Hof 's-Hertogenbosch, 12-02-2008, nr. C0700233
ECLI:NL:GHSHE:2008:BC4858
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
12-02-2008
- Zaaknummer
C0700233
- LJN
BC4858
- Roepnaam
Europochette
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Modellen- en merkenrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2008:BC4858, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 12‑02‑2008; (Hoger beroep kort geding)
- Vindplaatsen
IER 2008, 41 met annotatie van A.W.J. Kamperman Sanders
Uitspraak 12‑02‑2008
Inhoudsindicatie
Door de grote mate van overeenstemming tussen de Europochette en de bestekhouder van [appellant] (vgl. r.o. 4.10), bezien in het licht van de voldoende ruimte die een ontwerper van een bestekhouder heeft bij de ontwikkeling daarvan (vgl. r.o. 4.7) is naar het oordeel van het hof de conclusie gerechtvaardigd dat de bestekhouder van [appellant] bij een horeca-ondernemer geen andere algemene indruk zal wekken dan de Europochette. Het hof concludeert dan ook dat [appellant] met haar bestekhouder inbreuk maakt op de Europochette.
typ. YH
rolnr. KG C0700233/RO
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
vierde kamer, van 12 februari 2008,
gewezen in de zaak van:
[APPELLANT],
handelend onder de naam [BEDRIJF 1],
wonende te [plaats],
appellant bij exploot van dagvaarding van 31 januari 2007,
procureur: mr. Ph.C.M. van der Ven,
tegen:
de rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap naar Belgisch recht EUROPOCHETTE N.V.,
gevestigd te Ninove (België),
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
op het hoger beroep van het door de voorzieningenrechter in de rechtbank Roermond gewezen vonnis in kort geding van 3 januari 2007 tussen appellant - [appellant] - als gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie en geïntimeerde - Europochette - als eiseres in conventie, verweerster in voorwaardelijke reconventie.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 76651/KG ZA 06-228)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [appellant] vijf producties overgelegd, zes grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van
Europochette, met veroordeling van Europochette in de volledige kosten in beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft Europochette de grieven bestreden en harerzijds geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant] in de volledige kosten van het geding.
2.3. Partijen hebben vervolgens hun zaak doen bepleiten ten overstaan van het hof. Namens [appellant] is gepleit door mr. T.F.W. Overdijk en namens Europochette door mr. D.E. Stols. De beide advocaten hebben daarbij gebruik gemaakt van pleitnotities. Het hof heeft [appellant] akte verleend van de door hem voorafgaand aan de zitting toegezonden producties. Partijen hebben tevens ieder kostenspecificaties in het geding gebracht.
2.4. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de exacte inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. In overweging 2 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Met grief I wordt dit oordeel bestreden, deels terecht. Het hof zal een nieuwe samenvatting geven van de feiten en een omschrijving van het geschil. Het enkele feit dat deze grief slaagt brengt echter nog niet mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven.
4.1.1. Europochette is een Belgische vennootschap die zich bezighoudt met de productie van horecabenodigdheden. Europochette is houdster van de volgende modelregistraties:
- internationaal model nummer DM 062564, ingeschreven op 14 november 2002 onder meer voor de Benelux;
- gemeenschapsmodel nummer 16407, gedeponeerd op 1 april 2003 bij het Bureau voor Harmonisatie van de Interne Markt met prioriteitsdatum 14 november 2002.
De geregistreerde modellen hebben betrekking op een zogenaamde "bestekhouder", een enveloppe die in horecagelegenheden wordt gebruikt om bestek, al dan niet tezamen met een (papieren) servet, op de tafel te presenteren. In het vervolg van dit arrest zullen de gedeponeerde modellen ook wel worden aangeduid als "de Europochette".
4.1.2. [appellant] houdt zich bezig met de handel in alle soorten enveloppen en ander organisatiedrukwerk zoals folders, brieven, leaflets, visitekaartjes etc. [appellant] levert ook bestekhouders aan de horeca, al dan niet met ingevouwen servet.
4.1.3. Europochette heeft [appellant] gedagvaard in kort geding, met de stelling dat de door [appellant] in het verkeer gebrachte bestekhouder inbreuk maakt op de door haar gedeponeerde modellen. Europochette heeft een verbodsvordering ingesteld, met nevenvorderingen.
4.1.4. De voorzieningenrechter heeft zich bevoegd geacht, en heeft vervolgens geoordeeld dat de modeldepots geldig zijn en dat de bestekhouder van [appellant] inbreuk maakt op de modellen van Europochette. Vervolgens zijn de vorderingen van Europochette toegewezen.
