Rechtbank Utrecht 4 maart 2004, LJN AO5602)
Rb. Zutphen, 01-02-2010, nr. 06/580653-08
ECLI:NL:RBZUT:2010:BL1516, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Zutphen
- Datum
01-02-2010
- Magistraten
Mrs. Hödl, Varenhorst, Prisse
- Zaaknummer
06/580653-08
- LJN
BL1516
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZUT:2010:BL1516, Uitspraak, Rechtbank Zutphen, 01‑02‑2010
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARN:2012:BW4599, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 01‑02‑2010
Inhoudsindicatie
De rechtbank veroordeelt verdachten tot gevangenisstraffen van 17 jaar (verdachte U.), 18 jaar (verdachte M. LJN BL1498) en 20 jaar (verdachte G. LJN BL1518). De drie verdachten hebben zich schuldig gemaakt aan medeplegen van moord op de heer G. Nijkamp te Apeldoorn. Aan de moord is een langdurige en zorgvuldig georganiseerde voorbereiding voorafgegaan. Het handelen van verdachten rechtvaardigt een lange gevangenisstraf.
Mrs. Hödl, Varenhorst, Prisse
Partij(en)
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte B],
geboren te [plaats op 1982],
wonende te [plaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Doetinchem.
Raadsman: mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 mei 2009, 12 juni 2009, 26 juni 2009, 1 september 2009, 15 september 2009, 16 november 2009, 12 januari 2010, 13 januari 2010, 14 januari 2010 en 18 januari 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2007 te Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben/heeft verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg,
met een pistool, althans een vuurwapen, vijf, althans één of meer kogels op die [slachtoffer] afgevuurd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte A] op of omstreeks 21 juni 2007 te Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben/heeft [medeverdachte A] en/of (één of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg,
met een pistool, althans een vuurwapen, vijf, althans één of meer kogel(s) op die [slachtoffer] afgevuurd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 01 april 2007 tot en met 21 juni 2007 in de gemeente Apeldoorn en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door opzettelijk:
- —
meermalen, althans eenmaal, aan die [medeverdachte A] te vragen of hij een persoon wilde doodschieten, althans neerschieten en/of
- —
aan die [medeverdachte A] te beloven dat hij een bedrag van 10.000 Euro, althans enig geldbedrag, zou ontvangen als beloning voor het doodschieten, althans neerschieten, van die [slachtoffer] en/of
- —
aan die [medeverdachte A] te beloven dat hij voor het doodschieten, althans neerschieten, van die [slachtoffer] werkzaamheden voor hem, verdachte en/of zijn mededader(s) zou mogen verrichten waarvoor die [medeverdachte A] een financiële vergoeding zou krijgen en/of
- —
aan die [medeverdachte A] een bedrag van 10.000 Euro, althans enig geldbedrag, te geven als beloning voor het doodschieten, althans neerschieten, van die [slachtoffer]
en/of
- —
meermalen, althans eenmaal, die [medeverdachte A] een pistool, althans een vuurwapen,
te geven, althans te verschaffen en/of
- —
meermalen, althans eenmaal, die [medeverdachte A] informatie te geven over de verblijfplaats van voornoemde [slachtoffer] en/of de plaats(en) waar die [slachtoffer] werkt en/of de vervoermiddel(en) welke die [slachtoffer] gebruikt en/of de route die [slachtoffer] aflegt en/of
- —
die [medeverdachte A] meerdere, althans een, scooter(s) (merk Beta Ark en/of Peugeot Zenith), althans (een) vervoermiddel(en), te verstrekken, althans te verschaffen, die/dat meermalen, althans eenmaal, gebruikt zijn/is om die [slachtoffer] en/of de omgeving en/of de verblijfplaats(en) van die [slachtoffer] en/of de route die [slachtoffer] aflegt te observeren en/of
- —
die [medeverdachte A] een TNT-jas te verstrekken, althans te verschaffen, die meermalen, althans eenmaal, door die [medeverdachte A] gedragen is bij het observeren van die [slachtoffer] en/of de omgeving en/of de verblijfplaats(en) van die [slachtoffer] en/of de route die [slachtoffer] aflegt en/of
- —
meermalen, althans eenmaal, die [medeverdachte A] in een personenauto (merk Ford Ka en/of merk Ford Mondeo) te vervoeren en/of
- —
meermalen, althans eenmaal, de omgeving rondom [naam bassischool] en/of die [slachtoffer] en/of de omgeving en/of de verblijfplaats(en) van die [slachtoffer] en/of de route die [slachtoffer] aflegt te observeren en/of
- —
op 21 juni 2007 die [medeverdachte A] te vervoeren naar de directe omgeving van [naam bassischool] en/of de verblijfplaats van die [slachtoffer] en/of de directe omgeving van die [slachtoffer] en/of
- —
op 21 juni 2007 die [medeverdachte A] een scooter (merk Peugeot Zenith), althans een vervoermiddel te verstrekken, althans te verschaffen, om als vervoermiddel te gebruiken bij het doodschieten, althans neerschieten, van die [slachtoffer] en/of om de vlucht mogelijk te maken en/of
- —
op 21 juni 2007 die [medeverdachte A] een TNT-jas te verstrekken, althans te verschaffen, die door [medeverdachte A] gedragen is bij het doodschieten, althans neerschieten, van die [slachtoffer] en/of om de vlucht mogelijk te maken en/of
- —
op 21 juni 2007 op de uitkijk te gaan staan in de directe omgeving van de [naam bassischool] en/of de directe omgeving van die [slachtoffer] en/of
- —
op 21 juni 2007 een oprijteken te geven aan die [medeverdachte A];
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn vervolging, omdat geen sprake is van een fair trial. Daartoe heeft hij de volgende punten aangevoerd:
- 1.
De verdediging en de rechtbank zijn niet in staat gesteld om de betrouwbaarheid van de informatie binnengekomen bij de Regionale Criminele Inlichtingen Eenheid (hierna CIE), die heeft geleid tot een proces-verbaal van de CIE d.d. 14 maart 2008 te onderzoeken. Naar aanleiding van deze CIE-melding is het onderzoek gestart jegens [medeverdachte A], hetgeen naar het oordeel van de verdediging onvoldoende aanleiding was om opsporingsmiddelen in te zetten.
- 2.
Volgens de verdediging bestaan er nog steeds onduidelijkheden omtrent de overgang van het (aanvankelijk opgestarte) Team Grootschalig Optreden Crick naar het Regionaal Onderzoeksteam Dille (hierna kortweg ‘Crick’ resp. ‘Dille’). De verdediging is niet in staat geweest daar nader onderzoek naar te doen. Voorts vraagt de verdediging zich af of het lekken door rechercheur [rechercheur] een rol heeft gespeeld bij de overgang van Crick naar Dille.
- 3.
De regeling met betrekking tot de vernietiging van geheimhoudergesprekken is niet nageleefd.
- 4.
De inzet van de stelselmatige informatie inwinner (conform artikel 126j van het Wetboek van Strafvordering, hierna Sv) bij medeverdachte [medeverdachte A], in het procesdossier bekend onder de naam ‘[informatie-inwinner]’, is rechtmatig geweest. Het functioneren van de overige onder dekmantel werkende opsporingsambtenaren is daarentegen buitenwettelijk geweest. Daarnaast is het de vraag of de verslaglegging betrouwbaar is geweest.
- 5.
Ten slotte heeft de raadsman nog aangevoerd dat het Dille-dossier onvolledig is en dat de verdediging niet de mogelijkheid heeft gehad om de onvolledigheid te controleren doordat het Crick-dossier niet in zijn geheel aan het Dille-dossier is toegevoegd. Hoewel de raadsman geen conclusie aan dit laatste standpunt heeft verbonden, overweegt de rechtbank ambtshalve dat dit verweer in het kader van de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie besproken dient te worden.
Standpunt openbaar ministerie
- 1.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat de informatie binnen gekomen bij de CIE onrechtmatig is verkregen. Voorts is er naast het proces-verbaal van de CIE van 14 maart 2008 andere informatie geweest die tot de inzet van de opsporingsmiddelen heeft geleid.
- 2.
Rechercheofficier van justitie Duijts heeft in haar brief d.d. 24 augustus 2009 uitleg gegeven omtrent de overgang van Crick naar Dille. In haar tussenbeslissing van 15 september 2009 heeft de rechtbank die uitleg geaccordeerd. Uit het door mr. Duijts opgemaakte proces-verbaal van 29 mei 2009 blijkt dat de zaak [rechercheur] geen rol heeft gespeeld binnen het Dille-onderzoek.
- 3.
Alle geheimhoudergesprekken zijn vernietigd. Van enkele vernietigingen is weliswaar te laat proces-verbaal opgemaakt, maar de vernietiging heeft volgens de regels plaatsgevonden.
- 4.
