RvdW 2020/185
Veroordeling in hoger beroep na vrijspraak eerste aanleg. Gebruik voor bewijs van verklaringen getuige die rechtbank onbetrouwbaar had geacht en waarvan het hof het opnieuw horen niet noodzakelijk achtte, toelaatbaar.
HR 28-01-2020, ECLI:NL:HR:2020:59
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28 januari 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
18/02390
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS187293:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:59, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑01‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:869, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑09‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑04‑2019
- Wetingang
Essentie
Veroordeling in hoger beroep na vrijspraak in eerste aanleg. Gebruik voor bewijs van verklaringen van getuige die rechtbank onbetrouwbaar had geacht en waarvan het hof het opnieuw (doen) horen niet noodzakelijk achtte, is, ook in het licht van art. 6 EVRM, toelaatbaar.
Samenvatting
In geval de rechter in eerste aanleg een de verdachte belastende verklaring van een getuige niet betrouwbaar acht, deze daarom niet voor het bewijs gebruikt en de verdachte (mede) op die grond vrijspreekt, dient de rechter in hoger beroep, indien hij die verklaring wel voor het bewijs gebruikt, ter waarborging van de deugdelijkheid ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.