4.1.5. [appellant] kan zich met dat vonnis en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen niet verenigen en is daarvan in hoger beroep gekomen.
Bevoegdheid
4.2. In grief II stelt [appellant] zich op het standpunt dat de voorzieningenrechter zich ten onrechte bevoegd heeft verklaard om van het geschil ten aanzien van het gemeenschapsmodel kennis te nemen. Volgens [appellant] was de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage (de rechtbank voor het gemeenschapsmodel) bij uitsluiting bevoegd om van het geschil kennis te nemen. Deze grief faalt. Weliswaar wijst artikel 81 van de Gemeenschapsmodellenverordening (GModVo) jo artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-Verordening betreffende gemeenschapsmodellen bij uitsluiting de rechtbank 's-Gravenhage aan, maar daarop bestaat in artikel 90 lid 1 GModVo een uitzondering voor voorlopige maatregelen zoals een kort geding (afgezien van maatregelen als bedoeld in lid 3, die hier niet aan de orde zijn). Deze bepaling luidt: "aan de rechterlijke instanties van een lidstaat, met inbegrip van de rechtbanken voor het gemeenschapsmodel (onderstreping hof) kunnen voor een gemeenschapsmodel dezelfde voorlopige maatregelen worden gevraagd als het recht van die staat kent voor nationale modellen". Onder nationale modellen zijn voor Nederland te verstaan modellen die onder de - vervallen - Eenvormige (Benelux)Wet inzake Tekeningen of Modellen (BTMW) en het huidige Beneluxverdrag inzake de intellectuele eigendom (BVIE) zijn gedeponeerd. Reeds uit de onderstreepte tekst volgt dat de voorzieningenrechter in de rechtbank 's-Gravenhage niet bij uitsluiting bevoegd is van vorderingen in kort geding kennis te nemen. Anders dan [appellant] betoogt, heeft artikel 81 GModVo geen voorrang op het bepaalde in artikel 90 GmodVo.
Overigens was de voorzieningenrechter eveneens bevoegd inzake de door Europochette gestelde inbreuk op het internationale model. Artikel 4.6 lid 1 BVIE wijst immers als hoofdregel voor relatieve competentie de rechtbank van de woonplaats van de gedaagde aan (in casu de rechtbank Roermond). Nu de rechtbank Roermond is gelegen in het ressort 's-Hertogenbosch is in hoger beroep dit hof bevoegd. Grief II faalt.
Toepasselijk recht
4.3. Met partijen en de voorzieningenrechter gaat het hof uit van de toepasselijkheid van Nederlands recht.
De geldigheid van het model
4.4. Ten aanzien van de registratie van een gemeenschapsmodel dient er in een kort geding als dit als regel van uitgegaan te worden dat dit een geldig model betreft. In deze zaak zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die meebrengen dat dit in dit geval anders is.
Overigens heeft met betrekking tot het verweer van [appellant] dat geen sprake is van een geldig model het volgende te gelden.
Een model komt in aanmerking voor bescherming voor zover het nieuw is en het een eigen karakter heeft. Nieuw is een model als er geen identiek model voor het publiek beschikbaar is gesteld. Een model is identiek, indien de kenmerken ervan slechts in onbelangrijke details verschillen.
De Europochette is bestemd om bestek te presenteren, waarbij het bestek enerzijds zichtbaar is en het gemakkelijk uit de bestekhouder kan worden genomen, maar het anderzijds niet in direct contact komt met de tafel. Deze vorm van presenteren wordt mede mogelijk gemaakt door het zogenaamde "slaapzakmodel", waarmee (ook) het hof bedoelt dat het recht afgesneden achterblad van de bestekhouder ruim twee centimeter uitsteekt boven het recht afgesneden voorblad. In de Europochette kan tevens een (papieren) servet worden ingevouwen.
Naar het oordeel van het hof wijken de door Europochette gedeponeerde modellen op meer dan slechts onbelangrijke details af van de modellen die volgens [appellant] al eerder bestonden:
- ten aanzien van de chopstickzakjes geldt dat deze
- gezien de maatvoering - slechts bestemd zijn voor het presenteren van (oosterse) eetstokjes en deze gezien de maatvoering geen bestek (vork, lepel, mes) kunnen bevatten, en al evenmin een servet;
- ten aanzien van de Chinese cadeau-enveloppen en de bestekhoezen van Leone, Decor en private-label.nl geldt dat zij het slaapzakmodel ontberen en dat zij ofwel contact toestaan tussen het bestek en de tafel ofwel dat het bestek geheel in de bestekhoezen verdwijnt;
- de bestekhouder van Juffrouw Tok kent naast een andere maatvoering een afgeschuind voorblad, waardoor de aanblik beduidend anders is dan de Europochette;
- de bestekhouder voor de Auberge Des Aulnes: hier is de sluitklep afgesneden, terwijl dat bij de Europochette niet is gebeurd. Ook deze bestekhouder ontbeert derhalve het slaapzakmodel.