De inzet van de stelselmatige informatie-inwinner [informatie-inwinner] is niet onrechtmatig geweest. De inzet van de overige onder dekmantel werkende opsporingsambtenaren had tot doel de ‘cover’ van [informatie-inwinner] geloofwaardig te maken. Verdachte heeft tegenover die overige opsporingsambtenaren niet gesproken over zijn betrokkenheid bij de dodelijke schietpartij op [slachtoffer]. Het nemo tenetur beginsel is niet geschaad.
- 5.
De relevante stukken uit het aanvankelijke Crick-onderzoek zijn aan het latere Dille-onderzoek toegevoegd. [verbalisant] heeft op bevel van de rechter-commissaris een aanvullend proces-verbaal (d.d. 4 november 2009) opgesteld, waarin staat vermeld dat alle relevante stukken ten aanzien van [verdachte B] en [medeverdachte C] in het Dille-onderzoek zijn gevoegd. De verdediging heeft geen belangen bij het toevoegen van de overige stukken uit Crick aan het procesdossier Dille dat de basis vormt voor de strafzaak tegen verdachte.
Het voorgaande leidt de officier van justitie tot de conclusie dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging. Zij vindt niet dat is gehandeld in strijd met de goede procesorde en overigens is zij van mening dat de belangen van verdachte niet op grove wijze zijn veronachtzaamd.
Beoordeling door de rechtbank
- 1.
De rechtbank is in algemene zin van oordeel dat acteren of reageren op anonieme informatie door de politie toelaatbaar is als de informatie voldoende concreet is. Of bepaalde anonieme informatie voldoende concreet is, zal moeten worden bepaald aan de hand van feiten en omstandigheden van het individuele geval. De stelling dat één anonieme melding volstrekt onvoldoende is voor het ontstaan van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit vindt in haar algemeenheid geen steun in het recht.1.
In deze strafzaak zaak behelst het proces-verbaal van de CIE van 14 maart 2008 de volgende informatie: ‘[medeverdachte A] heeft in zijn omgeving verteld dat hij de moord op [slachtoffer] heeft gepleegd. [medeverdachte A] zegt dat hij de moord in opdracht van iemand heeft uitgevoerd. Hij zou hiervoor enkele tienduizenden euro's hebben ontvangen’.2. De rechtbank is van oordeel dat deze informatie voldoende concreet is. Voorts zijn processen-verbaal van de CIE gedateerd 22 en 25 april 2008 voorhanden, alsmede een verklaring van medeverdachte [medeverdachte A] in een andere strafzaak d.d. 26 september 2006, en verklaringen van [naam C] d.d. 8 januari 2008 en [naam D] d.d. 23 februari 2008 in andere zaken. Daarin komt informatie naar voren over de schuldenproblematiek van [medeverdachte A] en diens vermeende vuurwapenbezit.3.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat er naast de CIE-informatie van 14 maart 2008 voldoende omstandigheden aanwezig waren op grond waarvan een strafrechtelijk onderzoek naar medeverdachte [medeverdachte A] kon worden ingesteld. Het is de rechtbank niet aannemelijk geworden dat het desbetreffende proces-verbaal van 14 maart 2008 onrechtmatig is. De verhoren die [medeverdachte A] bij de politie heeft afgelegd hebben rechtmatig plaatsgevonden. De daaruit voortgekomen gegevens zijn dan ook rechtmatig, althans niet onrechtmatig.
Nu ten opzichte van [medeverdachte A] geen onrechtmatigheden zijn geconstateerd is dat evenmin het geval bij de uit de verklaring van [medeverdachte A] voortgekomen verdachten [verdachte B] en [medeverdachte C]. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en wijst het verzoek tot niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie af.
- 2.
Rechercheofficier van justitie Duijts heeft zich bij proces-verbaal van 29 mei 2009 en bij brief van 24 augustus 2009 uitgelaten over het staken van het Crick-onderzoek en de start van het Dille-onderzoek. In het proces-verbaal is vermeld dat binnen het Crick-onderzoek geen onderzoek is ingesteld naar [medeverdachte A] en dat er ook geen opsporingsmiddelen zijn ingezet jegens [medeverdachte A].4. Voorts maakt zij melding van het feit dat de afbouw van Crick en de start van Dille los staan van de schorsing en vervolging van [rechercheur]. Ook als er geen onderzoek was geweest tegen [rechercheur] was het team afgebouwd en met een nieuwe officier van justitie van start gegaan als Regionaal Onderzoeksteam Dille.5.
Bij tussenbeslissing van 26 juni 2009 heeft de rechtbank overwogen dat het verband tussen Crick en Dille onvoldoende is vast te komen staan. De rechtbank heeft aan de officier van justitie de opdracht gegeven een aanvullend proces-verbaal te laten opmaken door de rechercheofficier van justitie inhoudende een tijdslijn met factoren die van belang zouden kunnen zijn voor het taxeren van de overgang van Crick naar Dille en/of die het verband tussen beide onderzoeken nader kunnen duiden. Daaraan heeft de rechercheofficier van justitie in de vorm van de brief van 24 augustus 2009 voldaan.
Bij tussenbeslissing van 15 september 2009 heeft de rechtbank overwogen dat de brief van Duijts de door de rechtbank verzochte informatie bevat.
De rechtbank heeft gelet op het voorgaande geen twijfel met betrekking tot de rechtmatigheid van de start het Dille-onderzoek. Daartoe overweegt de rechtbank in het bijzonder dat [medeverdachte A] vanaf 14 maart 2008 naar voren is gekomen als betrokkene bij de dodelijke schietpartij en dat het Dille-onderzoek zich (mede) op hem heeft gericht, hetgeen niet het geval is geweest bij het Crick-onderzoek.
Voorts is aannemelijk gemaakt dat de zaak van rechercheur [rechercheur] die informatie zou hebben ‘gelekt’, geen rol heeft gespeeld bij de afbouw van Crick respectievelijk de start van Dille. De rechtbank verwerpt het verweer en wijst het verzoek tot niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie af.
- 3.
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier6. vast dat —hoewel soms te laat proces-verbaal is opgemaakt— zowel de papieren als de digitale versies van de geheimhoudergesprekken zijn vernietigd. De rechtbank deelt het standpunt van de raadsman dat niet geheel conform de Instructie vernietiging geïntercepteerde gesprekken met geheimhouders is gehandeld. In haar tussenbeslissing van 15 september 2009 heeft de rechtbank in gelijke zin naar aanleiding van een verzoek van de verdediging geoordeeld. De formaliteiten die niet geheel zijn nageleefd, zijn evenwel in een later stadium alsnog hersteld en de verdediging is op geen enkel moment in zijn belangen geschaad (geweest), te meer omdat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat niet op een gangbare wijze geheimhoudergesprekken zijn vernietigd. De rechtbank verwerpt het verweer en wijst het verzoek tot niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie af.
- 4.
In de praktijk is het niet ongebruikelijk dat een opsporingsambtenaar onder een andere identiteit, dus als ‘undercover’ agent, stelselmatig informatie over een verdachte inwint, teneinde relevante feiten of bewijsmateriaal te verzamelen. Een opsporingsambtenaar kan dit doen door stelselmatig in de omgeving van de verdachte te verkeren en aan activiteiten en gesprekken deel te nemen, waaraan ook de verdachte of personen uit de directe omgeving van de verdachte deelnemen.7. De bevoegdheid impliceert het maken van inbreuken op de persoonlijke levenssfeer en wordt bovendien uitgeoefend door misleiding: voor de benaderde persoon is de informant niet als opsporingsambtenaar kenbaar.
De rechtbank stelt vast dat het bevel inzake artikel 126j Sv op 7 augustus 2008 door de officier van justitie is afgegeven en bij bevel van 31 oktober 2008 is verlengd. Er zijn geen andere bevelen ex artikel 126j Sv afgegeven. De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke vereisten voor het inzetten van [informatie-inwinner] op grond van artikel 126j Sv is voldaan.
Ten aanzien van de overige onder dekmantel werkende opsporingsambtenaren en de aard van de misleidingen overweegt de rechtbank het volgende. Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte A] blijkt dat hij voor [informatie-inwinner] meerdere ‘klusjes’ heeft gedaan, waarvoor hij ook meermalen een geldbedrag heeft ontvangen.8. Deze klussen heeft hij in een periode van ongeveer twee maanden verricht. Er zijn —naast [informatie-inwinner]— zeven onder dekmantel werkende opsporingsambtenaren ingezet. Zo was [medeverdachte A] in de veronderstelling dat hij een keer een sporttas met vermoedelijk drugs heeft weggebracht en overhandigd aan een ander, heeft hij geholpen bij het overhandigen van vermeend valse paspoorten en heeft hij op verzoek van [informatie-inwinner] enkele observaties van ‘criminele’ personen uitgevoerd. Ten tijde van de klussen heeft [medeverdachte A] een auto bestuurd, waarbij ook personen zijn vervoerd, terwijl hem de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen was ontzegd. Op 11 november 2008 heeft [medeverdachte A] met [informatie-inwinner] een gesprek gevoerd over wederzijds vertrouwen en de betrouwbaarheid van [medeverdachte A] bij de uitvoering van de klussen. Na dit gesprek heeft [medeverdachte A] tegen [informatie-inwinner] gezegd dat hij de moord op [slachtoffer] heeft gepleegd. [medeverdachte A] heeft dit tegen [informatie-inwinner] gezegd om het vertrouwen van [informatie-inwinner] te winnen, teneinde deel uit te kunnen maken van de ‘criminele organisatie’ waarvan [informatie-inwinner] zei, dan wel suggereerde, deel uit te maken.
