Hof 's-Hertogenbosch, 14-10-2008, nr. 107002119
ECLI:NL:GHLEE:2008:BG3269
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
14-10-2008
- Zaaknummer
107002119
- LJN
BG3269
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2008:BG3269, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 14‑10‑2008; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 681 Burgerlijk Wetboek Boek 7
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2008-0688
VAAN-AR-Updates.nl 2008-0688
Uitspraak 14‑10‑2008
Inhoudsindicatie
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, volgt het hof Friesland Foods niet in haar betoog, in de toelichting op grief II, dat [geïntimeerde] objectief gezien in staat kon en mocht worden geacht de desbetreffende functie naar behoren te vervullen. [geïntimeerde] beschikt niet over de voor het goed vervullen van de functie, overeenkomstig de eigen wensen van Friesland Foods, vereiste intellectuele en analytische vermogens. Dat [geïntimeerde] over veel ervaring beschikte en de branche door en door kende, werd ook door [geïntimeerde]s leidinggevende onderkend. Het volgt ook uit het rapport van RightClaessens. Uit de rapporten van de leidinggevende van [geïntimeerde] komt echter ook naar voren dat zij van oordeel was dat [geïntimeerde] niet in staat was de door hem verzamelde gegevens te analyseren en zo bruikbaar te maken voor de organisatie. Dat [geïntimeerde] daartoe niet in staat was, had Friesland Foods, gelet op het relatief beperkte creatieve denkvermogen en probleemoplossend vermogen van [geïntimeerde], kunnen en moeten verwachten. In dit kader is van belang dat Friesland Foods zelf heeft aangevoerd (conclusie van antwoord onder 3.21) dat een functie op uitvoerend niveau beter past bij de competenties van [geïntimeerde]. Van Friesland Foods mocht verwacht worden dat zij bij de aanstelling van [geïntimeerde] in de nieuwe functie de competenties van [geïntimeerde], die toen al meer dan twintig jaar bij haar in dienst was, kende. Door hem desalniettemin, en zonder een aanvullend onderzoek te verrichten naar zijn competenties, in de functie te plaatsen, heeft Friesland Foods onzorgvuldig gehandeld.
Arrest d.d. 14 oktober 2008
Zaaknummer 107.002.119 (voorheen 0700638)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Friesland Foods BV,
gevestigd te Meppel,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Friesland Foods,
advocaat: mr. E.W. Kingma te Heerenveen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats geïntimeerde], Duitsland,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. P.R. van den Elst te Leeuwarden.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 26 oktober 2006 en 28 juni 2007 door de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Meppel (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 27 september 2007 is door Friesland Foods hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 28 juni 2007 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 10 oktober 2007.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
''dat het gerechtshof te Leeuwarden bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de Rechtbank Assen, sector Kanton, locatie Meppel van 28 juni 2007 vernietigt en opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [geïntimeerde] afwijst, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.''
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde], onder het overleggen van producties, verweer gevoerd met als conclusie:
''dat het gerechtshof te Leeuwarden al dan niet met verbetering en/of aanvulling van de motivering het bestreden vonnis van de Rechtbank Assen, sector kanton, locatie Meppel de dato 28 juni 2007, gewezen onder zaak-/rolnummer 186676/CV EXPL 06-1660, bekrachtigt onder verwerping van de opgeworpen grieven respectievelijk afwijzing van de vordering van appellante (Friesland Foods) in hoger beroep, met veroordeling van appellante in de kosten van beide instanties.''
Voorts hebben partijen ieder nog een akte genomen.
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Friesland Foods heeft vijf grieven opgeworpen.
De beoordeling
Vaststaande feiten
1. Tegen de vaststelling van de feiten door de kantonrechter in het vonnis van 28 juni 2007 zijn geen grieven gericht, zodat ook in appel van deze feiten kan worden uitgegaan. Op grond van deze feiten en van hetgeen overigens, als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwist, omtrent de feiten is gebleken, staat - voor zover nu nog van belang - het volgende vast.
