zien erop toe dat verzoekers toegang hebben tot gezondheidszorg overeenkomstig artikel 22 en waarborgen voor alle verzoekers een levensstandaard overeenkomstig het Unierecht, met inbegrip van het Handvest, en andere internationale verplichtingen.
5.
De lidstaten zorgen ervoor dat er geen materiële opvangvoorzieningen beperkt of ingetrokken worden voordat er een beslissing genomen is in een situatie als bedoeld in lid 2.