[informatie-inwinner] heeft zich voorgedaan als persoon die deel uitmaakte van een criminele organisatie, hetgeen is ondersteund door de inzet van overige opsporingsambtenaren. Die overige (‘undercover’) opsporingsambtenaren hebben ook contact gehad met [medeverdachte A] als gevolg waarvan het idee bij [medeverdachte A] van het bestaan van een criminele organisatie is versterkt.
Tevens is [medeverdachte A] er toe aangezet strafbare (verkeers-)feiten te plegen, zonder dat rechterlijke controle heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt in dat verband dat het niet om iets onbenulligs gaat, maar om het misdrijf van het autorijden tijdens een rechterlijke ontzegging, waarop de oriëntatiepunten van het LOVS (ook voor first offenders) twee weken gevangenisstraf stellen.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de misleiding in onderhavige zaak te ver is gegaan en dat buiten het kader van het afgegeven bevel ex artikel 126j Sv is getreden. De wetgever heeft immers gekozen voor een gesloten systeem, waarin de toegelaten dwangmiddelen nauwkeurig zijn omschreven en limitatief zijn opgesomd.9. De rechtbank concludeert dat de inzet van de overige opsporingsambtenaren buitenwettelijk is geweest en deelt op dit punt het standpunt van de raadsman. Het standpunt van de officier van justitie dat de overige onder dekmantel werkende personen zijn ingezet op grond van hetzelfde bevel ex artikel 126j Sv om de ‘cover’ van [informatie-inwinner] te versterken en de omstandigheid dat [medeverdachte A] niet tegenover hen heeft verklaard over zijn betrokkenheid bij de moord doet aan het oordeel niet af.
Tevens vindt de rechtbank dat het plegen van het misdrijf van rijden tijdens een ontzegging ten onrechte een nadere rechterlijke toets ontbeert.
Met betrekking tot de vraag welke sanctie op de hier bedoelde vormverzuimen moet volgen, overweegt de rechtbank in lijn met artikel 359a Sv het volgende. Strafvermindering acht de rechtbank niet passend bij de aard en ernst van de vormverzuimen.
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging komt de rechtbank evenmin passend voor. Het uitgangspunt in de jurisprudentie is dat die sanctie slechts in uitzonderlijke gevallen op vormverzuimen staat.10. Zo'n uitzonderlijk geval doet zich in deze strafzaak niet voor. Dat betekent dat de rechtbank aan deze vormverzuimen niet zo verstrekkende gevolgen zal verbinden als door de raadsman is bepleit.
Bewijsuitsluiting, de derde in de wet vermelde sanctie, waarvoor als criterium geldt dat door de onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden, komt vaker in aanmerking.11. Ook in dit geval acht de rechtbank bewijsuitsluiting de geëigende sanctie. Daarbij is acht geslagen op het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van de verzuimen en het daardoor veroorzaakte nadeel.12. Het openbaar ministerie heeft kennelijk de grenzen van informatie-inwinning opgezocht en hierbij naar het oordeel van de rechtbank ontoelaatbaar buitenwettelijk gehandeld.
Het voorgaande afwegend, zal de rechtbank alle resultaten van het traject van de stelselmatige informatie-inwinning, derhalve betrekking hebbend op alle verrichtingen van [informatie-inwinner] en de overige onder dekmantel werkende opsporingsambtenaren, uitsluiten van het bewijs.
Gelet op deze overwegingen en beslissingen behoeven de overige verweren —onder andere met betrekking tot schending van het nemo tenetur beginsel, het Tallon-criterium en de betrouwbaarheid van de verslaglegging— van de raadsman geen nadere bespreking.
- 5.
De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat het dossier in eerste instantie wordt samengesteld door de officier van justitie. Deze voegt de stukken met de resultaten van het opsporingsonderzoek toe aan het dossier.13. De raadsman dient op basis van de ontvangen stukken te beoordelen of hij meent dat er bepaalde stukken ontbreken die naar zijn idee tot de processtukken behoren. Indien hij meent dat stukken ontbreken, dan kan hij ter terechtzitting aan de rechter vragen bepaalde stukken aan het dossier toe te voegen. Een dergelijk verzoek zal zo specifiek en stellig mogelijk moeten worden geformuleerd. Een in algemene termen geformuleerd en niet nader onderbouwd verzoek om bepaalde documenten aan het dossier toe te voegen, omdat deze misschien wel materiaal bevatten dat voor de verdachte ontlastend is, kan volgens de Hoge Raad zonder meer worden afgewezen.14.
In onderhavige zaak heeft de raadsman gevraagd het Crick-dossier aan het Dille-dossier toe te voegen. De raadsman heeft dit verzoek ten tijde van eerdere behandelingen ter terechtzitting reeds ongemotiveerd c.q. onvoldoende gemotiveerd gedaan. Ten tijde van de inhoudelijke behandeling op 13 januari 2010 is weliswaar een nadere concretisering van het verzoek gedaan, maar naar het oordeel van de rechtbank nog steeds onvoldoende concreet ten aanzien van de punten waarop zich mogelijk ontlastend materiaal ten aanzien van verdachte in het Crick-dossier zou bevinden. Voorts is door verbalisant Nijman door middel van onder andere zoektermen vastgesteld dat [verdachte B] en [medeverdachte C] niet voorkomen in het Crick-onderzoek. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat verdachte [verdachte B] figureert in Crick. De rechtbank verwerpt het verweer en wijst het verzoek tot niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie af.
- 6.
Samengevat komt de rechtbank tot het oordeel dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte. Ten aanzien van de resultaten van het traject van de stelselmatige informatie-inwinning komt de rechtbank tot de conclusie dat sprake is van vormverzuimen die moeten leiden tot uitsluiting van de bedoelde resultaten voor het bewijs.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs15.
A. Aanleiding van het onderzoek
Op donderdag 21 juni 2007 rond 8.30 uur is bij de Centrale Meldkamer van de politie te Apeldoorn een melding binnen gekomen dat een man op [adres te plaats], ter hoogte van [naam bassischool], zou zijn neergeschoten. De vermoedelijke dader zou op een bromfiets of scooter zijn gevlucht. Door de politie is ter plaatse een onderzoek ingesteld. Vastgesteld is dat het slachtoffer [slachtoffer], geboren op [1960], is.
[slachtoffer] heeft zijn zoontje die ochtend naar school gebracht en is in zijn auto gestapt. Bij zijn auto is [slachtoffer] benaderd door een persoon op een scooter. De bestuurder droeg een helm, handschoenen en een TNT-jas.16. De bestuurder stopte naast het voorportier van de auto. De schutter heeft vijf keer op [slachtoffer] geschoten. Daarbij is het slachtoffer drie keer in de borst geraakt. De verwondingen hebben geleid tot verbloeding en tot de dood van [slachtoffer].17.
Ter plaatse zijn bij de auto van [slachtoffer] vijf hulzen aangetroffen van het kaliber 7.65 mm die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid met hetzelfde vuurwapen zijn verschoten.18. In de auto zijn kogels aangetroffen.19.
Naar aanleiding van de gewelddadige dood van [slachtoffer] is het Team Grootschalig Optreden Crick opgericht. Vanaf mei-juni 2008 is het onderzoek voortgezet door het Regionaal Onderzoeksteam Dille.
B. Standpunt openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde, te weten medeplegen moord.
C. Standpunt verdachte
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, nu de verdediging de verklaringen van [medeverdachte A] betwist en er onvoldoende steunbewijs aanwezig is. Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend betrokken te zijn geweest bij het ten laste gelegde feit.
D. Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de bewijsmiddelen
1. Aanleiding van de schietpartij: opdracht
[medeverdachte A] heeft verklaard dat er op een gegeven moment enkele mensen bij hem kwamen. Deze personen beloofden hem als hij werkzaamheden voor hen zou verrichten hij daar geld mee zou kunnen verdienen. Met werkzaamheden werd onder andere het leeghalen van weedhokjes en het plegen van een inbraak bedoeld.20. Eén van hen was [medeverdachte C].21.