1.1. [geïntimeerde] (geboren [in] 1960) is in 1977 krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht bij (de rechtsvoorganger van) Friesland Foods in dienst getreden.
1.2. [geïntimeerde] werkte aanvankelijk als researchmedewerker, waarbij hij voornamelijk laboratoriumwerkzaamheden en werkzaamheden op het gebied van productontwikkeling verrichtte.
1.3. In het najaar van 2000 is [geïntimeerde] gaan werken als Business intelligence analyst binnen de groep marketing van de vestiging van Friesland Foods te Zwolle. Het betrof een nieuwe functie.
1.4. Het laatstgenoten salaris van [geïntimeerde] in deze functie bedraagt € 3.582,41 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering.
1.5. In maart 2006 heeft Friesland Foods de CWI te Hengelo vergunning gevraagd de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen. In de loop van de procedure heeft Friesland Foods het verzoek als een voorwaardelijk verzoek aangemerkt, te weten voor zover het BBA 1945 (gezien de woonplaats van [geïntimeerde]) van toepassing zou zijn. Het CWI heeft de gevraagde vergunning op 10 mei 2006 voorwaardelijk verleend.
1.6. Friesland Foods heeft de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] omstreeks mei 2006 opgezegd tegen 1 september 2006.
Procedure in eerste aanleg
2. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd dat het hem verleende ontslag kennelijk onredelijk is. Hij heeft betaling gevorderd van
€ 646.512,87 bruto uit hoofde van inkomstenderving en € 25.005,00 en
€ 19.090,73 wegens respectievelijk pensioenschade en kosten van rechtskundige bijstand. Subsidiair heeft hij, naast de verklaring voor recht, een door de kantonrechter te bepalen schadeloosstelling alsmede betaling van € 19.090,73 gevorderd. Aan deze vorderingen heeft hij allereerst ten grondslag gelegd dat Friesland Foods hem onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld om zijn functie te behouden of een andere passende functie bij Friesland Foods te verkrijgen. Het heeft volgens [geïntimeerde] structureel ontbroken aan adequate begeleiding. Volgens [geïntimeerde] is het ontslag ook kennelijk onredelijk vanwege de gevolgen. Het ontslag zal, gezien zijn slechte perspectieven op de arbeidsmarkt, leiden tot een forse terugval in het inkomen.
3. Friesland Foods heeft zich tegen de vordering van [geïntimeerde] verweerd. Zij heeft aangegeven dat zij alles heeft gedaan wat in haar vermogen ligt om het functioneren van [geïntimeerde], dat ver onder de maat was, te verbeteren en dat zij veel tijd en energie heeft gestoken in het begeleiden van [geïntimeerde] naar ander werk, in eerste instantie binnen haar organisatie, maar ook buiten de organisatie. [geïntimeerde] heeft de hem geboden kansen echter niet benut, stelt Friesland Foods. Friesland Foods heeft een vergoeding van € 50.000,00 aangeboden. In een eerder stadium van het ontslagtraject had Friesland Foods betaling van een bedrag van
€ 80.000,00 bruto aangeboden. Zij motiveert het verschil met de door haar gemaakte kosten van rechtskundige bijstand.
4. De kantonrechter heeft vastgesteld dat partijen het er bij gelegenheid van de comparitie na antwoord over eens waren dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Friesland Foods definitief is, ongeacht de vraag of het BBA 1945 van toepassing is. Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag kennelijk onredelijk vanwege het ontbreken van een vergoeding. De kantonrechter acht een schadevergoeding naar billijkheid van € 100.000,00 gerechtvaardigd. Hij heeft Friesland Foods veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
Bespreking van de grieven
5. Het hof stelt voorop dat op de arbeidsovereenkomst tussen [geïntimeerde], die woonachtig is in Duitsland, en Friesland Foods Nederlands recht van toepassing is, nu [geïntimeerde] zijn werk in Zwolle verrichtte. (Vgl. Hoge Raad 8 juni 1973, NJ 1973, 400 - omdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen dateert van voor 1 september 1991, is het EVO, blijkens art. 17 EVO niet van toepassing). Partijen zijn, blijkens de door hen ingenomen stellingen ook, stilzwijgend, uitgegaan van de toepasselijkheid van Nederlands recht en de kantonrechter is hen daarin gevolgd.
