Hof Amsterdam, 16-11-2010, nr. 200.056.281/01 NOT
ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9062
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
16-11-2010
- Magistraten
Mrs. A.D.R.M. Boumans, A. Bockwinkel, J.W. van Zaane
- Zaaknummer
200.056.281/01 NOT
- LJN
BO9062
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Juridische beroepen / Tuchtrecht
Insolventierecht / Faillissement
Juridische beroepen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9062, Uitspraak, Hof Amsterdam, 16‑11‑2010; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 16‑11‑2010
Inhoudsindicatie
Het hof is van oordeel dat de notaris er niet zonder deugdelijk nader onderzoek van uit had mogen gaan dat Rebgun bevoegd was Yukos bij het passeren van de akte te vertegenwoordigen. Dat door de notaris een dergelijk deugdelijk nader onderzoek naar de bevoegdheid van Rebgun is ingesteld is niet gebleken. De omstandigheid dat de notaris vooraf een (overgelegde) legal opinion heeft verkregen leidt niet tot een ander oordeel, reeds daarom niet nu niet blijkt dat in die opinion ook de inhoud van de hiervoor genoemde kort geding vonnissen is betrokken. Het hof vernietigt de bestreden beslissing van de kamer van toezicht en legt aan de notaris de maatregel van berisping op en verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Mrs. A.D.R.M. Boumans, A. Bockwinkel, J.W. van Zaane
Partij(en)
Beslissing van 16 november 2010 in de zaak onder nummer 200.056.281/01 NOT van:
- 1.
YUKOS FINANCE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
- 2.
D.A. GODFREY,
wonende te Honolulu, Hawaii (V.S.),
- 3.
B.K. MISAMORE,
wonende te Houston, Texas (V.S.),
APPELLANTEN,
gemachtigde: mr. drs. G.P. Oosterhoff,
tegen
[de notaris]
notaris te [plaatsnaam]
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigden: mrs. A. Knigge en M.G.M. de Bont.
1. Het geding in hoger beroep
1.1.
Ter griffie van het hof is op 4 februari 2010 van de zijde van appellanten, hierna klagers, een verzoekschrift met één bijlage ingekomen, waarbij zij hoger beroep hebben ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam, hierna de kamer, van 7 januari 2010, waarbij de kamer de klacht tegen geïntimeerde, verder de notaris, ongegrond heeft verklaard.
1.2.
Van de zijde van klagers is op 23 maart 2010 een aanvulling van de gronden van het hoger beroep ingekomen.
1.3.
Van de zijde van de notaris is op 6 mei 2010 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.4.
Van de zijde van klagers is op 3 augustus 2010 een tweetal producties ter griffie van het hof ingekomen.
1.5.
Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 augustus 2010.
De gemachtigde van klagers, de notaris en de gemachtigden van de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. De gemachtigden hebben het woord gevoerd aan de hand van pleitnotities.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De ontvankelijkheid van klagers
3.1.
Klagers sub 2 en 3 zijn oud-werknemers/bestuurders van de gefailleerde vennootschap Yukos Oil Company.
Naar het oordeel van het hof kunnen klagers sub 2 en 3 niet aangemerkt worden als belanghebbende bij de na te noemen akte van 8 mei 2007 in de zin van artikel 49 Wet op het notarisambt, verder: Wna. Dat brengt mee dat zij, nu zij in deze zaak geen rechtens te respecteren zelfstandig belang hebben, niet kunnen worden ontvangen in hun klacht.
3.2.
Klager sub 1 — verder: klaagster— is weliswaar eveneens geen partij bij genoemde akte, maar als dochtermaatschappij van de gefailleerde vennootschap, waarvoor E.K. Rebgun, verder Rebgun, in zijn hoedanigheid van curator bij de akte is opgetreden, kan zij wel als belanghebbende worden aangemerkt en dus worden ontvangen in haar klacht.
3.3.
Het verweer van de notaris dat klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard wordt dan ook verworpen.
4. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
5. Het standpunt van klaagster
5.1.
Klaagster verwijt de notaris dat hij in redelijkheid niet heeft kunnen vaststellen dat Rebgun naar Nederlands recht bevoegd was Yukos Oil Company in Nederland te vertegenwoordigen. Van de onzekerheid over die onbevoegdheid was de notaris op de hoogte althans kon hij op de hoogte zijn. Desondanks heeft hij toch de akte van schulderkenning op 8 mei 2007, verder: de akte, verleden. De notaris heeft zijn oordeel gesteld vóór dat van verscheidene voorzieningenrechters. Dat de notaris van deze uitspraken op de hoogte was blijkt uit de nogal ongebruikelijke disclaimer die de notaris heeft opgenomen in de akte en de vrijwaringsplicht van partijen jegens de notaris, die ook in die akte staat. De notaris had zijn ministerie dan ook dienen te weigeren.
5.2.
Voorts wordt de notaris verweten dat hij partijdig heeft gehandeld, aangezien hij zich geconformeerd heeft aan de stellingen van de partijen bij de akte, waaronder zijn kantoorgenoot mr. [X], die als advocaat voor Rosneft optrad. Hij is daarbij onzorgvuldig te werk gegaan door geen verder onderzoek naar die stellingen te verrichten. Daarbij heeft hij ook geen contact opgenomen met klaagster of Yukos Oil Company om hun standpunten te vernemen. Naar de mening van klaagster dient een notaris extra voorzichtig op te treden als een kantoorgenoot als advocaat optreedt, ten einde iedere schijn van partijdigheid of onafhankelijkheid te vermijden.
5.3.
Ook verwijt klaagster de notaris dat hij door het passeren van de akte in sterke mate heeft bijgedragen aan een situatie van onzekerheid bij derden. Hoewel uit het vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2007 volgt dat Yukos Oil Company bij de akte onbevoegd werd vertegenwoordigd, is daarmee nog niet de op basis van die akte begonnen executie ongedaan gemaakt en is klaagster (of zijn derden-crediteuren) gedwongen om via een procedure alsnog de juistheid van de op basis van die akte gebaseerde executietitel aan te vechten. De uitgebreide disclaimer die de notaris in de akte voor zichzelf heeft opgenomen, doet daaraan niet af nu
- (i)
een notaris zich niet kan vrijwaren ten aanzien van de juistheid van de identiteit van de comparanten en hun bevoegdheid om namens de partijen bij de akte op te treden,
- (ii)
voor zover de disclaimer al enige geldigheid heeft deze geen werking heeft ten opzichte van derden en
- (iii)
een disclaimer geen werking in tuchtrechtelijke zin kan toekomen.
Bovendien meent klaagster dat de disclaimer en de eveneens in de akte opgenomen vrijwaring onderstrepen dat de notaris geen behoorlijk onderzoek heeft verricht en dat hij zich daarvan bewust was.
5.4.
Ten slotte wordt de notaris verweten dat hij door het passeren van de akte gehandeld heeft op een wijze die een notaris niet past, waardoor het vertrouwen van het publiek is geschokt.
6. Het standpunt van de notaris
6.1.
De notaris heeft de stellingen van klaagster betwist en zich als volgt verweerd.
6.2.
Na zorgvuldig en nauwgezet onderzoek waren hem, notaris, geen redenen gebleken op grond waarvan hij zijn ministerie moest weigeren zodat hij zijn ministerie moest verlenen . Ter zake van de bevoegdheid van Rebgun heeft hij om een legal opinion verzocht. Daarin werd bevestigd dat Rebgun bevoegd was om als curator op te treden. Bovendien heeft hij zijn conclusies intercollegiaal laten toetsen.
6.3.
