Hof 's-Hertogenbosch, 04-02-2016, nr. 200.175.163/01
ECLI:NL:GHSHE:2016:449
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
04-02-2016
- Zaaknummer
200.175.163/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2016:449, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 04‑02‑2016; (Hoger beroep)
Uitspraak 04‑02‑2016
Inhoudsindicatie
Verzoeker niet ontvankelijk in het hoger beroep tegen drietal beslissingen rechtbank inzake voorlopig getuigenverhoor nu deze beslissingen geen eindbeslissingen zijn en derhalve niet appellabel.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 4 februari 2016
Zaaknummer: HR 200.175.163/01
in de zaak van
[appellant 1] ,
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
hierna te noemen; [appellant 1] ,
[appellante 2] ,
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
hierna te noemen; [appellante 2] ,
[appellant 3] ,
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
hierna te noemen; [appellant 3] ,
appellanten,
advocaat: mr. G.A.M.F. Spera,
tegen
de naamloze vennootschap RegioBank NV,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen; RegioBank,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.J. Haasjes,
[geïntimeerde 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen; [geïntimeerde 2] ,
de besloten vennootschap [Regiobank B.V.] RegioBank BV,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen; [Regiobank B.V.] RegioBank,
de besloten vennootschap [Assurantiën B.V.] Assurantiën BV,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen; [Assurantiën B.V.] Assurantiën,
geïntimeerden,
advocaat: mr. J.P. Bakkers
[geïntimeerde 5] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen; [geïntimeerde 5] ,
geïntimeerde.
1. Het verloop van de procedure
1.1.
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de beslissingen van rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond d.d. 6 juli 2015, 13 juli 2015 onderscheidenlijk 22 juli 2015.
1.2.
Bij beroepschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 10 augustus 2015,
hebben [appellant 1] , [appellante 2] en [appellant 3] , hierna gezamenlijk aan te duiden als [appellanten c.s.] , verzocht voornoemde beslissingen te vernietigen en te bepalen het hen wordt toegestaan om de betrokken directieleden van de RegioBank NV, namelijk de heren [directielid 1 van Regiobank N.V.] en [directielid 2 van Regiobank N.V.] , als ook de compliance officer, de heer [compliance officer] , als getuigen te horen, alsmede te bepalen dat geïntimeerden in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
1.3.
RegioBank NV heeft een verweerschrift ingediend, ingekomen ter griffie op 22 oktober 2015.
1.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 januari 2016. Bij die
gelegenheid zijn gehoord:
- -
[appellant 3] , bijgestaan door mr. Spera, tevens optredend als gevolmachtigde procespartij namens [appellant 1] en [appellante 2] ;
- -
mevrouw mr. [betrokkene namens Regiobank] namens RegioBank, bijgestaan door mr. R.L. Ubels, waarnemend voor mr. Haasjes.
2. De gronden van het verzoek
Voor de gronden van het verzoek en de toelichting daarop verwijst het hof naar het verzoekschrift.
3. De beoordeling
3.1.
Aan de hand van een algemene inleiding en een bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep overgelegde pleitnota hebben [appellanten c.s.] . betoogd dat de rechtbank hun verzoek tot het horen van een aantal getuigen die niet met naam in het inleidende verzoekschrift waren vermeld, ten onrechte heeft afgewezen op basis van feiten, omstandigheden, veronderstellingen en oordelen die deze afwijzing niet kunnen dragen en waarbij de rechtbank ten onrechte het systeem van de wet en de onderliggende jurisprudentie niet dan wel in onvoldoende mate in acht heeft genomen.
Hiertegen is door de verschillende geïntimeerden door middel van zowel een verweerschrift als een bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep overgelegde pleitnota verweer gevoerd.
3.2.
Het hof stelt allereerst voorop dat een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor als bedoeld in artikel 186 Rv, als het overigens aan de eisen voor toewijzing daarvan voldoet, kan worden afgewezen op de grond dat de verzoeker daarbij geen belang heeft als bedoeld in artikel 3:303 BW, dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt – waarvan onder meer sprake kan zijn wanneer de verzoeker wegens de onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot toepassing van die bevoegdheid kan worden toegelaten –, dat het strijdig is met een goede procesorde, dan wel dat het moet afstuiten op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar (zie onder meer HR 21 november 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF3938).
3.3.
Het beroep van [appellanten c.s.] richt zich tot een drietal beslissingen van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, zoals verwoord in een proces verbaal van enquête d.d. 6 juli 2015 alsmede een tweetal brieven van voornoemde rechtbank d.d. 13 juli 2015 respectievelijk 22 juli 2015. Het hof is van oordeel dat geen van voornoemde schrifturen een eindbeslissing bevat nu de betreffende enquête tot op heden nog niet is gesloten en er derhalve van een eindoordeel door de rechtbank geen sprake kan zijn. Het staat de rechter-commissaris immers nog immer vrij om desgewenst een eerder gehoorde getuige alsnog te horen of om het horen van een nieuwe getuige te gelasten. Een en ander brengt met zich dat het hof van oordeel is dat de beslissingen waartegen het beroep van [appellanten c.s.] . zich thans richt niet als zijnde appellabel kunnen worden aangemerkt. Op grond hiervan is het hof dan ook van oordeel dat [appellanten c.s.] in hun hoger beroep om die reden niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Niets staat er voor [appellanten c.s.] echter aan in de weg om, nadat de betreffende enquête door de rechter-commissaris is afgesloten en het verzoek van [appellanten c.s.] tot het horen van meer getuigen -dan in het verzoekschrift vermeld respectievelijk voorbehouden - aldus door de rechter-commissaris definitief is afgewezen, hetgeen immers naar het oordeel van het hof wel als een appellabel besluit kan worden aangemerkt, alsnog tegen deze afwijzing in hoger beroep te gaan. Nu het hof [appellanten c.s.] . niet-ontvankelijk in het door hen ingestelde hoger beroep verklaart komt het hof thans niet toe tot een verdere inhoudelijke behandeling van de zaak.
3.4.
Ten overvloede merkt het hof wel op dat in algemene zin Regiobank een punt heeft waar zij opmerkt dat bij uitbreiding van de te horen getuigen tot haar personeelsleden, hetgeen niet in het oorspronkelijke verzoekschrift werd aangegeven of voorbehouden, haar formeel de mogelijkheid is ontnomen ook in dat verband verweer te voeren, hoezeer ook de mogelijkheden voor afwijzing beperkt zijn (zie r.o. 3.3). Dit bezwaar kleeft niet aan een nieuw verzoek van [appellanten c.s.] als tegen Regiobank in te dienen bij de bevoegde rechtbank, hetzij thans reeds hetzij na afronding van de enquête.
3.5.
Het hof zal voorts de beslissing omtrent de proceskosten aanhouden tot de uitspraak in de bodemprocedure.
4. De uitspraak
Het hof:
verklaart [appellanten c.s.] , niet-ontvankelijk in het door hen ingestelde hoger beroep;
houdt de beslissing omtrent de proceskosten tot de uitspraak in de bodemprocedure aan.
Deze beschikking is gewezen door mrs. L.Th.L.G. Pellis, R.R.M. de Moor en J.W. van Rijkom en is in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2016.