6. Met de grieven beoogt Friesland Foods het oordeel van de kantonrechter dat het aan [geïntimeerde] verleende ontslag kennelijk onredelijk is en dat [geïntimeerde] aanspraak heeft op een schadevergoeding van € 100.000,00 in volle omvang aan het hof voor te leggen. Het hof zal de grieven tezamen behandelen.
7. Bij het antwoord op de vraag of een verleend ontslag kennelijk onredelijk is, dienen volgens vaste rechtspraak alle omstandigheden van het geval te worden meegewogen (vgl. HR 1 december 1961, NJ 1962, 78 en 10 juni 2005, JAR 2005,174). Daarbij kunnen verschillende aspecten een rol spelen, zoals de duur van het dienstverband, de leeftijd van de werknemer, diens vooruitzichten op ander werk en de hoogte van het salaris. Ook de redenen voor en de bijzonderheden rond het ontslag moeten worden vastgesteld en worden gewogen. Van belang is tevens of aan de werknemer een vergoeding is toegekend. Het enkele feit dat een vergoeding ontbreekt, maakt het ontslag echter niet kennelijk onredelijk.
8. Het hof zal, in het licht van het bovenstaande, de feiten en omstandigheden bespreken die naar zijn oordeel van belang zijn bij het antwoord op de vraag of het ontslag kennelijk onredelijk is.
9. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [geïntimeerde] vanaf 1977 tot aan 2000 een uitstekende staat van dienst had bij Friesland Foods. In dat laatste jaar is hij in de nieuwe functie van business intelligence analyst begonnen. Naar het oordeel van het hof heeft Friesland Foods voldoende aannemelijk gemaakt dat [geïntimeerde] in die functie niet goed gefunctioneerd heeft. Uit de verslagen omtrent het coachingstraject dat de (nieuwe) leidinggevende van [geïntimeerde] vanaf medio 2003 met [geïntimeerde] is ingegaan, komt naar voren dat [geïntimeerde] in de visie van die leidinggevende, en van Friesland Foods, tekortschiet in (onder meer) het geven van presentaties, zelfsturendheid, analytisch vermogen en proactief optreden. [geïntimeerde] beschikt, zo komt uit deze verslagen naar voren, volgens zijn leidinggevende niet over het voor de functie van business intelligence analyst vereiste intellectuele niveau.
10. Dit oordeel van de leidinggevende vindt steun in een in de loop van 2004 opgesteld rapport van het door RightClaessens ingestelde onderzoek dat ten doel had een onafhankelijke analyse te geven van de bij [geïntimeerde] aanwezige kwaliteiten, competenties en persoonlijkheid. In de paragraaf "capaciteiten en vaardigheden" van dat rapport wordt onder meer het volgende vermeld:
"Over de gehele linie bezien zijn de prestaties van [geïnti[geïntimeerde] op de testen naar verstandelijke capaciteiten en vaardigheden met een boven gemiddeld Lbo- tot en met een gemiddeld Mbo-niveau te waarderen. Zijn denkniveau ligt op het snijvlak van Lbo en Mbo, zijn werkniveau is van Mbo-niveau. Wij zien hier het aanlegprofiel van een praktische Mbo-er. Hij zal zich vooral dienen te baseren op zijn opgedane kennis en ervaring en derhalve minder op zijn "spontane inzicht".
