Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/10.3.4
10.3.4 Functies ten opzichte van rolreglementen
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS378664:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Van een algemeen onverbindend verklaren van een bepaling in een rolreglement kan geen sprake zijn. De bepalingen in een rolreglement zijn niet krachtens enige wetgevende bevoegdheid gegeven en zijn derhalve niet aan te merken als algemeen verbindende voorschriften, zie HR 28 juni 1996 (De Nieuwe Woning/De Staat), NJ 1997, 495 (HJS). Wel kan de rechter vaststellen dat de betreffende bepaling geen steun in het recht vindt en de bepaling daarom buiten toepassing laten. Indien de Hoge Raad hiertoe overgaat, zal die vaststelling de facto meebrengen dat de betreffende bepaling in het reglement ook in toekomstige zaken als onverbindend mag worden beschouwd.
Zie het in de vorige noot genoemde arrest De Nieuwe Woning/De Staat.
HR 16 november 2001, NJ 2002, 401 (HJS), JBPr 2002/1 (Teuben).
589. Verondersteld kan worden dat de eisen van een goede procesorde ten opzichte van buitenwettelijke regels die schriftelijk zijn vastgelegd, bijvoorbeeld in een door de rechter gehanteerd rolreglement, dezelfde normatieve functies vervullen als ten opzichte van de wettelijke regeling van het procesrecht. Evenwel strekt het verbod op rechterlijke toetsing van de grondwettigheid van wetten van art. 120 Grondwet, en het daaruit door de Hoge Raad afgeleide verbod tot toetsing van wetten aan algemene rechtsbeginselen, zich niet uit tot buitenwettelijke regelgeving. Bepalingen in rolreglementen kunnen derhalve door de rechter wel degelijk aan de eisen van een goede procesorde worden getoetst. Wordt een dergelijke bepaling in strijd met de goede procesorde bevonden, dan dient de rechter deze bepaling buiten toepassing te laten.1
Mogelijk is derhalve dat een bepaling in een rolreglement, waaraan de rechter in een procedure waarop dat reglement van toepassing is op grond van algemene beginselen van behoorlijke rechtspleging is gebonden2, wegens strijd met de eisen van een behoorlijke rechtspleging of een goede procesorde juist buiten toepassing dient te blijven.
De jurisprudentie van de Hoge Raad biedt tot op heden nog geen voorbeelden van zaken waarin een bepaling van een rolreglement buiten toepassing werd gelaten wegens strijd van de inhoud van die bepaling met de eisen van een goede procesorde. Wel kwam de Hoge Raad in het arrest Ajax/ Valk3 daarbij in de buurt. In het hoger beroep van de zaak die tot dit arrest voerde, had het Haagse hof inschrijving ter rolle geweigerd, omdat de laatste bladzijde van het door appellant uitgebrachte en overgelegde originele exploot tot herstel van de appèldagvaarding ontbrak. Ten gevolge daarvan kon niet worden geverifieerd tegen welke rechtsdag was opgeroepen, aldus het hof. Art. 2.1a van het rolreglement van het hof, waarnaar het overigens niet verwees ter motivering van de beslissing, bepaalde dat de procureur bij het inschrijven van een nieuwe zaak de originele appèldagvaarding en zo nodig het originele herstelexploot ter griffie dient over te leggen. Het reglement stelde echter geen sanctie op het verzuim aan deze eis te voldoen. In cassatie werd betoogd dat het hof de inschrijving van de zaak niet had mogen weigeren, nu de wet - destijds - voor inschrijving ter rolle niet de overlegging van de dagvaarding of het herstelexploot voorschreef. De Hoge Raad oordeelde echter dat, hoewel de wet niet met zo veel woorden de eis stelde dat inschrijving van een zaak ter rolle slechts kon geschieden tegen overlegging van de originele en complete dagvaarding en het origineel van een eventueel herstelexploot, het stellen van deze eis strookte met de eisen van een behoorlijke rechtspleging. Die eisen brachten volgens de Hoge Raad echter, gezien de ingrijpende gevolgen die de weigering om de zaak ter rolle in te schrijven kan hebben, tevens mee dat aan eiser de mogelijkheid zou worden geboden zijn verzuimen met bekwame spoed te herstellen. Zou het reglement van het hof derhalve de sanctie van niet-ontvankelijkheid hebben verbonden aan het verzuim, zonder in een mogelijkheid tot herstel te voorzien, dan had het reglement in zoverre als strijdig met de eisen van een behoorlijke rechtspleging buiten toepassing moeten blijven.