Voorts heeft de notaris gewezen op het vonnis van 11 augustus 2006 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, waarin werd geoordeeld dat naar Nederlands recht een buitenlandse curator bevoegd is om hier als zodanig op te treden. Zonder nader onderzoek naar de feiten zag de voorzieningenrechter geen reden om Rebgun zijn bevoegdheid te ontzeggen. De notaris is op basis van zijn onderzoek tot de conclusie gekomen dat hij Rebgun evenmin de bevoegdheid kon ontzeggen om namens Yukos Oil Company te compareren bij het verlijden van de akte.
6.5.
Hij heeft een vertaling van de Russische vonnissen ter zake van de vordering gekregen. Over de inhoud daarvan bestond geen twijfel.
6.6.
Ten slotte heeft de notaris er op gewezen dat hij aan de voet van de akte heeft verklaard:
‘that I have not made any legal inspection on the contents of the aforementioned declarations, the validity of the underlaying claim, or any other material fact of representation parties may rely on in entering into this deed ’ .
7. Beoordeling van de klacht
7.1.
Ter beantwoording ligt thans de vraag voor of de notaris zijn ministerie heeft mogen verlenen bij het passeren van de akte.
In dat verband is het volgende van belang.
Vast staat dat de notaris kennis heeft genomen van de inhoud van de vonnissen van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van resp. 11 augustus 2006, 21 september 2006 en 17 november 2006 (verweerschrift in hoger beroep, onder 5.4 en 5.5.c).
Deze vonnissen houden onder meer in — voor zover thans van belang — :
- —
het vonnis van 11 augustus 2006:
‘8 .
(…) In dit kort geding kan niet worden beoordeeld in hoeverre het faillissement van Yukos Oil Company terecht is aangevraagd en uitgesproken. Daartoe dient een nader onderzoek naar de feiten plaats te vinden, waartoe een kort geding procedure zich niet leent.’
- —
het vonnis van 21 september 2006:
‘9.
Volgens eisers is de door Nauta overgelegde documentatie slechts een weergave van de standpunten van partijen en bevat deze geen feitelijke informatie. Vast staat evenwel dat Yukos Oil in 2004 over de (gang van zaken rond) de belastingaanslagen een klacht heeft ingediend bij het EHRM, dat de RF daarop heeft geantwoord, dat Yukos Oil daar weer op heeft gereageerd en dat het EHRM naar aanleiding daarvan (op 10 juli 2006) nadere inlichtingen heeft gevraagd aan de RF. Verder is niet in geschil dat het EHRM met toepassing van regel 41 van de Rules of the Court bij voorrang zal oordelen over de vraag of Yukos Oil in haar klacht kan worden ontvangen. Op basis daarvan, en op grond van hetgeen in de producties en ter zitting is aangevoerd, kan worden aangenomen dat de stellingen van Yukos Oil aanleiding (moeten ) zijn voor serieus onderzoek en vooralsnog niet als ongefundeerde stellingen terzijde kunnen worden geschoven.(…)
11.
Op grond van het voorgaande valt echter niet op voorhand uit te sluiten dat het EHRM de klacht ontvankelijk zal achten en dat de slotsom uiteindelijk zal zijn dat de belastingaanslagen en het faillissement de toets der kritiek niet zullen doorstaan. Als dat het geval is, kan van de rechtsgeldigheid van het faillissement en de daarop gebaseerde beslissingen van de curator niet langer worden uitgegaan (…)’
- —
het vonnis van 17 november 2006:
‘ 7.
(…) Daar staat tegen over dat thans niet kan worden uitgesloten dat aan het faillissement van Yukos Oil gebreken (blijken te) kleven en dat die gebreken rechtsgevolgen zullen hebben. De omstandigheid dat het faillissement in de RussischeFederatie in hoger beroep is gehandhaafd doet hieraan niet af. De klacht bij het EHRM betreft weliswaar niet direct het faillissement, maar wel de belastingaanslagen die tot het faillissement hebben geleid. Voorshands moet worden aangenomen dat als het EHRM concludeert tot schending van het Verdrag, de Russische Federatie zich gehouden zal achten daaraan rechtsgevolgen zal (het hof leest: te) verbinden. Thans kan niet worden uitgesloten dat die rechtsgevolgen zich mede uitstrekken tot de ongedaanmaking van het faillissement, althans de rechtsgevolgen daarvan (de beslissingen van de curator daaronder begrepen.)