[medeverdachte A] is gevraagd de werkzaamheden te doen in de tijd dat hij financieel zwaar in de problemen zat. Dat was toen hij nog bij [naam F] werkte, tot april 2007, en de tijd, vlak erna, dat hij zonder werk zat. Zijn drugsgebruik vergrootte zijn financiële problemen. Door het verrichten van werkzaamheden zou [medeverdachte A] zijn financiële problemen kunnen oplossen.22. [medeverdachte A] heeft verklaard langzamerhand afhankelijk te zijn geworden van [medeverdachte C]. Ongeveer een half jaar voor de moord heeft [medeverdachte A] klusjes gedaan voor [medeverdachte C].23.
Er ontstond een zeker vertrouwen tussen [medeverdachte C] en [medeverdachte A] en op enig moment vroeg [medeverdachte C] of [medeverdachte A] iemand wilde doodschieten.24. [medeverdachte C] heeft hem dat meermalen gevraagd.25. De druk werd zo groot dat hij erin toestemde een persoon door het hoofd te schieten.26. [medeverdachte C] beloofde hem dat hij geen geldzorgen meer zou hebben en de afspraak was dat [medeverdachte A] € 10.000,-- zou krijgen en daarnaast zou hij ook genoeg klusjes —bijvoorbeeld het leeghalen van weedhokjes— krijgen.
Getuige [getuige B] heeft verklaard dat hij [medeverdachte C] begin 2007 heeft leren kennen en dat zijn broer [medeverdachte A] klusjes deed voor [medeverdachte C].27. Eind 2006/begin 2007 zat [medeverdachte A] in financiële problemen en was hij drugsverslaafd.28. [getuige B] heeft verklaard dat [medeverdachte A] hem vertelde dat hij door [medeverdachte C] was benaderd om voor geld iemand dood te schieten.29.
Getuige [getuige A], de vriendin/partner van verdachte [medeverdachte A], heeft verklaard dat [medeverdachte A] de dag van de schietpartij tegen haar heeft gezegd dat hij [slachtoffer] had neergeschoten.30. In de loop van die week heeft [getuige A] gevraagd in wiens opdracht hij heeft gehandeld en zei ‘…dat het zeker die Turken waren’. [medeverdachte A] heeft toen gezegd dat hij de opdracht van [medeverdachte C] had gekregen.31.
Uit opnamen van vertrouwelijke communicatie d.d. 16 november 2008 te 23.08 uur (hierna: OVC-gesprek) tussen [medeverdachte A] en [getuige A] blijkt dat [medeverdachte A] tegen zijn vriendin zegt dat hij een afspraak heeft gemaakt dat als hij vast komt te zitten er voor [getuige A] iedere keer een krant in de brievenbus komt met een envelop met geld er tussen.32. Verder zegt [medeverdachte A] dat [medeverdachte C] zich versproken heeft omdat hij dronken was. [medeverdachte A] vertelt dat [medeverdachte C] een kwaaie bui kreeg en dat hij heeft gezegd dat de opdrachtgever uit de familie (het zou gaan om ene [naam]) komt. [medeverdachte A] heeft tegen [medeverdachte C] gezegd dat er meer geld bijbetaald moest worden. Op een vraag van [getuige A] antwoordt [medeverdachte A] dat [medeverdachte C] hem zelf ook knijpt.33.
Voorts blijkt uit een OVC-gesprek dat [medeverdachte A] op 18 november 2008 te 23.11 uur heeft gezegd dat ‘hij die Turken heeft gesproken en dat ze bij hem aan de deur zijn geweest’.34. [getuige A] zegt dat als die lui weer komen, [medeverdachte A] opslag moet vragen. Hierop antwoordt [medeverdachte A] dat er weer gedokt moet worden: er moet minimaal € 10.000,-- bij.35. [medeverdachte A] zegt dat hij aanstaande zaterdag 22 november 2008 een afspraak heeft en dan hoort hij ook van ‘hem’ wat er door de familie heen gaat, want ‘hij gaat nog gewoon met de familie om’.36.
Vervolgens hebben [medeverdachte A] en [getuige A] het over de voorbereiding. [medeverdachte A] zegt dat ‘…ze er al heel lang mee bezig waren. Iedere keer met rijden, maar ze hadden het zelf helemaal niet goed georganiseerd. Ze hadden alles precies moeten uitzoeken’.37. Hierop zegt [getuige A]: ‘Ze hadden op een blaadje moeten: die is er zo laat. (…) Hun hadden alles al uit moeten zoeken en dan pas moet jij komen’.38.
2. Voorbereiding van de dodelijke schietpartij
a. Observaties
[medeverdachte A] wist aanvankelijk niet wie hij moest doodschieten. Later kreeg hij in de gaten dat het om iemand ging die in een zwarte Mercedes of grijze Porsche reed. De man had een eigen zaak in Apeldoorn-Noord.39. [medeverdachte A] heeft verklaard dat die andere personen hem de zaak en auto's hebben aangewezen van de man die hij moest doodschieten. Daarnaast hebben ze [medeverdachte A] ook de woning van de man en de man zelf aangewezen. Dit alles vond geruime tijd voor de moord plaats, te weten in mei en juni toen [medeverdachte A] deze man observeerde.
Getuige [getuige B] heeft verklaard dat de voorbereiding ongeveer een half jaar heeft geduurd.40.
[medeverdachte A] heeft een paar keer met een scooter van het merk Beta, type Ark, kleur zwart geobserveerd. Soms ging [medeverdachte A] alleen observeren maar soms gingen [verdachte B] en [medeverdachte C] mee. Als ze met meer gingen, gingen ze vaak met de auto.
De scooter ging tijdens het observeren stuk en de andere personen hebben toen gezorgd dat [medeverdachte A] een andere scooter, te weten een Peugeot Zenith, kreeg.41. [medeverdachte A] droeg dan ook altijd een helm.42.
Getuige [getuige B] heeft bevestigd dat [medeverdachte A] op een Peugeot Zenith heeft gereden. Die scooter heeft [medeverdachte A] van [medeverdachte C] gekregen in februari/maart/april 2007.43. Die scooter heeft ook een tijdje bij zijn moeder in de schu[adres 1] 1 in plssyd] gestaan. Dat was begin 2007.
Bij het observeren hebben verdachten gebruik gemaakt van de Ford Ka van [getuige C], zo heeft [medeverdachte A] verklaard. [verdachte B] reed in die auto en [medeverdachte A] heeft een aantal keren meegereden.44. [medeverdachte C] reed nooit auto; als hij erbij aanwezig was, zat hij er altijd naast.45. [medeverdachte C] en [verdachte B] wezen [medeverdachte A] aan waar hij moest kijken.46. [medeverdachte C] en [verdachte B] hadden [medeverdachte A] verteld waar hij moest observeren: de informatie kwam altijd van hen.47.
Tijdens de voorbereiding werd [medeverdachte A] naar zijn zeggen meestal bij de kiosk bij zijn woning opgehaald en naar de kelderbox aan [adres 2] gereden, alwaar hij de scooter pakte.
Getuige [getuige B] heeft verklaard dat [medeverdachte A] regelmatig door [medeverdachte C] werd opgehaald tussen 6.00 en 8.00 uur 's ochtends.48. [medeverdachte A] stapte dan bij [medeverdachte C] in de auto. Vanaf daar reed hij naar Apeldoorn-Noord, zo heeft [getuige B] gehoord van [medeverdachte A]. [getuige B] heeft ook gezien dat [medeverdachte C] soms met zijn auto achter [medeverdachte A] —die op de scooter zat— aanreed.49.
Medeverdachte [medeverdachte A] heeft verklaard van [medeverdachte C] en [verdachte B] te hebben gehoord hoe laat [slachtoffer] altijd van huis ging en welke route hij nam. [medeverdachte A] moest kijken of wat zij vertelden ook klopte.50. In eerste instantie hebben ze zich geconcentreerd op de route van de woning naar het werk van [slachtoffer], maar omdat ze vaak te laat waren, hebben ze op een gegeven moment de route naar school bekeken.51. Ze hebben met zijn allen besloten dat de beste plek om [slachtoffer] dood te schieten bij de school in Berg en Bos was.52. Vóór 21 juni 2007 is [medeverdachte A] meermalen bij de school geweest.
De eerste paar keer had [medeverdachte A] bij het observeren geen wapen bij zich, maar daarna altijd.53.
Getuige [getuige A] heeft verklaard dat [medeverdachte C] aanvankelijk één keer per week, en later vaker, bij hen aan de deur kwam. [verdachte B] haalde [medeverdachte A] toen ook wel eens op.54. Dat was in de week na de inbraak van 29 mei 2007. Als [verdachte B] en [medeverdachte C] samen langskwamen, reed [verdachte B] meestal omdat [medeverdachte C] zich graag liet rijden.55. In de periode dat [getuige A] en [medeverdachte A] in Apeldoorn woonden had [medeverdachte A] veel contact met [medeverdachte C].56.
