Hof 's-Hertogenbosch, 21-03-2007, nr. 20-011285-05
ECLI:NL:GHSHE:2007:BA7857
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
21-03-2007
- Zaaknummer
20-011285-05
- LJN
BA7857
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2007:BA7857, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 21‑03‑2007; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 21‑03‑2007
Inhoudsindicatie
Aan de verdachte is onder meer ten laste gelegd: primair de moord of doodslag op [slachtoffer], subsidiair schuld aan diens dood. Het hof overweegt met betrekking tot het primair ten laste gelegde dat het onderhavige geval hierdoor wordt gekenmerkt dat de verdachte ervan uitging dat het wapen niet was geladen toen hij de trekker overhaalde. Dit betekent dat hij geen bewuste wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat hij, door de trekker over te halen, [slachtoffer] zou doodschieten en dat hij dit gevolg niet gewild heeft noch de aanmerkelijke kans op de dood heeft aanvaard. Wel levert het handelen van de verdachte, in de omstandigheden van het geval, dood door schuld op.
Parketnummer: 20-011285-05
Uitspraak : 21 maart 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 12 oktober 2005 in de strafzaak met parketnummer 01-825264-05 tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [1961],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 4 en 5 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]geheel toegewezen. De vordering duurt van rechtswege voort in hoger beroep.
Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van de benadeelde partij[betrokkene 3] gedeeltelijk toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gesteld. De vordering duurt voor zover deze is toegewezen van rechtswege voort in hoger beroep.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen ten aanzien van de feiten ten laste gelegd onder 1 primair (doodslag), 2, 4 en 5 tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof ten aanzien van de vorderingen van benadeelde partijen zal beslissen conform de rechtbank.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1 primair
hij op of omstreeks 19 juni 2005 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en/of al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, een vuurwapen ter hand genomen en/of (vervolgens) dat vuurwapen op (het hoofd van) die [slachtoffer] gericht en/of (vervolgens) een of meer kogels op die [slachtoffer] afgevuurd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
1 subsidiair
hij op of omstreeks 19 juni 2005 te Eindhoven roekeloos en/of hoogst, althans in aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of nalatig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of onnadenkend, een vuurwapen ter hand heeft genomen en/of vervolgens dat vuurwapen zodanig onvoorzichtig heeft gericht in de richting van het hoofd, althans de nek, althans het lichaam van een persoon genaamd [slachtoffer], waardoor, althans mede daardoor, dat wapen is afgegaan en die [slachtoffer] getroffen werd door een of meer kogels uit dat wapen, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zodanig letsel, te weten een schotverwonding in de hals (met onder andere een beschadiging aan de halsader) heeft bekomen, dat deze voornoemde [slachtoffer] aan de gevolgen daarvan is overleden;
2
hij op of omstreeks 19 juni 2005 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool merk CZ75 (9 mm), en/of munitie van categorie III, te weten twee patroonhouders en/of (ongeveer) 27 patronen (9 mm), voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 3 april 2005 te Eindhoven [ slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [ slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Als jij naar beneden komt dan maak ik jou een koppie kleiner" en/of "Ik steek die Porsche van jou in de fik", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5
hij op of omstreeks 2 april 2005 te Eindhoven [betrokkene 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [betrokkene 3] dreigend de woorden toegevoegd :"Zorg er maar voor dat ik morgen mijn jong meekrijg. Zo niet, dan zal ik wel andere dingen gaan doen. Ik doe jou en jou jong ook nog wel een keer iets aan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Overwegingen met betrekking tot feit 1
Onder 1 wordt aan de verdachte ten laste gelegd: primair de moord of doodslag op [slachtoffer], subsidiair schuld aan diens dood. De subsidiaire tenlastelegging is eerst in hoger beroep toegevoegd.
Het hof stelt vast dat de feitelijke gang van zaken als volgt is geweest. Hierbij wordt verwezen naar de doorgenummerde bladzijden van het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gemeenschappelijke recherche Eindhoven+, dossiernummer 05-005710, aantal doorgenummerde pagina's 324, afgesloten op 7 juli 2005.
(i) [verdachte] is op 18 juni 2005 uitgegaan in Eindhoven met zijn vriend [slachtoffer] en diens vriendin [betrokkene 1]. Daarbij hebben de verdachte en [slachtoffer] veel (alcoholhoudende drank) gedronken . Uit de ademanalyse van de verdachte blijkt dat de volgende ochtend om 06:56 uur zijn adem 670 mg alcohol per liter uitgeademde lucht bevatte .