Hij is geen bijzonder vlot verwerker van de hem aangeboden informatie (schriftelijk en mondeling), hij zal in het algemeen meer informatie en/of tijd nodig hebben. Hij zal zich minder vlot en diepgaand kunnen inwerken in de voor hem nieuwe of meer complexe informatie.
(...)
Vanuit de, gezien de functie-eisen, beperkte score op het onderdeel dat vooral het creatief denkvermogen, het creatief probleemoplossend vermogen in kaart brengt, is hij geen bedenker."
In de paragraaf "conclusie en aanbevelingen" is onder meer te lezen:
"Het is hard, maar het moet worden gezegd: [voornaam geïntimeerde] zit op zijn huidige functie niet op zijn plaats. Hij heeft een te beperkt niveau, zeker voor een functie die op een Hbo-niveau wordt beschreven en gewaardeerd. Het is noch voor hemzelf, noch voor de werkgever goed als [voornaam geïntimeerde] langer in deze functie blijft.
(...)
Wij adviseren de werkgever met [voornaam geïntimeerde] op zoek te gaan naar een passende functie, zo mogelijk binnen Borculo Domo Ingrediënts, die voldoet aan het hierboven omschreven profiel.
Overigens adviseren wij in het belang van [voornaam geïntimeerde] een dergelijke zoektocht niet te lang te laten duren en mochten er binnen BDI geen mogelijkheden zijn de zoektocht uit te breiden tot het concern.
Als laatste mogelijkheid, als de voorgaande stappen onverhoopt tot niets passends mochten leiden zien wij een externe research geïndiceerd. Overigens verdient deze optie niet onze voorkeur. In dat geval adviseren wij een professionele loopbaanbegeleiding bij het zoeken naar een passende baan elders. Bij deze optie dient wel rekening te worden gehouden met een lange zoektocht door het relatieve lage opleidings-niveau van [voornaam geïntimeerde] en zijn lange dienstverband. Ook zal het moeilijk worden buiten het concern een zelfde inkomen te verwerven."
11. Frieslands Foods heeft het rapport van RightClaessens niet bestreden. Het rapport komt er, in de kern, op neer dat [geïntimeerde] voor de functie van business intelligence analyst niet "de juiste man op de juiste plaats is" en dat dit op grond van objectieve factoren (intellectueel niveau) gemakkelijk is vast te stellen. Onder die omstandigheden rijst de vraag waarom Friesland Foods [geïntimeerde] in 2000 toch in deze functie benoemd heeft. Zelfs als het zo is dat [geïntimeerde], zoals Friesland Foods stelt, herhaalde malen heeft aangegeven een andere functie, met meer uitdaging en een hoger salaris te ambiëren, diende Friesland Foods te voorkomen dat [geïntimeerde] aangesteld werd in een functie die voor hem te hoog gegrepen was en die een groot afbreukrisico voor hem had. Het is de verantwoordelijkheid van een werkgever om er voor te zorgen dat werknemers worden geplaatst op functies met het functieniveau dat past bij hun niveau. Friesland Foods is door [geïntimeerde] te benoemen in de (evident niet passende) functie van business intelligence analyst tekort geschoten in deze uit de verplichting van goed werkgeverschap voortvloeiende verantwoordelijkheid.
12. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, volgt het hof Friesland Foods niet in haar betoog, in de toelichting op grief II, dat [geïntimeerde] objectief gezien in staat kon en mocht worden geacht de desbetreffende functie naar behoren te vervullen. [geïntimeerde] beschikt niet over de voor het goed vervullen van de functie, overeenkomstig de eigen wensen van Friesland Foods, vereiste intellectuele en analytische vermogens. Dat [geïntimeerde] over veel ervaring beschikte en de branche door en door kende, werd ook door [geïntimeerde]s leidinggevende onderkend. Het volgt ook uit het rapport van RightClaessens. Uit de rapporten van de leidinggevende van [geïntimeerde] komt echter ook naar voren dat zij van oordeel was dat [geïntimeerde] niet in staat was de door hem verzamelde gegevens te analyseren en zo bruikbaar te maken voor de organisatie. Dat [geïntimeerde] daartoe niet in staat was, had Friesland Foods, gelet op het relatief beperkte creatieve denkvermogen en probleemoplossend vermogen van [geïntimeerde], kunnen en moeten verwachten. In dit kader is van belang dat Friesland Foods zelf heeft aangevoerd (conclusie van antwoord onder 3.21) dat een functie op uitvoerend niveau beter past bij de competenties van [geïntimeerde]. Van Friesland Foods mocht verwacht worden dat zij bij de aanstelling van [geïntimeerde] in de nieuwe functie de competenties van [geïntimeerde], die toen al meer dan twintig jaar bij haar in dienst was, kende. Door hem desalniettemin, en zonder een aanvullend onderzoek te verrichten naar zijn competenties, in de functie te plaatsen, heeft Friesland Foods onzorgvuldig gehandeld.
13. Dat de functie nieuw was en dat [geïntimeerde] de functie gedeeltelijk zelf heeft kunnen invullen, doet aan het voorgaande niet af. Friesland Foods heeft het functioneren van [geïntimeerde] beoordeeld op basis van de door haar (uiteindelijk) aan de functie gestelde eisen. Zij had, indien die eisen ook aanvankelijk golden, dienen te toetsen of [geïntimeerde] aan deze eisen zou kunnen voldoen. Indien Friesland Foods later hogere eisen is gaan stellen aan de functie, hetgeen zij ontkend heeft, is zij er verantwoordelijk voor dat [geïntimeerde] niet aan deze hogere eisen kon voldoen.
14. Op Frieslands Foods rustte, gelet op hetgeen is overwogen omtrent haar verantwoordelijkheid voor het "mislukken" van [geïntimeerde] in de functie van business intelligence analyst, een vergaande verplichting om [geïntimeerde] te herplaatsen in een passende functie in (of in het uiterste geval buiten) haar bedrijf. Friesland Foods stelt, in de toelichting op grief III, dat zij zich op dit punt tot het uiterste heeft ingespannen. [geïntimeerde] heeft juist betoogd dat Friesland Foods weinig heeft gedaan en dat zijn leidinggevende diverse sollicitatiepogingen heeft gefrustreerd door geen positieve informatie over hem te verstrekken. [geïntimeerde] heeft die laatste stelling niet deugdelijk onderbouwd, zodat het hof die buiten beschouwing zal laten.
15. Vast staat dat [geïntimeerde] omstreeks juli 2004 uit de functie van business intelligence analyst is ontheven en dat partijen toen een traject zijn ingegaan dat er op gericht was een nieuwe functie voor [geïntimeerde] te vinden. Het was de bedoeling dat het traject maximaal zes maanden zou duren en dat [geïntimeerde] gedurende die periode zou worden ingezet op de afdeling CQA te Zwolle. Vast staat ook dat Friesland Foods in augustus 2005 heeft geconcludeerd dat het traject niet had geleid tot herplaatsing van [geïntimeerde] in een definitieve functie en dat Friesland Foods [geïntimeerde] toen heeft meegdeeld zich genoodzaakt te zien de arbeidsovereenkomst met hem te beëindigen. Bij de pogingen om [geïntimeerde] te herplaatsen is aanvankelijk Randstad Mobiliteitsdiensten ingeschakeld met de opdracht om [geïntimeerde] te helpen zijn zoekprofiel helder te krijgen, en zijn ook het interne plaatsingsbureau en de afdeling P&O van Friesland Foods betrokken geweest.
