Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen
Einde inhoudsopgave
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/4.5.5:4.5.5 Het ontbreken van wettelijke regelingen: geen negatieve invloed op toelaatbaarheid
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/4.5.5
4.5.5 Het ontbreken van wettelijke regelingen: geen negatieve invloed op toelaatbaarheid
Documentgegevens:
mr. E.R. Roelofs, datum 01-04-2014
- Datum
01-04-2014
- Auteur
mr. E.R. Roelofs
- JCDI
JCDI:ADS434522:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HvJ EG 28 januari 1992, Hanns-Martin Bachmann tegen Belgische Staat, zaak C-204/90, Jurisprudentie 1992 p. 1-00249.
HvJ EU 12 juli 2012, Vale Épitési kft., verzoek om een prejudiciële beslissing: Legfelsőbb Bíróság – Hongarije, Zaak C-378/10, Jur. 2012, p. 00000, RO 2012/60, r.o. 38.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Het ontbreken van geschreven wettelijke regelingen voor grensoverschrijdende splitsing, hetzij op unieniveau, hetzij op nationaal niveau, staat naar mijn mening niet aan een positieve beantwoording van de vraag naar de toelaatbaarheid van grensoverschrijdende splitsing in de weg. Van Solinge heeft in zijn proefschrift in 1994 reeds verdedigd dat het ontbreken van een specifieke regeling voor een grensoverschrijdende variant van fusie niet in de weg staat aan grensoverschrijdende fusie. Hetzelfde geldt naar mijn mening voor splitsing en grensoverschrijdende splitsing.
Ook volgens het Hof van Justitie van de EG is het ontbreken van een wettelijk kader geen belemmering voor de toelaatbaarheid van en uitvoering van een grensoverschrijdende fusie. Het bestaan van harmonisatieregels – zoals bijvoorbeeld in de vorm van een richtlijn – is niet een voorwaarde voor de uitoefening van de vrijheid van vestiging. In overweging 26 van het Sevic-arrest schrijft het Hof van Justitie van de EG hierover:
‘(…) hoewel communautaire harmonisatieregels nuttig zijn om grensoverschrijdende fusies te vergemakkelijken, kan het bestaan van dergelijke harmonisatieregels niet als voorwaarde vooraf worden gesteld voor de uitoefening van de in de artikelen 43 EG en 48 EG neergelegde vrijheid van vestiging (…)’
In het Bachmann-arrest1 schrijft het Hof van Justitie van de EG in dezelfde zin:
‘(…) harmonisatie kan niet als voorwaarde vooraf worden gesteld voor de toepassing van artikel 48 EEG-Verdrag’.
Ook in het Vale-arrest bevestigt het Hof van Justitie van de EU nog eens dat een verschil in behandeling van grensoverschrijdende omzettingen ten opzichte van nationale omzettingen niet kan worden gerechtvaardigd door het ontbreken van regels van afgeleid Unierecht. Het Hof van Justitie van de EU merkt dienaangaande nog eens op dat regels omtrent grensoverschrijdende omzettingen deze weliswaar vergemakkelijken, maar het bestaan ervan niet als voorwaarde vooraf kan worden gesteld voor de uitoefening van vrijheid van vestiging.2
Uit zowel de opvatting van Van Solinge, als uit de overwegingen van het Hof van Justitie van de EG/EU in het Sevic-arrest, het Bachmann-arrest, en het Vale-arrest, als uit de overwegingen van de Rechtbank Amsterdam, leid ik af dat het ontbreken van harmonisatie van de procedure tot en de gevolgen van grensoverschrijdende splitsing niet in de weg staan aan een positief antwoord op de vraag naar de toelaatbaarheid van grensoverschrijdende splitsing.