Anders dan [appellant], is het hof derhalve voorshands van oordeel dat de modellen van Europochette in relevante mate afwijken van de genoemde reeds eerder bestaande bestekhouders.
4.5. Dat er al jaren hooggesloten enveloppen bekend zijn die, zoals [appellant] stelt, zeer dicht in de buurt komen van het uiterlijk en de maatvoeringen van de Europochette, doet hier niet aan af. Niet gesteld of gebleken is dat hooggesloten enveloppen zoals loonzakjes en collecte-envelopjes ten tijde van de inschrijving van de modellen van Europochette reeds toepassing hadden gevonden in de horeca om bestek/servetten te presenteren. Bovendien is reeds bij de eerste aanblik van de Europochette duidelijk dat het deze niet bestemd is om als enveloppe in de traditionele zin te worden gebruikt (of zoals [appellant] dat stelt "om voorwerpen te omvatten"), omdat een plakrand ontbreekt en bovendien de niet gesloten zijde niet - zoals te doen gebruikelijk bij enveloppen - is voorgevouwen om de enveloppe te kunnen sluiten.
4.6. [appellant] heeft tevens betwist dat de Europochette een eigen karakter heeft. De enkele stelling dat de algemene indruk van de Europochette niet afwijkt van bestekhoezen zonder slaapzakmodel is gelet op het vorenstaande onvoldoende om die conclusie te kunnen rechtvaardigen. Dat het rechte slaapzakmodel een eigen karakter heeft ten opzichte van de afgeschuinde versie van Juffrouw Tok, volgt eveneens uit het voorgaande. Dat er ook andere hooggesloten enveloppen bestaan (waarmee [appellant] dan kennelijk doelt op de loon- en collectezakjes) is naar het voorlopig oordeel van het hof ook hier niet relevant.
4.7. [appellant] heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat de uiterlijke kenmerken van de Europochette uitsluitend door de technische functie worden bepaald.
Ook dat standpunt verwerpt het hof. Reeds uit het enkele feit dat - zoals uit de producties van [appellant] blijkt - er andere bestekhouders, dan die waarvoor Europochette haar modelrecht verkreeg, op de markt zijn die voor hetzelfde gebruik geschikt zijn, doch een andere vorm hebben, volgt dat de vormgeving van de bestekhouder van
Europochette niet noodzakelijk is voor het bereiken van het technische effect (het op gemakkelijke, snelle en smaakvolle wijze presenteren van bestek, al dan niet tezamen met een servet). Blijkens die producties zijn vele variaties en mogelijkheden denkbaar, zoals een ander maatvoering, andere lengte/breedteverhouding, gesloten modellen (waarin het bestek geheel verdwijnt) of juist geopende (waarbij het bestek uitsteekt), de wijze waarop het voor- of onderblad zijn afgesneden en het al dan niet omvouwbaar maken van het onderblad. Het valt dan ook niet in te zien dat het slaapzakmodel met een recht afgesneden voorblad, waarop Europochette het modelrecht houdt, noodzakelijk is voor het verkrijgen van bovenomschreven technisch effect en dat het model op die grond geen bescherming zou genieten.
4.8. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat de Europochette voor bescherming in aanmerking komt. Daarmee faalt grief III.
De inbreuk op het model
4.9. Vervolgens dient beoordeeld te worden of de bestekhouder van [appellant] inbreuk maakt op de Europochette. [appellant] betwist in grief IV dat daarvan sprake is. Ook deze grief faalt.
4.10. Beoordeeld dient te worden of het vermeend inbreuk makende model een andere algemene indruk wekt bij de geïnformeerde gebruiker dan het gedeponeerde model. Vergelijking van de Europochette zoals geregistreerd met de bestekhouder van [appellant] leidt tot het volgende:
- beide bestekhouders zijn bedoeld om bestek in te plaatsen en kunnen worden geleverd met een reeds ingevouwen servet;
- beide bestekhouders zijn rechthoekig;
- de maatvoering is nagenoeg identiek;
- beide bestekhouders vertonen het zogenaamde "slaapzakmodel" met een recht afgesneden voorblad, waarbij het onderblad van beide bestekhouders even groot is;
- het achter/onderblad van beide bestekhouders is in de hoeken bovenaan afgerond (althans, bij het als 2.1. gedeponeerde model).