Nadat [getuige A] is geconfronteerd met een OVC-gesprek waarin zij spreekt over ‘Turken aan de deur’, heeft zij verklaard daarmee te bedoelen dat [verdachte B] [medeverdachte A] op kwam halen om hem naar [medeverdachte C] te brengen.57.
In augustus 2007 zijn [medeverdachte A] en [getuige A] naar [plaats] verhuisd.58.
b. Gebruikte middelen
i. Scooters
Zoals reeds is weergegeven heeft [medeverdachte A] verklaard dat hij tijdens het observeren gebruik heeft gemaakt van een scooter van het merk Beta en later een van het merk Peugeot. De scooter kreeg hij soms van [verdachte B] en soms van [medeverdachte C].59. [medeverdachte C] en [verdachte B] hadden de sleutel van de kelderbox aan [adres 2] in Apeldoorn; daarin stond de scooter. Op een gegeven moment vonden ze dat het te veel zou opvallen als [medeverdachte A] telkens met dezelfde scooter in de omgeving zou rondrijden. Daarom hebben ze de scooter ook in de schuur van de moeder van [medeverdachte A] en op andere plaatsen gestald. Dat geldt alleen voor de Peugeot. De Beta stond altijd in de genoemde kelderbox.60. De Peugeot is door [medeverdachte C] en [verdachte B] —in aanwezigheid van [medeverdachte A]— overgespoten in de kelderbox.61. [medeverdachte A] heeft van [medeverdachte C] en/of [verdachte B] een jerrycan met benzine gekregen.62.
Getuige [getuige C], een vriendin van verdachte [verdachte B], heeft verklaard dat in haar kelderbox aan [adres 2] een jerrycan stond.63.
Getuige [getuige B] heeft verklaard dat hij [medeverdachte A] op de Peugeot heeft zien rijden en dat die bij zijn moeder in de schuur stond.64.
Getuige [getuige K] — de moeder van [medeverdachte A]— heeft bevestigd dat de zwarte scooter bij haar in de schuur heeft gestaan.65.
ii. Kelderbox
[medeverdachte A] heeft verklaard dat de scooters voor en na de observaties in de kelderbox aan [adres 2] werden gestald. [medeverdachte A] is met verbalisanten langs de flat/kelderbox is gereden; hij heeft aangewezen welke kelderbox het betreft.66. Voorts heeft [medeverdachte A] verklaard dat [medeverdachte C] en [verdachte B] de sleutel van de kelderbox hadden.
Getuige [getuige C] heeft verklaard dat zij aan [adres 2] woont en een kelderbox heeft. [getuige C] heeft verklaard dat zij en [verdachte B] als enigen een sleutel hadden van haar woning en kelderbox.67. [verdachte B] heeft dit bevestigd.68.
[verdachte B] heeft tevens verklaard dat [medeverdachte C] ook wel eens gebruik maakte van de kelderbox. [medeverdachte C] gebruikte dan de sleutel van [verdachte B]. [medeverdachte C] vroeg dan aan [verdachte B] de sleutel. [verdachte B] was er niet altijd bij als [medeverdachte C] naar de kelderbox ging.69.
iii. TNT-jas, handschoenen, helm
De TNT-jas, handschoenen en helm verklaart [medeverdachte A] van [medeverdachte C] en [verdachte B] in de kelderbox van [getuige C] te hebben gekregen.70. De jas was van [getuige C], want zij had een tijdje bij TNT gewerkt. De jas was nieuw.71. [medeverdachte A] had van [medeverdachte C] en [verdachte B] gehoord dat de jas uit een doos met meer kleding kwam.72.
Getuige [getuige C] heeft verklaard dat zij bij TNT heeft gewerkt en dat zij in september 2006 een doos met werkkleding heeft ontvangen. In de doos zaten onder andere handschoenen, een sweater en een TNT-jas.73. De doos met TNT-kleding bewaarde ze in haar kelderbox. Toen [getuige C] de doos met kleding weer inleverde bij TNT heeft ze niet gecontroleerd of alles erin zat.74.
iv. Vuurwapen
Bij iedere observatie kreeg [medeverdachte A] het vuurwapen, een pistool, met kaliber 7.65 mm van [medeverdachte C] aangereikt, voor het geval er gelegenheid was dat [medeverdachte A] het wapen kon gebruiken.75. Hij kreeg het wapen altijd van [medeverdachte C] en nooit van [verdachte B].76. Het pistool leek op een pistool dat de politie ook gebruikt, zo heeft [medeverdachte A] verklaard.77.
Getuige [getuige B] heeft verklaard dat [medeverdachte A] hem een wapen heeft laten zien. Het was een pistool dat er ongeveer hetzelfde als een politiepistool uitzag.78. Het magazijn zat nog helemaal vol met kogels en er zat nog een kogel in de kamer.
v. Ford Ka
[medeverdachte A] heeft verklaard dat bij de voorbereiding gebruik is gemaakt van de rode Ford Ka van [getuige C], waarin [verdachte B] reed. Met die auto zijn beiden door Apeldoorn gereden.79.
Verdachte [verdachte B] heeft bevestigd dat hij regelmatig de rode Ford Ka van [getuige C] heeft geleend.80.
Getuige [getuige C] heeft verklaard dat zij haar rode Ford Ka regelmatig aan [verdachte B] heeft uitgeleend.81.
3. Schietpartij op 21 juni 2007
a. Beschrijving van gebeurtenissen
Medeverdachte [medeverdachte A] heeft het volgende verklaard. Op 21 juni 2007 is hij door [medeverdachte C] en [verdachte B] in een Ford Mondeo opgehaald.82. Ze reden naar de [adres 1] 1 in [plaats], waar de scooter in de schuur van [medeverdachte A]s moeder stond. De jas, de helm en het pistool kreeg hij aangereikt. Op het moment dat hij het wapen kreeg, is afgesproken dat [verdachte B] en [medeverdachte A] elkaar later zouden treffen in de buurt van [adres 3].83.
Op de scooter is [medeverdachte A] naar de woning van [slachtoffer] gereden en daar zag hij de auto van [slachtoffer] staan. Hierna is hij naar [naam bassischool] gereden en wachtte daar op [slachtoffer]. Op een gegeven moment kwam een auto met [medeverdachte C] en [verdachte B] hem tegemoet en kreeg [medeverdachte A] van één van hen het teken dat hij moest oprijden omdat [slachtoffer] al voorbij was gereden.84.
Bij de school aangekomen zag hij de Mercedes van [slachtoffer] staan en zag hij dat [slachtoffer] met zijn zoontje uitstapte. [medeverdachte A] is de auto voorbij gereden en is gekeerd. [slachtoffer] kwam even later uit de school en stapte zijn auto in. [medeverdachte A] reed naar de auto toe en stopte ongeveer 2 à 3 meter van de auto. Uit de jaszak van de TNT-jas heeft [medeverdachte A] het pistool gepakt en hij richtte daarmee op het lichaam van [slachtoffer]. [medeverdachte A] heeft vijf keer geschoten, waarvan drie keer in het lichaam van [slachtoffer].85. [medeverdachte A] kon hem niet door het hoofd schieten, ook al was dat de opdracht.86. Na het schieten deed hij het pistool weer in zijn jaszak en is hij weggereden richting de Jachtlaan naar de Koning Lodewijklaan/Sterrenlaan.
b. Wissel van scooter met auto door [medeverdachte A] en [verdachte B]
[medeverdachte A] heeft verklaard dat verdachte [verdachte B] nabij de Koning Lodewijklaan in de Ford Mondeo van zijn broer zat te wachten.87. [verdachte B] stapte uit de auto en is met de scooter weggereden. [medeverdachte A] reed weg met de auto. Ze hadden afgesproken dat [medeverdachte A] en [verdachte B] elkaar na deze wissel weer zouden treffen aan [adres 4 te plaats].
[medeverdachte A] heeft verder nog verklaard dat tijdens de voorbereidingen ook al is afgesproken dat de plek waar [verdachte B] en hij van voertuig zouden wisselen aan de Koning Lodewijklaan zou zijn. In het geval [medeverdachte A] [slachtoffer] op de dagen voor 21 juni 2007 zou neerschieten was op die plek afgesproken. Ook op die dagen was [verdachte B] altijd degene die de scooter zou overnemen. [medeverdachte A] heeft geen idee waar [medeverdachte C] in de tussentijd verbleef. In ieder geval was het nooit de bedoeling dat [medeverdachte C] de scooter zou overnemen. Met [medeverdachte A] is ook nooit besproken waar [medeverdachte C] in de tussentijd zou verblijven.88.
Getuige [getuige D] heeft verklaard dat hij op 21 juni 2007 rond 8.40 uur bij de Koning Lodewijklaan een Ford Mondeo, oud model met kofferbak, heeft gezien.89. Een man op straat naderde de Ford Mondeo. De bestuurder in de auto pakte waarschijnlijk iets uit het dashboardkastje en stapte uit en liep vervolgens richting de flat.90. De beide mannen hebben nog met elkaar gesproken. Nadat de bestuurder was uitgestapt is de tweede man — die eerder de auto was genaderd — in de auto gestapt en weggereden in de richting van [adres 3]. De getuige stak de straat over en, na ongeveer vijftien meter de Saturnusweg opgelopen te zijn, zag de getuige vanachter de flat een zwarte bromfiets met een hoge snelheid vandaan rijden. De bromfiets reed dezelfde kant op als de Ford Mondeo.
