Hof Arnhem-Leeuwarden, 17-12-2013, nr. 21-005353-13
ECLI:NL:GHARL:2013:9562, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
17-12-2013
- Zaaknummer
21-005353-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2013:9562, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 17‑12‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:120, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2013:CA0311, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 17‑12‑2013
Inhoudsindicatie
Schietpartij na ripdeal te Utrecht. Afpersing, vrijheidsberoving en poging tot doodslag. Beroep op noodweer. Het hof acht niet aannemelijk geworden dat er op enig moment voor verdachte sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding of dreiging daarvan, zodat niet aan de aan een noodweersituatie te stellen eisen is voldaan. Het hof legt een hogere straf op dan de rechtbank en veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005353-13
Uitspraak d.d.: 17 december 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 16 mei 2013 met parketnummer 16-701238-12 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [1987],
thans verblijvende in PI Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 december 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr W.R. Jonk, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom dient dat vonnis in zoverre met aanvulling van die gronden te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de beslissing van de rechtbank ten aanzien van het beroep op noodweer en de aan de verdachte opgelegde straf.
Gezien het vorenstaande zal het vonnis waarvan beroep op die onderdelen worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.
Medeplegen feit 1
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet bewezen kan worden dat wat betreft het schieten van verdachte sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1], zodat verdachte van medeplegen zal worden vrijgesproken.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het volgende verzoek gedaan:
“Voor zover uw hof mocht overwegen de klank van de geloste schoten, waarover door enkele getuigen is verklaard, voor het bewijs te bezigen, in die zin dat uw hof daaruit conclusies trekt ten aanzien van de volgorde van de schoten en door wie die zijn gelost, verzoekt de verdediging voorwaardelijk een deskundige te benoemen om hierover te rapporteren”.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Nu niet is voldaan aan de door de raadsman geformuleerde voorwaarde komt het hof niet toe aan dit verzoek.
Beroep op noodweer
Namens verdachte is een beroep gedaan op noodweer.
Voor een geslaagd beroep op noodweer in de zin van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat de handelingen van verdachte noodzakelijk waren ter verdediging van zijn eigen of een andermans lichaam tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar hiervoor.
Vaststaande feiten
In het kader van het beroep op noodweer gaat het hof uit van de onderstaande lezing van de feiten:
- [verdachte] is op 15 juli 2012 samen met [medeverdachte 1] en [slachtoffer] uit het portiek van de flat aan de [adres] te [plaats] naar buiten gelopen, waarbij [slachtoffer], met in zijn hand uitsluitend een ‘bigshopper’-tas van de Albert Heijn,
voorop liep;
- -
[medeverdachte 2] is met een doorgeladen wapen (semi-automatisch en kaliber .45) in zijn hand uit de blauwe Seat Ibiza gekomen;
- -
Op enig moment is er uit een raam van de flat aan de [adres] te [plaats] geschreeuwd. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld wat de daadwerkelijke bewoordingen van het geschreeuw zijn geweest en wanneer [medeverdachte 2] dit geschreeuw gehoord heeft;
- -
Zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] zijn bewapend als zij uit het portiek van de flat aan de [adres] komen. [verdachte] was in het bezit van een doorgeladen pistool kaliber 9mm;
- -
Op enig moment toen [medeverdachte 2] tegenover de drie personen stond, die uit de flat aan de [adres] te [plaats] naar buiten zijn gekomen, heeft hij iets geroepen, waarin tweemaal het woord “liggen” voorkwam. Op basis van de bewijsmiddelen zijn de precieze bewoordingen niet vast te stellen (in het dossier wordt zowel melding gemaakt van de woorden “ga liggen”, dan wel “laat liggen”, welke bewoordingen verschillend kunnen worden geduid).
- -
[medeverdachte 2] heeft tenminste eenmaal geschoten in de richting van de drie personen die uit de flat aan de [adres] te [plaats] naar buiten zijn gekomen;
- -
Toen [verdachte] voor de portiekdeur van de flat aan de [adres] te [plaats] stond, heeft hij tenminste eenmaal in de richting van [medeverdachte 2] geschoten;
- -
[slachtoffer] is om het leven gekomen door een kogel afkomstig uit het wapen van
[medeverdachte 2];
- -
Nadat [slachtoffer] door de kogel was geraakt en was neergevallen, zijn zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] weggerend;
- -
[verdachte] heeft tenminste eenmaal geschoten in de richting van [medeverdachte 2], terwijl hij en [medeverdachte 1] zich uit de voeten maakten.
Voorts wordt overwogen
Het hof kan op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen - noch op basis van het forensisch onderzoek, noch op basis van de verklaringen van de getuigen en de medeverdachten - niet vaststellen in welke volgorde er is geschoten. Het hof kan eveneens niet vaststellen wie als eerste een schot heeft gelost noch hoe de schotenwisseling zich daarna heeft ontwikkeld.
Lezing verdachte
In het kader van het beroep op noodweer heeft verdachte als volgt verklaard.