Aldus is er sprake van veel overeenkomsten tussen de Europochette en het model van [appellant]. De door [appellant] gestelde verschillen acht het hof voorshands van ondergeschikt belang. Zo doen de andere wijze van vouwen en verlijmen (de Europochette is "koud geplakt" terwijl de bestekhouder van [appellant] omgevouwen plakranden heeft) en de door [appellant] gestelde - maar door het hof niet of nauwelijks onderkende - minder geprononceerde bolling van de bestekhouder van [appellant] - niet af aan het uiterlijk van het model. Ook de door [appellant] gestelde verschillen in klassiek of design-uitstraling met een zachtere uitstraling tegenover strakke lijnen, waarbij diens eigen bestekhouder bovendien meer luxe zou aandoen dan de Europochette, onderkent het hof niet. Het hof benadrukt hierbij dat het gaat om een vergelijking van de modellen zoals geregistreerd en de bestekhouder zoals door [appellant] wordt gebruikt.
4.11. Door de grote mate van overeenstemming tussen de Europochette en de bestekhouder van [appellant] (vgl. r.o. 4.10), bezien in het licht van de voldoende ruimte die een ontwerper van een bestekhouder heeft bij de ontwikkeling daarvan (vgl. r.o. 4.7) is naar het oordeel van het hof de conclusie gerechtvaardigd dat de bestekhouder van [appellant] bij een horeca-ondernemer geen andere algemene indruk zal wekken dan de Europochette. Het hof concludeert dan ook dat [appellant] met haar bestekhouder inbreuk maakt op de
Europochette. Grief IV faalt.
Omvang vorderingen
4.12. Anders dan [appellant], acht het hof de vorderingen van Europochette niet disproportioneel, zodat het daarop gerichte onderdeel van grief V faalt. Voor het overige ontbeert grief V zelfstandige betekenis, evenals grief VI.
Conclusie
4.13. Nu alle grieven falen, zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. Het hof merkt nog op dat [appellant] in eerste aanleg een voorwaardelijke reconventionele vordering heeft ingesteld. Nu de voorwaarde voor die reconventionele vordering niet is vervuld, kan (en kon) verdere bespreking daarvan achterwege blijven.
Proceskosten
4.14. In hoger beroep heeft [appellant] te gelden als de in het ongelijk gestelde partij, zodat hij in de kosten daarvan veroordeeld zal worden. Hiervoor geldt dat Europochette aanspraak kan maken op de volledige proceskostenvergoeding, echter niet op grond van het door haar genoemde artikel 1019h Rv. Dat artikel is immers niet van toepassing, nu deze procedure is ingeleid voor de inwerkingtreding van dat artikel (1 mei 2007). Evenwel kan Europochette op grond van artikel 14 van richtlijn 2004/48/ EG aanspraak maken op vergoeding van haar kosten. Het bedrag dat Europochette in dat kader vermeldt, € 15.140,40 betreft de kosten van de eerste aanleg en het hoger beroep. Het hof stelt vast dat de hoogte van dit door Europochette gevorderde bedrag niet bestreden is door [appellant] (die zelf een nog hoger bedrag vorderde). Door de voorzieningenrechter is ter zake van de kosten van het geding in eerste aanleg toegewezen een bedrag van € 8.247,20. Europochette heeft er op gewezen dat de voorzieningenrechter ten aanzien van de kostenveroordeling heeft verzuimd om rekening te houden met de kosten van de inleidende dagvaarding, de reiskosten voor de zitting in Roermond en het vastrecht voor de eerste aanleg (welke kosten volgens de specificatie van Europochette respectievelijk € 74,02, € 74,70 en € 248,= bedragen, derhalve in totaal € 396,72). Nu de advocaat van [appellant] zich ter zitting niet tegen toewijzing van die kosten heeft verzet indien Europochette in het gelijk zou worden gesteld, zijn deze kosten toewijsbaar. Het hof zal dan ook de proceskostenveroordeling uit de eerste aanleg vernietigen en verhogen met de zojuist genoemde kosten.
Een en ander brengt mee dat overeenkomstig de specificatie van Europochette terzake de kosten van het hoger beroep een bedrag van € 6.496,48 zal worden toegewezen (€ 15.140,40 min € 8.247,20 min 396,72).
5. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend voor zover dat betrekking heeft op de proceskostenveroordeling, en in zoverre opnieuw rechtdoende;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van de eerste aanleg, aan de zijde van Europochette tot op heden begroot op € 8.643,92;
bekrachtigt het beroepen vonnis voor het overige;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, aan de zijde van Europochette tot op heden begroot op € 6.496,48.
Dit arrest is gewezen door mrs. Meulenbroek, Keizer en
F. Vermeulen en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 12 februari 2008.