[getuige D] denkt dat de man die later op de bromfiets zat, dezelfde man is die eerst in de auto zat.91. Hij omschrijft de huidskleur van die man als bruiner dan van de gemiddelde Nederlander. Hij denkt in de richting van Marokkaans of Turks.
c. Ford Mondeo
Uit gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna: RDW) blijkt dat [verdachte B], geboren op [1982 te plaats] een Ford Mondeo met het kenteken [kenteken] van 22 november 2005 tot 7 maart 2007 op zijn naam had staan. Vanaf die datum tot 3 april 2008 heeft de auto op naam van zijn broer [getuige L] gestaan. Uit gegevens van het Centraal Justitieel Incassobureau blijkt dat [verdachte B] op 27 november 2006 in Apeldoorn in deze auto is bekeurd. Voorts is gebleken dat [verdachte B] enkele malen door politieambtenaren in deze auto als bestuurder is gesignaleerd.92.
Getuige [getuige L] heeft verklaard dat hij in het bezit was van een Ford Mondeo. De Mondeo staat op zijn naam, maar hij heeft de auto samen met zijn broer [verdachte B] gekocht. De auto had een hele bijzondere kleur. Getuige had in Apeldoorn nog nooit zo'n kleur auto gezien.93. Van deze auto maakten alleen [getuige L] en zijn broer [verdachte B] gebruik.94.
Verdachte [verdachte B] heeft verklaard dat hij in één Ford Mondeo heeft gereden.95.
[medeverdachte A] heeft verklaard dat [verdachte B] op de dag van de schietpartij in de Ford Mondeo van de broer van [verdachte B] reed.96.
d. [adres 4]
Conform de afspraak met [verdachte B] elkaar bij [adres 4] te treffen heeft [medeverdachte A] verklaard de auto aan [adres 4] te hebben geparkeerd. De flat waar [medeverdachte A] naar toe liep was de eerste flat rechts vanaf [adres 3].97. Hij liep vervolgens via het eerste trappenhuis naar beneden naar de kelderbox. [verdachte B] kwam toen op de scooter aanrijden.98. Vervolgens heeft [verdachte B] —in aanwezigheid van [medeverdachte A]— de scooter in een kelderbox aan [adres 4] gestald.99. Daar zijn toen ook de TNT-jas, de handschoenen, de helm, het vest van [medeverdachte A] en het vuurwapen achter gelaten.
Bij de kelderbox stonden [medeverdachte C] en een andere man te wachten.100. Deze twee mannen zijn bij de kelderbox achtergebleven terwijl [verdachte B] en [medeverdachte A] een stukje zijn gaan rijden.101. Samen hebben ze ongeveer een half uur door Apeldoorn gereden. [medeverdachte A] is uitgestapt bij de woning van zijn moeder aan [adres 1]. [medeverdachte C] en/of [verdachte B] hebben [medeverdachte A] later verteld dat de achtergelaten spullen waren weggewerkt.102.
[medeverdachte A] is met verbalisanten langs de flat gereden. [medeverdachte A] heeft aangewezen om welke flat aan [adres 4] het hier ging: de portiek (trappenhal) met huisnummers [nummers].103.
Getuige [getuige M] woont aan [adres 4] 153 en heeft verklaard [medeverdachte C] en [getuige N] te kennen.104. [medeverdachte C] kwam wel eens bij hem thuis. [medeverdachte C] noemt [getuige M] ook wel [naam of naam].105.
4. Na de moord: ontvangen van beloning
a. Geld
Volgens [medeverdachte A] was de afspraak was dat hij € 10.000,-- zou krijgen voor het doden van [slachtoffer]. Tevens zou hij meer klusjes gaan doen, zodat hij geen geldzorgen zou hebben.
Ongeveer één à twee weken na de dodelijke schietpartij op [slachtoffer] heeft [medeverdachte A] op de Markt in Apeldoorn € 10.000,-- van [medeverdachte C] ontvangen voor het doden van [slachtoffer].106. Het geld zat in een plastic zakje met daarin een pak ter grootte van een slof sigaretten.107. [medeverdachte A] heeft het geld mee naar huis —aan [adres 3]— genomen.108. Thuis zag [medeverdachte A] dat het geld verpakt zat in aluminiumfolie. Ook zat er een ijzerdraadje, wat je om vuilniszakken doet, om de pakjes geld heen gewikkeld.109.
Getuige [getuige A] heeft verklaard dat [medeverdachte A] de week na de moord geld heeft ontvangen voor het doden van [slachtoffer].110. [medeverdachte A] had een stapel geld bij zich, wat verpakt zat in zilverfolie. Zij zag dat in het zilverfolie verschillende pakketjes geld in doorzichtig folie zaten. Het totale bedrag was volgens [medeverdachte A] € 10.000,--.
b. Klusjes
[medeverdachte A] heeft van [medeverdachte C] een Citroën Berlingo gekregen om daarmee klusjes uit te voeren.111. [medeverdachte A] heeft verklaard dat hij regelmatig bij [medeverdachte C] is geweest om te vragen hoe het zat met de beloofde werkzaamheden/klusjes die hij zou verrichten. [medeverdachte C] heeft [medeverdachte A] aan het lijntje gehouden en van de gedane beloften is niets terecht gekomen.112.
Getuige [getuige B] heeft bevestigd dat [medeverdachte C] een Citroën Berlingo voor [medeverdachte A] heeft gekocht om daarmee werkzaamheden te verrichten. [medeverdachte A] moest bijvoorbeeld goederen halen voor het café maar hij moest ook wel eens iemand in elkaar slaan of weedhokjes leeghalen.113.
Uit de gegevens van het RDW blijkt dat [verdachte B] vanaf 26 juni 2007 een Citroën Berlingo op zijn naam heeft gehad.
Getuige [getuige G] heeft verklaard dat hij op 26 juni 2007 een Citroën Berlingo met het kenteken [kenteken] heeft verkocht aan een Marokkaanse of Turkse jongen die uit Apeldoorn moest komen.114. Op de dag van de verkoop was de jongen met twee andere jongens.115. Zij zagen er qua uiterlijk ongeveer hetzelfde uit; het waren buitenlandse types. De auto is verkocht voor € 2.500,--.116. .
Verdachte [verdachte B] heeft verklaard dat hij in het bezit is geweest van een Citroën Berlingo. Hij heeft deze auto gekocht voor € 2.500,--.117. [medeverdachte C] was aanwezig bij de koop van de Berlingo.118.
5. OVC-gesprek in huis van bewaring
[verdachte B] heeft op 8 april 2009 in het huis van bewaring een gesprek gehad met onder andere zijn moeder, waarin hij het volgende heeft gezegd: ‘…die jongen krijgt 18 jaar omdat ik hem het heb laten doen krijg ik 20 jaar’119. en ‘Ik accepteer mijn straf (…) 18 jaar is in mijn hoofd…’.120. Ter terechtzitting heeft [verdachte B] uitgelegd dat die uitspraken waren bedoeld om tot uitdrukking te brengen dat een lange straf zijn lot is.121.
Ten aanzien van de bewijsmiddelen: samenvatting
Het voorgaande in ogenschouw nemend ziet de rechtbank wettig bewijs voor betrokkenheid van [verdachte B] bij de schietpartij. De rechtbank is eveneens overtuigd van [verdachte B]'s betrokkenheid. De verklaringen van [medeverdachte A] afgelegd bij de politie zijn consistent en bovendien aannemelijk geworden, aangezien deze verklaringen op belangrijke onderdelen worden ondersteund door feiten en omstandigheden die door getuigen ofwel verdachte zijn aangedragen.
Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de voorbedachte raad en medeplegen
Gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank gebleken van voorbedachte raad om [slachtoffer] te doden. Er was sprake van kalm beraad en rustig overleg. Dit leidt de rechtbank onder andere af uit het feit dat [medeverdachte C] een opdracht tot het doden van [slachtoffer] aan [medeverdachte A] heeft gegeven. Er is lang en zorgvuldig geobserveerd. De aanwezigheid van voorbedachte raad leidt tot het oordeel dat sprake is van moord.
