Rb. Midden-Nederland, 18-11-2015, nr. 4337101
ECLI:NL:RBMNE:2015:7829
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
18-11-2015
- Zaaknummer
4337101
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2015:7829, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 18‑11‑2015; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑11‑2015
Inhoudsindicatie
Tweede procedure tussen dezelfde procedure over zelfde casus. Eiser zegt het bewijs nu rond te hebben wat hij niet voor elkaar had tijdens de eerste procedure, waarin de vordering op die grond werd afgewezen. Nieuwe ronde, nieuwe kansen? Nee!
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 4337101 UC EXPL 15-11767 VR/1331
Vonnis van 18 november 2015
inzake
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
procederend in persoon,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. I.B. Jansse.
1. Het verloop van de procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding
- -
de conclusie van antwoord
- -
het comparitievonnis
- -
de aantekeningen die zijn gemaakt van de comparitie
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten en de beoordeling daarvan
2.1.
Het gaat in deze zaak om een vordering van [eiser] tot terugbetaling door [gedaagde] aan [eiser] van een bedrag van € 20.500,-. Daarover is tussen partijen eerder geprocedeerd bij deze rechtbank (de kantonrechter). De inzet van die zaak en de grondslag van de vordering waren precies gelijk aan die in de onderhavige procedure.
De kantonrechter heeft in die eerdere procedure eerst een tussenvonnis gewezen en toen een eindvonnis. Daarvan is geen hoger beroep ingesteld, waardoor die uitspraak definitief is geworden (in kracht van gewijsde is gegaan).
2.2.
De eerdere uitspraken kwamen neer op het volgende:
Tussen partijen is een overeenkomst gesloten waarbij [gedaagde] zijn participatiebewijs in een Frans project betreffende de bouw van een vakantiepark verkocht aan [eiser] . In die overeenkomst was een ontbindende voorwaarde opgenomen, die [eiser] heeft ingeroepen. De overeenkomst tussen partijen is daardoor ontbonden. Overeenkomstig de eis van [eiser] heeft de kantonrechter dat in het eindvonnis verklaard voor recht. Over en weer moet daarom ongedaan gemaakt worden wat al was uitgevoerd. [eiser] moet het participatiebewijs terug leveren aan [gedaagde] en [gedaagde] moet de koopprijs (€ 20.500,-) terugbetalen aan [eiser] . [eiser] slaagde er vervolgens niet in om binnen de na het tussenvonnis geboden tijd aan te tonen dat de teruglevering van het participatiebewijs had plaatsgevonden. De daarvoor volgens dat vonnis nodige inschrijving van de tenaamstelling (van het participatiebewijs op de naam van [gedaagde] ) in het participantenregister dat werd (bij)gehouden door de vennootschap waarin de participatie was genomen, stond niet vast. Om die reden hoefde [gedaagde] ook niet zijn terugbetaling aan [eiser] te doen en werd in het eindvonnis de eis van [eiser] op dat punt afgewezen.
2.3.
In de onderhavige zaak heeft [eiser] zich op het standpunt gesteld dat hij – na een lange zoektocht naar de juiste personen en veel inspanningen zijnerzijds – intussen wel kan aantonen en heeft aangetoond dat de inschrijving in het participantenregister heeft plaatsgevonden, zodat nu wel vaststaat dat de teruglevering is uitgevoerd. Dus maakt [eiser] opnieuw aanspraak op terugbetaling van de koopsom van € 20.500,- door [gedaagde] .
2.4.
De eis van [eiser] verhoudt zich niet met het Nederlands procesrecht en met de daarin verankerde rechtszekerheid. Procedures moeten tot een eind komen en over dezelfde kwestie moet niet opnieuw tussen dezelfde personen geprocedeerd kunnen worden, nadat het eerste proces tot een definitie vonnis heeft geleid. Bij dat uitgangspunt past dat men pas gaat procederen als de bewijsmiddelen in beeld zijn en dat men geen tweede kans krijgt (op aanvulling) in een opvolgend proces. Het toelaten van zo’n gang van zaken kan ertoe leiden dat er eindeloos opnieuw geprocedeerd wordt, steeds als er een extra stukje bewijs geleverd kan worden.
2.5.
Op dit uitgangspunt bestaat een duidelijke uitzondering in de wet. Die is te vinden in de afdeling over de ‘Herroeping van vonnissen’ in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Alleen al uit de naam van die afdeling blijkt dat het niet gaat om een geheel nieuwe procedure, maar om het herroepen van de uitslag (het vonnis) van een eerdere procedure. Die herroeping is alleen denkbaar als het eerdere vonnis berust op bedrog door in dit geval [gedaagde] , doordat het berust op valse bewijsstukken of doordat het geen rekening kon houden met door [gedaagde] achtergehouden bewijsstukken waardoor de zaak nu ineens heel anders zou liggen. Dat is allemaal niet het geval. [eiser] had zijn bewijs niet op tijd rond, maar dat kwam niet door [gedaagde] . Van bedrog of valse stukken is in het geheel geen sprake geweest in de eerste procedure.
2.6.
De uitzondering doet zich dus niet voor, waardoor het uitgangspunt blijft gelden: [eiser] kan niet opnieuw beginnen. Het is voor zijn risico dat hij destijds het bewijs niet rond had en een nieuwe kans in een volgende procedure heeft hij niet. Het eerdere eindvonnis heeft formele rechtskracht, dat wil zeggen dat tussen partijen de eerdere afwijzing van de vordering van [eiser] blijft gelden en dat dit definitief is, omdat het eerdere eindvonnis niet meer kan worden aangetast. De vordering die [eiser] instelt, is wat beperkter, maar overigens hetzelfde als in de eerste procedure tussen partijen. Die vordering stuit af op de rechtskracht van het eindvonnis in de eerste procedure; onderzoek naar de feiten in de onderhavige procedure is daardoor niet meer mogelijk. De vordering van [eiser] moet zonder dat onderzoek meteen worden afgewezen.
2.7.
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 800,- aan salaris van de gemachtigde. Deze veroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, nu daartegen geen verweer is gevoerd door [eiser] .
3. De beslissing
De kantonrechter:
- -
wijst het gevorderde af
- -
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 800,-
- -
verklaart het vonnis ten aanzien van deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Verschoof en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 18 november 2015.