(ii) Op 19 juni 2005 omstreeks 01:00 uur hebben de drie een taxi genomen naar de woning van de verdachte .
(iii) Vlak voor de taxi aankwam bij de woning van de verdachte heeft de verdachte de taxichauffeur verzocht te stoppen bij een andere woning. De verdachte zei dat hij daar zijn pistool wilde ophalen .
(iv) De verdachte heeft aldaar bij [betrokkene 2] een pistool en een patroonhouder met patronen, die hij een of enkele weken tevoren aan [betrokkene 2] in bewaring had gegeven, opgehaald .
(v) Vervolgens is de taxi doorgereden naar de woning van de verdachte. De drie passagiers zijn uitgestapt. De taxichauffeur zag dat op de stoel van de verdachte een patroonhouder met kogels was blijven liggen en heeft deze aangereikt aan de verdachte. De verdachte heeft de patroonhouder in het pistool gestopt en liep met het pistool in de hand naar zijn woning .
(vi) Buiten bij de voordeur heeft de verdachte het pistool aan [slachtoffer] gegeven .
(vii) Na het binnentreden in de woning zijn de verdachte en [slachtoffer] de keuken ingelopen. [betrokkene 1] heeft gezien wat zich daar heeft afgespeeld.
(viii) In de keuken heeft [slachtoffer] het pistool aan de verdachte gegeven. De verdachte heeft de patroonhouder uit het pistool gehaald . De verdachte heeft vervolgens de slede van het pistool naar achteren getrokken, waarna een patroon uit het pistool viel .
(ix) De verdachte heeft het pistool aan [slachtoffer] gegeven. [slachtoffer] heeft het pistool tegen/bij het hoofd van de verdachte gehouden en de trekker overgehaald. Er ging geen schot af .
(x) [slachtoffer] heeft daarna het pistool aan de verdachte gegeven. De verdachte heeft de patroonhouder in het pistool gestopt .
(xi) De verdachte heeft de slede naar achteren gehaald .
(xii) Vervolgens gebeurde, in de woorden van de verdachte, het volgende. "Ik zag toen dat ik het magazijn vergeten was om naar beneden te doen. Ik heb toen eerst weer die bovenkant naar achteren bewogen en zag dat er weer een kogel uit het pistool viel. Vervolgens heb ik met mijn rechterhand een knopje op het pistool ingedrukt en zag dat het magazijn een stukje uit het handvat kwam."
(xiii) De verdachte heeft daarna het pistool bij (het hoofd van) [slachtoffer] gehouden en de trekker overgehaald . Er ging een schot af. [slachtoffer] is in elkaar gezakt en op de grond gevallen .
(xiv) [slachtoffer] is door de kogel dodelijk getroffen .
Voorts stelt het hof het volgende vast.
Blijkens het technisch proces-verbaal zijn twee patronen op de vloer aangetroffen: een tussen de voeten van het slachtoffer en een onder diens hoofd . Dit is consistent met de bevindingen onder viii en xii.
Uit het deskundigen rapport d.d. 27 juli 2005 van P.J.M. Pauw-Vugts (verbonden aan het NFI), waarin de werking van het pistool wordt beschreven, blijkt dat het pistool als volgt wordt ontladen:
Als eerste dient de patroonhouder uit het pistool te worden gehaald. Dit kan door op een knopje aan de linkerzijde van het pistool te drukken zodat de patroonhouder uit de vergrendeling komt en uit het wapen kan worden genomen. Hierna moet de slede naar achteren worden bewogen zodat een pistoolpatroon die zich eventueel nog in de kamer van het pistool bevindt uit het wapen wordt geworpen en gecontroleerd kan worden of de kamer leeg is. Indien het verwijderen van de patroonhouder en het controleren van de kamer in omgekeerde volgorde gebeurt, zal bij het sluiten van de slede een nieuwe pistoolpatroon uit de patroonhouder mee de kamer ingevoerd worden. Als dan de hamer ontspannen wordt, zal er een schot afgaan.