Hier komt bij dat partijen (en anderen) ook in andere procedures verwikkeld zijn die (mede) de rechtsgeldigheid van de (rechtsgevolgen van ) het faillissement van Yukos Oil Company betreffen.’
7.2.
Het hof is van oordeel dat de notaris op grond van deze overwegingen er niet zonder deugdelijk nader onderzoek van uit had mogen gaan dat Rebgun bevoegd was Yukos bij het passeren van de akte te vertegenwoordigen. In deze kort gedingvonnissen wordt immers steeds weer en onomwonden geoordeeld dat de vraag of Rebgun Yukos Oil in Nederland kan vertegenwoordigen eerst kan worden beantwoord nadat er gedegen feitelijk onderzoek naar is gedaan.
Dat door de notaris een dergelijk deugdelijk nader onderzoek naar de bevoegdheid van Rebgun is ingesteld is niet gebleken. De omstandigheid dat de notaris vooraf een (overgelegde) legal opinion van Chadbourne & Parke LLP van 3 mei 2007 heeft verkregen leidt niet tot een ander oordeel, reeds daarom niet nu niet blijkt dat in die opinion ook de inhoud van de hiervoor genoemde kort geding vonnissen is betrokken. Hetzelfde geldt voor het verweer van de notaris dat hij vooraf een seniorpartner om diens mening heeft gevraagd. De notaris heeft immers niet nader toegelicht welke vraag of vragen hij precies aan genoemde seniorpartner heeft voorgelegd, welk onderzoek deze laatste heeft ingesteld om die vraag of vragen te kunnen beantwoorden, en wat die seniorpartner — van wie geen schriftelijke verklaring is overgelegd — precies heeft geantwoord en op welke gronden. Dat betekent dat de onder 5.1. omschreven klacht gegrond is.
7.3.
Door onder de voormelde omstandigheden, in het bijzonder gezien de inhoud van de bovengenoemde kort geding vonnissen, te lichtvaardig aan te nemen dat Rebgun in deze bevoegd was Yukos Oil te vertegenwoordigen en de akte van schulderkenning te passeren heeft de notaris bijgedragen aan een situatie van onzekerheid bij derden. (Gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven overwegingen van de onder 7.1. genoemde vonnissen had de notaris — het zij herhaald — zich terughoudend dienen op te stellen en pas na nader onderzoek zijn ministerie mogen verlenen.) Het onder 5.3. weergegeven klachtonderdeel is dan ook eveneens gegrond.
7.4.
Met de kamer is het hof van oordeel dat het klachtonderdeel betreffende de partijdigheid van de notaris ongegrond is. De notaris heeft in de litigieuze akte vastgelegd hetgeen partijen voor ogen hebben gehad met het opstellen van deze akte. Van partijdigheid is niet gebleken.
7.5.
Op grond van hetgeen onder 7.2 en 7.3 is overwogen stelt het hof vast dat de notaris de in artikel 98 lid 1 Wna geformuleerde norm in ernstige mate heeft overtreden en daardoor tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het hof acht de maatregel van berisping passend en geboden.
Nu het hof tot een ander oordeel komt dan de kamer kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven.
7.6.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
8. De beslissing
Het hof:
- —
vernietigt de bestreden beslissing, en opnieuw rechtdoende:
- —
verklaart klagers sub 2 en 3 niet ontvankelijk in hun klacht;
- —
verklaart het klachtonderdeel zoals genoemd in 5.1… en 5.3. gegrond;
- —
legt aan de notaris de maatregel van berisping op;
- —
verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, A. Bockwinkel en J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2010 door de rolraadsheer.