De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/2.3.3:2.3.3 Art. 191 Rv. Procesafspraken na voorlopig getuigenverhoor

De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/2.3.3

2.3.3 Art. 191 Rv. Procesafspraken na voorlopig getuigenverhoor

Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.

39. Na afloop van een voorlopig getuigenverhoor kan de rechter ingevolge art. 191 Rv ambtshalve, dan wel op verzoek van partijen een comparitie van partijen bevelen. Het tweede lid van dit artikel noemt uitdrukkelijk de mogelijkheid dat bij deze comparitie afspraken worden gemaakt over de verdere wijze van behandeling van het geschil. Die afspraken kunnen in rechte echter niet altijd worden afgedwongen, zo blijkt uit dit voorschrift:

Art. 191 lid 2 Rv

'(...) Een beroep in rechte op deze afspraken kan niet worden gedaan, voor zover zij in strijd komen met een dwingende wetsbepaling, met fundamentele beginselen van behoorlijke rechtsplegingof voor zover een beroep daarop in verband met onvoorziene omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gedaan [curs. vcal]:

Deze bepaling roept herinneringen op aan het eerder genoemde art. 13 LRR. Daar werd de rechter toegestaan om van een eenstemmig voorstel van partijen ten aanzien van de wijze van procesvoering af te wijken, indien het voorstel in strijd is met een goede procesorde of leidt tot een onredelijke vertraging van het geding. In de parlementaire geschiedenis wordt niet ingegaan op de keuze voor het criterium fundamentele beginselen van een behoorlijke rechtspleging.1 Het is dan ook niet duidelijk of de wetgever bewust onderscheid maakt tussen beginselen van een behoorlijke rechtspleging en beginselen van een goede procesorde.

Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.