De werking van het pistool is ter terechtzitting van het hof gedemonstreerd door brigadier [verbalisant] met behulp van het onderhavige pistool. Daarbij is gebleken dat, indien de slede handmatig naar achteren wordt getrokken en dan wordt losgelaten, zij automatisch terug naar voren beweegt tenzij zich een lege patroonhouder in het pistool bevindt.
De verdachte kende de werking van het pistool. Hij heeft ter zitting voor het hof verklaard: "Ik weet dat - om het pistool te ontladen - eerst de patroonhouder verwijderd moet worden, dat daarna de slede naar achteren gehaald moet worden en dat de aanwezige patroon dan uit het wapen valt. Dit wist ik ook op 19 juni 2005. Ik heb eerder geoefend met het laden en ontladen van het pistool."
Uitgaande van het vorenstaande overweegt het hof met betrekking tot het opzet van de verdachte als volgt.
Het hof ziet geen aanwijzingen dat de verdachte heeft gehandeld met de bedoeling op [slachtoffer] te schieten. Hij was bevriend met [slachtoffer]. Uit zijn eigen verklaring noch uit die van [betrokkene 1] blijkt van animositeit tussen hem en [slachtoffer]. Zou de verdachte kwade bedoelingen in de richting van [slachtoffer] hebben gehad, dan had de openlijkheid waarmee hij het pistool is gaan ophalen - zoals beschreven onder iii tot en met vi - niet voor de hand gelegen. Evenmin had dan voor de hand gelegen dat de verdachte [slachtoffer] in staat heeft gesteld om, na een nogal nonchalante omgang met het wapen zoals beschreven onder v tot en met viii, het pistool op hem, verdachte te richten en de trekker over te halen.
Bovendien heeft de verdachte handelingen verricht die noodzakelijk zijn om het pistool te ontladen, zowel de eerste keer voordat [slachtoffer] het pistool op de verdachte richtte (zie onder viii) als de tweede keer voordat hijzelf het pistool op [slachtoffer] richtte (zie onder xi en xii). Maar vastgesteld moet worden dat hij de tweede keer niet de juiste volgorde heeft aangehouden. Om het pistool te ontladen had hij eerst de patroonhouder uit het wapen moeten halen en daarna de slede naar achteren halen om de patroon uit de kamer van het pistool te verwijderen. In plaats daarvan heeft hij eerst de slede naar achteren gehaald en losgelaten waardoor niet alleen de in de kamer aanwezige patroon werd uitgeworpen, maar tevens een nieuwe patroon vanuit de patroonhouder in de kamer van het pistool kwam. Hij heeft zich gerealiseerd dat het magazijn nog in het pistool zat zodat het wapen wellicht nog geladen was. Toen heeft hij, opnieuw de slede naar achteren gehaald en losgelaten waardoor de patroon uit de kamer werd geworpen en tevens opnieuw een patroon vanuit de patroonhouder in de kamer kwam. Pas daarna heeft hij de patroonhouder uit het pistool laten zakken kennelijk in de - onjuiste - veronderstelling dat het pistool toen niet meer geladen was.
Het hof neemt daarom aan dat de verdachte en [slachtoffer], die allebei dronken of ten minste aangeschoten waren, een stoer spel hebben gespeeld met een vuurwapen, waarvan zij beiden aannamen dat het niet geladen was toen - eerst door [slachtoffer] en later door de verdachte - de trekker werd overgehaald.
Het hof acht derhalve aannemelijk dat de verdachte een vergissing heeft begaan. Hij meende dat het pistool niet geladen was en was zich er niet van bewust dat het wel geladen was.
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat de verdachte minstgenomen heeft gehandeld met voorwaardelijk opzet, aangezien de verdachte bekend was met de werking van het pistool maar door overmatig drankgebruik niet in staat was zijn kennis op de juiste manier toe te passen. De advocaat-generaal heeft erop gewezen dat uit de ademanalyse om 06:56 uur, dit is ruim vijf uur na het schietincident, blijkt dat de adem van de verdachte 670 mg alcohol per liter uitgeademde lucht bevatte. Het drankgebruik is de verdachte zelf aan te rekenen en hij heeft dus zelf de situatie in het leven geroepen dat hij een fout heeft gemaakt.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat van voorwaardelijk opzet geen sprake is, omdat de verdachte niet bewust de kans (op het doodschieten van [slachtoffer]) heeft aanvaard.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden.