Voor de vraag of sprake is van medeplegen dan wel een andere deelnemingsvorm, overweegt de rechtbank dat [medeverdachte C] een meer sturende rol in het geheel heeft gehad: hij heeft immers de opdracht gegeven en onder andere het vuurwapen aan [medeverdachte A] geleverd. [verdachte B] en [medeverdachte A] hebben voornamelijk uitvoeringshandelingen verricht, met dien verstande dat [medeverdachte A] degene is geweest die [slachtoffer] heeft neergeschoten. Er zijn afspraken gemaakt ten behoeve van het observeren van [slachtoffer]. Maar ook uit de gang van zaken op 21 juni 2007 kan een samenwerking worden afgeleid. Verdachte en medeverdachten hebben afgesproken waar zij elkaar na de moord zouden treffen en er is sprake van een wissel als bestuurder van de Ford Mondeo en de scooter door [verdachte B] en [medeverdachte A]. Dit alles getuigt naar het oordeel van de rechtbank van een georganiseerd karakter.
Verdachte en medeverdachten hebben in nauwe en bewuste samenwerking geopereerd en derhalve is sprake van medeplegen.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 21 juni 2007 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
met een pistool, vijf kogels op die [slachtoffer] afgevuurd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
(primair): medeplegen moord.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf
- 1.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 20 jaar met aftrek van voorarrest.
- 2.
Door en namens verdachte is geen strafmaat verweer gevoerd. De raadsman heeft wel opgemerkt dat de eis naar zijn mening onvoldoende onderbouwd is.
- 3.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
- 4.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen moord, hetgeen één van de ernstigste misdrijven is die ons strafrecht kent. Medeverdachte [medeverdachte A] heeft in de ochtenduren bij een basisschool het slachtoffer [slachtoffer] van het leven beroofd. [medeverdachte A] heeft meermalen gericht op het slachtoffer geschoten, als gevolg waarvan [slachtoffer] is overleden. Aan de moord is een zorgvuldig georganiseerde voorbereiding voorafgegaan. Daarbij hebben verdachte en de twee medeverdachten [slachtoffer] meermalen geobserveerd, onder andere bij zijn huis, zijn bedrijf en bij de school van zijn kind. Uiteindelijk zijn de drie verdachten samen tot de conclusie gekomen dat ‘… de school de beste plek was’.
Medeverdachte [medeverdachte C] heeft misbruik gemaakt van de financiële situatie van [medeverdachte A] en hem ertoe aangezet de moord te plegen. [medeverdachte A] heeft immers een voor hem onbekend persoon van het leven beroofd. Van enig motief is niet gebleken, los van de vraag of enig motief een moord zou kunnen rechtvaardigen.
[verdachte B] heeft bij de voorbereidingen en op de dag van de moord op 21 juni 2007 een faciliterende rol gehad. Dit blijkt onder andere uit het feit dat [verdachte B] en [medeverdachte A] als bestuurder van de auto respectievelijk scooter wisselden. Ook hebben zij na de ontmoeting op [adres 4] samen in de auto door Apeldoorn gereden. Na de moord zijn de gebruikte hulpmiddelen —zoals de scooter, helm en TNT-jas— weggewerkt, waaruit eveneens het georganiseerde karakter blijkt.
Tot op heden is er geen aanwijzing dat het gaat om een criminele afrekening.
Met zijn daad heeft verdachte onherstelbaar leed aangericht in het gezin van [slachtoffer] alsmede bij zijn overige familie en vrienden. Tezamen met medeverdachten heeft verdachte een 47-jarige man, die middenin het leven stond, volkomen onverhoeds op brute wijze van het leven beroofd. Door dit gruwelijke feit is het verlies voor de familie van [slachtoffer] des te schokkender en het verdriet des te moeilijker te dragen en te verwerken.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen enkele verontschuldiging te bedenken voor het optreden van verdachte. Het betreft hier immers een koelbloedige moord die in opdracht is gepleegd. Daarbij rekent de rechtbank het verdachte en medeverdachten aan dat zij [slachtoffer] bij een basisschool hebben neergeschoten, waarbij een aantal ouders getuige is geweest van de moord. De rechtsorde is daardoor extra ernstig geschokt. Tevens is er in zowel de locale als de landelijke media veel aandacht besteed aan deze zaak.
- 5.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder voor geweldsmisdrijven is veroordeeld (in 1998 en 1999).
- 6.
De rechtbank heeft gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
- 7.
Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met het adviesrapport en voorlichtingsrapport van de reclassering (van 30 januari 2009 respectievelijk 8 april 2009).
- 8.
Uit het trajectconsult van J.H. Verhoef van 11 februari 2009 blijkt dat verdachte een concreet en simpel denkend iemand is. Pratend toont hij zich coöperatief tot volgzaam-aangepast met ook enige neiging tot bagatelliseren en externaliseren. Naast kortdurende PTSS-klachten en piekeren over het ten laste gelegde zijn er verder geen psychiatrische functiestoornissen aantoonbaar en is de impulscontrole intact. Er is geen psychiatrische stoornis in engere zin, noch een verstandelijke beperking aantoonbaar die van invloed zouden kunnen zijn op de ontkenning van verdachte.
- 9.
Sinds 1 februari 2006 is de Wet herijking strafmaxima in werking getreden, als gevolg waarvan het maximum van de tijdelijke vrijheidsstraf voor het plegen van een moord van 20 jaar naar 30 jaar is verhoogd. De rechtbank is van oordeel dat gehoor dient te worden gegeven aan dit signaal van de wetgever en indirect het signaal van de samenleving. Gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de diep geschokte rechtsomgeving, is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie als uitgangspunt passend is.
- 10.
Het handelen van verdachte rechtvaardigt een lange gevangenisstraf, die de rechtbank verdachte dan ook zal opleggen. In deze zaak is doorslaggevend dat [medeverdachte A] degene is geweest die meermalen op [slachtoffer] heeft geschoten en tezamen en in vereniging met [verdachte B] een (meer) uitvoerende rol heeft gehad. De rechtbank acht de rol van [medeverdachte A] en [verdachte B] even strafwaardig. Nu [medeverdachte A] nog voor vier andere strafbare feiten is veroordeeld, zal de rechtbank een hogere gevangenisstraf aan [medeverdachte A] opleggen dan aan [verdachte B], te weten 18 jaar respectievelijk 17 jaar. De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte C] een leidende rol heeft gespeeld en de opdracht tot de moord aan [medeverdachte A] heeft gegeven. De rol van [medeverdachte C] in het feitencomplex rechtvaardigt een hogere straf dan [verdachte B] en [medeverdachte A], te weten een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaar.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich ten aanzien van het ten laste gelegde met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 71.848,73 gevoegd in het strafproces. Dat bedrag is opgebouwd uit de navolgende posten:
- —
€ 34.810,71 uitvaartkosten;
- —
€ 540,00 kosten reizen en vervoer;
- —
€ 250,00 kosten telefoon en porto;
- —
€ 21.654,58 overige kosten, o.a. aangaande rouwbegeleiding resp. uitloven beloning;
- —
€ 4.593,44 kosten rechtsbijstand;
- —
€ 10.000,00 shockschade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 53.561,97 kan worden toegewezen, nu dat bedrag als redelijk en billijk kan worden beoordeeld. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, aangezien de uitgaven aangaande het uitloven van een beloning geen rechtstreekse schade als gevolg van het ten laste gelegde feit betreffen.
Voorts verzoekt officier van justitie de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Namens verdachte is gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien verdachte moet worden vrijgesproken.
Slechts ingeval de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, dan geldt in de optiek van de raadsman het volgende. De vordering strekkende tot uitvaartkosten is niet eenvoudig van aard; deze kan niet in strafproces worden afgedaan. Overigens is de vraag in hoeverre deze schade op verdachte is te verhalen.
De benadeelde partij dient voorts met betrekking tot de navolgende schade/kosten niet-ontvankelijk te worden verklaard:
- —
kosten voor reizen en vervoer resp. telefoon en porto (onvoldoende causaal verband);
- —
kosten van rechtsbijstand (niet eenvoudig van aard);
- —
kosten verbonden aan het uitloven van een beloning;
Namens verdachte is ten slotte nog verzocht om matiging van de kosten voor rouwbegeleiding.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot een bedrag van € 28.680,32, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De vordering is terzake van uitvaartkosten tot € 25.000,00 toewijsbaar. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op de omstandigheden van de overledene, als bedoeld in artikel 108, tweede lid, van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, op de aard en omstandigheden aangaande de uitvaart voortvloeiend uit het bewezenverklaarde feit, alsmede op de niet gering in te schatten mogelijkheid voor verdachte — gelet ook op zijn relatief jonge leeftijd — om (later) verhaal te bieden.
De vordering is terzake van kosten reizen en vervoer tot € 540,00, terzake van kosten telefoon en porto tot € 250,00 en terzake van de kosten van notariskantoor [naam] tot € 390,32 toewijsbaar. De onderliggende vordering plus onderbouwing komt de rechtbank niet onredelijk voor.
De factuur ten bedrage van € 2.310,97 met betrekking tot ‘[naam] advertenties personeel’ komt gezien haar aard voor rekening van het personeel van de onderneming(en) van de overledene. De vordering wordt in zoverre afgewezen.