16. [geïntimeerde] heeft gesteld dat hij gedurende het herplaatsingstraject 100 tot 120 sollicitaties heeft verricht, waaronder een aantal interne solliciaties. Dat is niet door Friesland Foods weersproken. Zij stelt echter dat de externe sollicitaties betrekking hadden op functies die te hoog gegrepen waren voor [geïntimeerde]. Wat daar ook van zij, over de interne sollicitaties heeft Friesland Foods dat niet gesteld. Zij heeft evenmin duidelijk gemaakt wat de reden was dat [geïntimeerde] niet voor deze functies in aanmerking kwam, en wat zij gedaan heeft om te bevorderen dat [geïntimeerde] de desbetreffende functies wel zou verkrijgen. Dat Friesland Foods [geïntimeerde] op deze functies heeft geattendeerd, hetgeen [geïntimeerde] overigens betwist
- volgens [geïntimeerde] heeft hij zelf steeds het initiatief genomen om te zoeken naar en te reflecteren op interne functies -, betekent nog niet dat Friesland Foods ook naar behoren invulling heeft gegeven aan de op haar rustende verplichting [geïntimeerde] te herplaatsen.
17. Friesland Foods stelt dat bij [geïntimeerde] sprake was van een gebrek aan zelfinzicht, in die zin dat hij weigerde in te zien dat hij een lagere functie zou moeten accepteren. Volgens haar komt dat gebrek aan zelfinzicht niet voor haar rekening. Het hof volgt Friesland Foods niet zonder meer in dit betoog. Friesland Foods miskent dat het gebrek aan zelfinzicht, als daarvan al sprake was, [geïntimeerde] mogelijk - duidelijk is dat niet - parten is gaan spelen in de positie waarin hij was komen te verkeren toen Friesland Foods haar verkeerde inschatting van de capaciteiten van [geïntimeerde] wilde redresseren. Indien Friesland Foods van oordeel was dat [geïntimeerde] niet deed wat van hem verwacht werd, had het op haar weg gelegen om hem daar ondubbelzinnig op te wijzen. Het hof stelt vast dat Friesland Foods [geïntimeerde] gedurende de looptijd van het traject slechts één brief, van 4 februari 2005, heeft gestuurd, waarin slechts indirect - doordat wordt aangedrongen op een pro-actiever houding bij [geïntimeerde] -, is aangegeven dat Friesland Foods van oordeel is dat [geïntimeerde] niet adequaat handelde. Bovendien valt, zonder nadere toelichting die echter ontbreekt, niet in te zien waarom Friesland Foods niet (opnieuw) een extern bureau heeft ingeschakeld toen haar, nadat Randstad Mobiliteitsdiensten haar werkzaamheden terzake van het opstellen van een zoekprofiel had afgerond, bleek dat het niet gemakkelijk was om [geïntimeerde] te herplaatsen. Voor het inschakelen van een extern bureau bestond des te meer aanleiding nu de P&O medewerkers van Friesland Foods, blijkens hun schriftelijke verklaringen, de communicatie met [geïntimeerde] als zeer moeizaam hebben ervaren.
18. Naar het oordeel van het hof heeft Friesland Foods, anders dan zij betoogt, ook met betrekking tot de herplaatsing van [geïntimeerde] niet gedaan wat van haar verwacht mocht worden.
19. Bij het antwoord op de vraag of het ontslag kennelijk onredelijk is, is ook van belang dat de positie van [geïntimeerde] op de arbeidsmarkt weinig rooskleurig is. In het in rechtsoverweging 10 aangehaalde rapport van RightClaessen is aangegeven dat het, gelet op het opleidingsniveau van [geïntimeerde] en zijn eenzijdige werkervaring, moeilijk zal zijn om een functie te vinden met een vergelijkbaar salarisniveau. Uit het feit dat [geïntimeerde] er gedurende het laatste jaar van zijn dienstverband niet in is geslaagd een andere functie te vinden, volgt eveneens dat [geïntimeerde] een zwakke arbeidsmarktpositie heeft, in die zin dat het uiterst moeilijk voor hem is om werk te vinden waarmee hij een vergelijkbaar salaris zal kunnen verdienen. Daarvan uitgaande zijn de nadelige financiële gevolgen van een ontslag aanzienlijk, zeker wanneer in aanmerking wordt genomen dat [geïntimeerde] bij een continuering van het dienstverband met Friesland Foods, op grond van de door Friesland Foods gedane toezeggingen, zijn oude salaris zou hebben kunnen behouden.