Verdachte was in het bezit van een vuurwapen op het moment dat hij de flat aan de [adres] te [plaats] uit is gekomen. Het wapen zat in zijn broeksband. Toen zij de flat uitgingen, liep [slachtoffer] als eerste het portiek uit, daarachter liep verdachte en achteraan liep [medeverdachte 1]. Op het moment dat zij buiten kwamen, hoorde verdachte: “liggen, liggen”. Meteen daarna hoorde hij een knal. Toen hij opkeek, zag verdachte een man voor hem staan, naar later bleek [medeverdachte 2], met een vuurwapen. [slachtoffer] is direct na de knal op de grond gevallen. Vervolgens heeft verdachte zijn wapen gericht. Hij heeft geschoten en is daarna weggerend. Toen verdachte achterom keek, zag hij dat [medeverdachte 2] zijn vuurwapen op hen richtte. [medeverdachte 2] heeft vervolgens nog een keer geschoten. Daarop heeft verdachte, al rennend, nog een keer teruggeschoten.
Conclusie hof
In de verklaring van verdachte, zoals ook verwoord door zijn raadsman in eerste aanleg en in hoger beroep, ligt het verweer besloten dat door hem is geschoten omdat hij geconfronteerd werd met een man die iets riep en schoot, waardoor [slachtoffer] is neergevallen en dat hij vervolgens nog een keer heeft geschoten tijdens de vlucht omdat toen wederom op hem geschoten werd.
Naar het oordeel van het hof is die feitelijke weergave niet aannemelijk geworden.
Het hof heeft hierbij het volgende in aanmerking genomen:
De door verdachte gegeven lezing van de gebeurtenissen wordt noch gedragen door forensisch bewijs noch door verklaringen van getuigen en/of medeverdachten. Bovendien wordt zijn lezing weersproken door die van de medeverdachte [medeverdachte 2].
Tenslotte bevat het dossier geen aanknopingspunten op basis waarvan het hof de lezing van verdachte op zichzelf aannemelijker moet achten acht dan de lezing van [medeverdachte 2].
Gelet hierop is naar het oordeel van het hof uit de inhoud van het dossier niet aannemelijk geworden dat er op enig moment (voor de flat en tijdens het wegrennen) voor verdachte sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding of dreiging daarvan, zodat niet aan de aan een noodweersituatie te stellen eisen is voldaan.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft geeist dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren.
De meervoudige strafkamer in de rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren.
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat bij de diefstal met geweld dan wel afpersing geen direct lichamelijk geweld is gebruikt en dat de slachtoffers zich ook bezighielden met strafbare feiten. Voorts heeft de raadsman verzocht dat er rekening meegehouden dient te worden dat verdachte tijdens de feiten een dierbare heeft verloren.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 15 juli 2012, samen met twee anderen, een groep Marokkanen geript van 15 kilo hasj. Zij hebben hen afgeperst en onder bedreiging van vuurwapens de hasj gestolen. Daarnaast hebben zij de mobiele telefoons en sleutels van de Marokkanan meegenomen. Om vervolgens de afgeperste drugs veilig te stellen, hebben zij de Marokkanen opgesloten in de woning aan de [adres] te [plaats]. Het hof acht dit gewelddadige gedrag, dat van te voren gepland was en in vereniging in een woning is gepleegd, een zeer ernstig feit.
Met z’n drieën zijn de mannen, onder wie verdachte, vervolgens naar buiten gegaan, alwaar zij werden geconfronteerd met [medeverdachte 2]. Daarbij ontstond, vroeg in de avond, zichtbaar en op de openbare weg, een vuurgevecht, waar diverse omwonenden en voorbijgangers ongewild getuige van zijn geweest, hetgeen hen zeer angstige momenten heeft bezorgd. Het is niet denkbeeldig dat zij hiervan traumatische gevolgen hebben ondervonden. Het hof rekent het de verdachte derhalve zwaar aan dat het schietincident in het openbaar is begaan.
Tijdens deze schietpartij is de handlanger van verdachte om het leven gekomen en heeft verdachte meermalen gericht op [medeverdachte 2] geschoten. Een poging tot doodslag als onderhavige wordt in ons strafrechtstelsel beschouwd als een van de ernstigste misdrijven. De rechtsorde wordt door een dergelijk feit ernstig geschokt. Voor zo’n feit komt alleen een vrijheidsstraf van lange duur in aanmerking.
Het hof neemt het verdachte bovendien zeer kwalijk dat verdachte en zijn handlangers enkel en alleen uit financieel gewin hebben gehandeld en op niets ontziende wijze een ripdeal hebben gepleegd, waarna zij hebben getracht er met de buit vandoor te gaan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft het hof voorts rekening gehouden met het Uittreksel Justitiele Documentatie, gedateerd 11 november 2013, waaruit is gebleken dat verdachte bij herhaling is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten, waaronder ook geweldsdelicten.
Gelet op het hiervoor overwogene komen de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de eerste rechter opgelegde straf. Het hof is van oordeel dat op grond van het vorenstaande en gelet op de straftoemeting in vergelijkbare zaken een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaren passend en geboden is.
Beslag
Het hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen. Het behoort aan verdachte toe en kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan. Het zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 282, 287, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op het beroep op noodweer en ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- het valse geld.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- twee telefoons;
- foto;
- navigatiesysteem.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr J.P. Bordes, voorzitter,
mr B.J.J. Melssen en mr A.J. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr E.C.M. Steeghs, griffier,
en op 17 december 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.