De schade voortvloeiend uit de advertenties en flyers terzake van het uitloven van een beloning (€ 11.253,76 resp. € 3.240,97 resp. € 1.231,06) is niet rechtstreeks toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank schat de kosten van rechtsbijstand naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid op € 2.500,00. In zoverre is de vordering op dit punt toewijsbaar.
Ten aanzien van de gevorderde shockschade en de kosten voor rouwbegeleiding ([naam] resp. Van Lieverloo), overweegt de rechtbank dat tot onrechtmatigheid jegens nabestaanden kan worden geconcludeerd, ingeval door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen van een dodelijke gebeurtenis, een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit. Dat zal zich met name kunnen voordoen — kort gezegd — bij nabestaanden die in een nauwe affectieve relatie staan tot de overledene. Aan de mate van rechtstreeksheid van de confrontatie met de dodelijke gebeurtenis dienen evenwel minder strenge eisen te worden gesteld naarmate de normschending ernstiger is. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 22 februari 2002 (LJN AD5356) en het vonnis van de rechtbank Arnhem d.d. 21 mei 2008 (LJN BD2057), zou in het onderhavige geval, mede gelet op de ernst van de schietpartij, in beginsel kunnen worden geconcludeerd tot onrechtmatig handelen door de verdachte jegens de weduwe en haar toen zesjarige zoontje. Nu echter niet is gebleken van een door een psychiater vastgesteld ziektebeeld (de brief van psycholoog Van Lieverloo d.d. 6 januari 2010 kan niet als zodanig gelden), is de vordering te complex van aard om te kunnen worden afgedaan in dit strafproces. De benadeelde partij kan haar vordering voor dat deel slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Gelet op het bovenstaande, dient de vordering tot het genoemde bedrag van € 28.680,32 te worden toegewezen.
Tot een bedrag van € 2.310,97 (met betrekking tot ‘[naam] advertenties personeel’) wordt de vordering afgewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Verdachte is hoofdelijk aansprakelijk voor de schade ontstaan als gevolg van het bewezen verklaarde.
Schadevergoedingsmaatregel
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, dat wil zeggen de verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van € 28.680,32, bij gebreke van betaling of verhaal 100 dagen vervangende hechtenis.
De rechtbank heeft in dit geval gekozen voor de relatief korte tijd — afgezet tegen de hoogte van de schadevergoeding — van 100 dagen vervangende hechtenis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Beslissing
De rechtbank:
- *
verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan;
- *
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- *
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als: medeplegen moord;
- *
verklaart verdachte strafbaar;
- *
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 (zeventien) jaar;
- *
beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- *
veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij], [adres, plaats] (rekeningnummer [nummer]) van een bedrag van € 28.680,32, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- *
verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
- *
wijst af de vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.310,97, ingediend door de benadeelde partij [benadeelde partij], voornoemd;
- *
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij], voornoemd, voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
- *
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], voornoemd, een bedrag te betalen van € 28.680,32, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 100 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
- *
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan deze benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Hödl, voorzitter, Varenhorst en Prisse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 februari 2010.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 01‑02‑2010
Proces-verbaal terzake CIE-informatie d.d. 14 maart 2008 (pagina 428).
Proces-verbaal terzake CIE-informatie d.d. 22 april 2008 (pagina 430), proces-verbaal terzake CIE-informatie d.d. 25 april 2008 (pagina 431), verhoor van verdachte (pagina 442), proces-verbaal, ambtelijk verslag (pagina 444–445), proces-verbaal ambtelijk verslag terzake het verhoor van [naam C] (pagina 446), BPS-mutatie terzake de verklaring van [naam D] (pagina 447–450).
Proces-verbaal met betrekking tot onderzoek Flamingo d.d. 29 mei 2009 (pagina 3).
Proces-verbaal met betrekking tot onderzoek Flamingo d.d. 29 mei 2009 (pagina 3).
Proces-verbaal met betrekking tot de procedure geheimhoudergesprekken (pagina 8421–8422).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25403, nr. 3 (pagina 34).
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte A] bij de rechter-commissaris d.d. 1 september 2009 (pagina 2–4).
M. Bosch, Infiltratie of informatie, Ars Aequi 2002, nummer 9, pagina 605.
Hoge Raad 19 december 1995, LJN ZD0328.
De rechterlijke toetsing van het gebruik van bijzondere opsporingsbevoegdheden door J.W. Fokkens en N. Vrijman, in: P. van der Kruys, Kruystocht door het strafrecht, 2008, pagina 26.
Hoge Raad 30 maart 2004, NJ 2004, 376.
Hoge Raad 7 mei 1996, NJ 1996, 687.
Hoge Raad 21 januari 1997, NJ 1997, 321.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam) proces-verbaal nr. PL0664/09-203320, gesloten en ondertekend op 15 mei 2009 door [naam], brigadier van politie.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige H] (pagina 43–44), proces-verbaal van verhoor getuige [getuige I] (pagina 45–51) en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige J] (pagina 57–64).
Deskundigenrapport (sectierapport) opgemaakt door dr. B. Kubat d.d. 2 juli 2007 (pagina 8 en 9).
Proces-verbaal van forensisch onderzoek op het plaats delict (pagina 375 en 386) en rapport van het Nederlands Forensisch Instituut met betrekking tot het munitieonderzoek d.d. 28 augustus 207 (pagina 1661–1665).
Proces-verbaal van forensisch onderzoek op het plaats delict (pagina 361–425).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 876).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 883)
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 876).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 883)
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 883)
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 883)
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 876).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (pagina 1435).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (pagina 1436).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (pagina 1436).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 1009).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 1010).
Schriftelijk bescheid inhoudende een OVC-gesprek tussen [medeverdachte A] en [getuige A] (gespreknummer 275932521) (pagina 711).
Schriftelijk bescheid inhoudende een OVC-gesprek tussen [medeverdachte A] en [getuige A] (gespreknummer 275932521) (pagina 712).
Schriftelijk bescheid inhoudende een OVC-gesprek tussen [medeverdachte A] en [getuige A] (gespreknummer 275962774) (pagina 737).
Schriftelijk bescheid inhoudende een OVC-gesprek tussen [medeverdachte A] en [getuige A] (gespreknummer 275962774) (pagina 737).
Schriftelijk bescheid inhoudende een OVC-gesprek tussen [medeverdachte A] en [getuige A] (gespreknummer 275962774) (pagina 741).
Schriftelijk bescheid inhoudende een OVC-gesprek tussen [medeverdachte A] en [getuige A] (gespreknummer 275962774) (pagina 743).
Schriftelijk bescheid inhoudende een OVC-gesprek tussen [medeverdachte A] en [getuige A] (gespreknummer 275962774) (pagina 743).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 876).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (pagina 1436).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 877).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 895).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (pagina 1436).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 894).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 894).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 894).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 888).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (pagina 1437).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (pagina 1438).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 894).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 894).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 877).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 894).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 1007).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 1056).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 1058).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 1058).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 778).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 888).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 888).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 888).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 888).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C] (pagina 1307).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (pagina 1436).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige K] (pagina 1412).
Proces-verbaal van bevindingen (pagina 914).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C] (pagina 1304).
Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B] (pagina 1192).
Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B] (pagina 1194).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 877).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 877).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 888).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C] (pagina 1317).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C] (pagina 1318).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 878).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 895).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 896).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (pagina 1437).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 893).
Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B] (pagina 1193).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C] (pagina 1306).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 895).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 895).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 878 en 895).
Schriftelijk bescheid inhoudende een OVC-gesprek tussen [medeverdachte A] en [getuige A] op 18 november 2008 om 23.11 uur (gespreknummer 275962774) (pagina 740).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 878).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 894) en proces-verbaal van bevindingen (pagina 915).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 917).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige D] (pagina 1667).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige D] (pagina 1667).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige D] (pagina 1668).
Proces-verbaal van bevindingen (pagina 1681).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige L] (pagina 1702).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige L] (pagina 1702).
Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B] (pagina 1210).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 894).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 889).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 917).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 889).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 889 en 917).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 889).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 889).
Proces-verbaal van bevindingen (pagina 915).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige M] (pagina 1980).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige M] (pagina 1981).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 879).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 938).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 879).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 938).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 1010).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 884).
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 884).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (pagina 1436).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige G] (pagina 2032).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige G] (pagina 2033).
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige G] (pagina 2033).
Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B] (pagina 1994).
Verklaring van verdachte [verdachte B] ter terechtzitting d.d. 12 januari 2010.
Schriftelijk bescheid inhoudende een OVC-gesprek tussen [verdachte B] en zijn moeder d.d. 8 april 2009 (gespreknummer 276988060) (pagina 7184)
Schriftelijk bescheid inhoudende een OVC-gesprek tussen [verdachte B] en zijn moeder d.d. 8 april 2009 (gespreknummer 276988060) (pagina 7185).
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 januari 2010.