20. Van belang is, tenslotte, dat Friesland Foods [geïntimeerde] heeft aangeboden een vergoeding te betalen bij het einde van het dienstverband. Aanvankelijk heeft Friesland Foods aangegeven bereid te zijn een vergoeding van € 80.000,00 te betalen indien [geïntimeerde] zou meewerken aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Toen [geïntimeerde] niet wilde meewerken aan een ontbinding, en derhalve ook geen aanspraak kon maken op de aangeboden vergoeding, heeft Friesland Foods toch nog aangegeven bereid te zijn een vergoeding van
€ 50.000,00 te willen betalen. Zij heeft daaraan echter geen gevolg gegeven. Betaling van dit bedrag is immers achterwege is gebleven. In dit kader overweegt het hof dat het feit dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de hoogte van een vergoeding Friesland Foods niet ontslaat van haar verplichting om, als een goed werkgever, zelf haar verantwoordelijkheid te nemen door, ondanks het niet bereiken van overeenstemming, een in haar visie passende vergoeding uit te betalen.
21. Nu Friesland Foods [geïntimeerde] benoemd heeft in een functie die, naar Friesland Foods had behoren te begrijpen, te hoog gegrepen voor hem was, Friesland Foods tekortgeschoten is in de begeleiding van [geïntimeerde] naar ander werk, [geïntimeerde] tot aan de plaatsing in de andere functie altijd naar behoren gefunctioneerd heeft, het ontslag gelet op de mogelijkheden van [geïntimeerde] om passend werk te vinden ingrijpende financiële gevolgen voor hem heeft, heeft Friesland Foods de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] kennelijk onredelijk opgezegd door [geïntimeerde] geen vergoeding toe te kennen.
22. Het hof is, met de kantonrechter, van oordeel dat gelet op de in de vorige rechtsoverweging vermelde omstandigheden, rekening houdend met de leeftijd van [geïntimeerde], de duur van het dienstverband en de hoogte van het laatstverdiende salaris, een schadevergoeding van € 100.000,00 op zijn plaats is.
23. Om onduidelijkheden over de vraag of het bedrag van € 100.000,00 een netto of een bruto karakter heeft te voorkomen, zal het hof het vonnis van de kantonrechter voor wat betreft de veroordeling tot betaling van een bedrag van € 100.000,00 vernietigen en zal het Friesland Foods veroordelen tot betaling van een bedrag van € 100.000,00. bruto. In zoverre slaagt grief V. Voor het overige faalt de grief, net als de andere grieven.
24. In hoger beroep is Friesland Foods grotendeels in het ongelijk gesteld. Het hof zal Friesland Foods om die reden veroordelen in de proceskosten (geliquideerd salaris voor de advocaat 1,5 punt, tarief V).
25. [geïntimeerde] heeft ook de veroordeling van Friesland Foods in de proceskosten in eerste aanleg gevorderd. De kantonrechter heeft de proceskosten echter gecompenseerd en [geïntimeerde] is niet in incidenteel appel gekomen tegen deze beslissing, zodat deze vordering van [geïntimeerde] niet toewijsbaar is.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter van 28 juni 2007 voor zover Friesland Foods in dat vonnis is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 100.000,00 aan [geïntimeerde] en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Friesland Foods tot betaling aan [geïntimeerde] van een schadevergoeding naar billijkheid van € 100.000,00 bruto;
bekrachtigt het vonnis voor het overige;
veroordeelt Friesland Foods in de kosten van het hoger beroep en bepaalt deze kosten, voor zover tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen op € 251,00
aan verschotten en op € 3.948,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mrs. Zuidema, voorzitter, Breemhaar en De Hek, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 14 oktober 2008 in bijzijn van de griffier.