Het onderhavige geval wordt hierdoor gekenmerkt dat de verdachte ervan uitging dat het wapen niet was geladen toen hij de trekker overhaalde. Dit betekent dat hij geen bewuste wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat hij, door de trekker over te halen, [slachtoffer] zou doodschieten en dat hij dit gevolg niet gewild heeft noch de aanmerkelijke kans op de dood heeft aanvaard.
Anders gezegd: het van dichtbij afschieten van een geladen vuurwapen op iemands hoofd is weliswaar naar zijn uiterlijke verschijningsvorm gericht op de dood van het slachtoffer, maar nu de verdachte ervan uitging dat het pistool niet geladen was, kan uit het verrichten van die handeling op zich niet worden afgeleid dat de verdachte die dood heeft gewild of de aanmerkelijke kans op de dood heeft aanvaard.
Indien wordt aangenomen dat de onjuiste veronderstellingen van de verdachte omtrent het al dan niet geladen zijn van het pistool te wijten zijn aan zijn dronkenschap, brengt dit nog niet mee dat de verdachte heeft gehandeld met voorwaardelijk opzet op de dood. Uit het enkele feit dat iemand zoveel drinkt dat hij daardoor de kans loopt vergissingen te begaan bij delicate handelingen zoals het laden en ontladen van een vuurwapen kan naar het oordeel van het hof niet worden afgeleid dat hij daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard een ander met dat pistool dood te schieten.
Nu het hof onvoorwaardelijk noch voorwaardelijk opzet van de verdachte op de dood van het slachtoffer bewezen acht, wordt de verdachte vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Het subsidiair ten laste gelegde dood door schuld acht het hof wel bewezen. Door in dronkenschap met een vuurwapen te "spelen", met dit wapen verschillende handelingen te verrichten strekkende tot het laden en ontladen ervan en het wapen uiteindelijk te richten en af te vuren op het slachtoffer, zonder zich op adequate wijze vergewist te hebben dat het wapen uiteindelijk ontladen was, heeft de verdachte hoogst onvoorzichtig en onachtzaam gehandeld. Door dit verwijtbare handelen van de verdachte is [slachtoffer] door een kogel geraakt en overleden.
Vrijspraak feit 5
Onder 5 is ten laste gelegd de bedreiging van [betrokkene 3] met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en wel met de woorden "Zorg er maar voor dat ik morgen mijn jong meekrijg. Zo niet, dan zal ik wel andere dingen gaan doen. Ik doe jou en jou jong ook nog wel een keer iets aan".
Op 4 april 2005 is door [betrokkene 3] aangifte gedaan van bedreiging door de verdachte. De verdachte zou tegen haar voornoemde bewoordingen hebben gebruikt en de aangeefster voelde zich daardoor bedreigd (pag. 310-313).
De verdachte heeft toegegeven dat hij deze woorden heeft gebruikt (verklaring bij de politie op 1 juli 2004, pag. 314-315). Ter terechtzitting is door de verdachte het bedreigende karakter van de woorden betwist. De verdachte wilde de naleving van de omgangsregeling met zijn zoon bewerkstelligen en refereerde met zijn woorden aan eventuele juridische stappen daartoe.
Het hof overweegt dat de bedoelde bewoordingen weliswaar door [betrokkene 3] als bedreigend kunnen zijn opgevat, maar zij leveren niet zonder meer op een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling. Daargelaten de aannemelijkheid van de door de verdachte gestelde bedoeling van zijn woorden, is het hof van oordeel dat de omstandigheden waaronder de woorden zijn geuit - bij een toevallige ontmoeting op een parkeerplaats tussen de verdachte en aangeefster en haar nieuwe vriend - niet van dien aard zijn dat aan die woorden wel de bedoelde bedreigende aard - zoals omschreven in de tenlastelegging - kan worden toegekend.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het 1 subsidiair, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 19 juni 2005 te Eindhoven hoogst onvoorzichtig en onachtzaam een vuurwapen ter hand heeft genomen en vervolgens dat vuurwapen heeft gericht in de richting van het hoofd van een persoon genaamd [slachtoffer], waarna dat wapen is afgegaan en die [slachtoffer] getroffen werd door een kogel uit dat wapen, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zodanig letsel, te weten een schotverwonding in de hals (met onder andere een beschadiging aan de halsader) heeft bekomen, dat deze [slachtoffer] aan de gevolgen daarvan is overleden;
2
hij op 19 juni 2005 te Eindhoven een wapen van categorie III, te weten een pistool merk CZ75 (9 mm), en munitie van categorie III, te weten patronen (9 mm), voorhanden heeft gehad;
4
hij op 3 april 2005 te Eindhoven [ slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [ slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Als jij naar beneden komt dan maak ik jou een koppie kleiner" en "Ik steek die Porsche van jou in de fik", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1 subsidiair is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 307 (oud), eerste lid van het Wetboek van Strafrecht;
Het bewezen verklaarde onder 2 is voorzien bij artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en strafbaar gesteld bij artikel 55 (oud), derde lid onder a van die Wet
en
is voorzien bij artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en strafbaar gesteld bij artikel 55 (oud), eerste lid van die Wet;
Het bewezen verklaarde onder 4 is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 285 (oud), eerste lid van het Wetboek van Strafrecht;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van het feit onder 4 (bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met brandstichting) is van de zijde van de verdachte het verweer gevoerd dat de verdachte handelde in een toestand van psychische overmacht en dienaangaande derhalve ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging. De verdachte heeft , aldus de raadsman, in volstrekte machteloosheid - ten gevolge van de weigerachtige houding van zijn ex-partner en haar nieuwe vriend om de verdachte zijn kind te laten zien - dingen geroepen omdat hij niet anders meer kon.
Het hof verwerpt het verweer. Geenszins is aannemelijk geworden dat er sprake was van zodanige psychische drang dat van verdachte redelijkerwijs daartegen geen weerstand kon worden gevergd.
Er zijn ook voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden, die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Door de verdachte zijn drie ernstige feiten gepleegd waarvoor een vrijheidstraf voor langere duur passend en geboden is.
Door de schuld van de verdachte is [slachtoffer] komen te overlijden. De nabestaanden van [slachtoffer] - zijn kinderen, overige familie en vrienden - moeten verder leven met een groot verdriet om het verlies van hun dierbare. De maximale straf voor dood door schuld (artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht) was ten tijde van het plegen van het feit 9 (negen) maanden gevangenisstraf. Het hof ziet geen aanleiding tot het opleggen van een lagere straf.
Onder 2 is bewezen het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie van de categorie III. In alle omstandigheden is dit een gevaarzettend delict. De omstandigheden van dit geval - de verdachte is in dronken toestand met het wapen gaan "spelen" - maken het feit extra gevaarzettend. Het hof acht de omstandigheden van het geval dermate strafverzwarend dat voor dit feit een gevangenisstraf van 14 (veertien) maanden passend is.
Van de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting jegens [ slachtoffer 2] acht het hof een gevangenisstraf 1 (een) maand passend.
In totaal zal het hof derhalve 24 (vierentwintig) maanden gevangenisstraf opleggen.
Het hof heeft bij de strafoplegging tevens acht geslagen op de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder - zij het een aantal jaren geleden (in 1999 tweemaal en in 1995) - ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 2640,39 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van verdachtes onder 1 subsidiair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De schade bestaat uit de kosten van de lijkbezorging van [slachtoffer]. Op grond van artikel 51a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan [benadeelde 1] zich ter zake van deze kosten voegen in het strafgeding. Verdachte is naar burgerlijk recht tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
De benadeelde partij [betrokkene 3] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 691,00 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 100,00.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [betrokkene 3] in haar vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 285 en 307 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en onder 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het 1 subsidiair, 2 en 4 bewezen verklaarde oplevert:
1
Aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn.
2
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III (pistool).
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie (munitie).
4
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
en
Bedreiging met brandstichting
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Schadevergoeding
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 2.640,39 (tweeduizend zeshonderdveertig euro en negenendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade (te weten 25 augustus 2005) tot de dag van volledige betaling
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde 1], wonende te [adres] [woonplaats], een bedrag te betalen van EUR 2.640,39 (tweeduizend zeshonderdveertig euro en negenendertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 52 (tweeënvijftig) dagen hechtenis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade (te weten 25 augustus 2005) tot aan de dag van volledige betaling.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij, [betrokkene 3], in haar vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de benadeelde partij, [betrokkene 3], in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. J.A. van Zon, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. G.P.M.F. Mols,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Waals, griffier,
en op 21 maart 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.P.M.F. Mols is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.