Rb. Haarlem, 02-08-2012, nr. 15/740194-10
ECLI:NL:RBHAA:2012:BX3718
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
02-08-2012
- Zaaknummer
15/740194-10
- LJN
BX3718
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2012:BX3718, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 02‑08‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 02‑08‑2012
Inhoudsindicatie
Uitspraak in megazaak Vista. Verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, een geldboete van 10.000 euro en de verbeurdverklaring van een BMW X6. Verweren met betrekking tot het onrechtmatig als getuige horen in Litouwen teneinde verdachte te laten verklaren en zodoende bewijs te vergaren verworpen. Veroordeling ten aanzien van het witwassen van een BMW X6 welke verdachte van de leider van de criminele organisatie heeft gekregen.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740194-10 (Onderzoek Vista)
Uitspraakdatum: 2 augustus 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 februari 2011, 8 mei 2012 en 19 juli 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Litouwen,
wonende te (Litouwen) [adres], doch verblijvende (Litouwen) [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
[Zaaksdossier 21: Witwassen van een BMW X6]
zij in of omstreeks de maand maart 2010, te IJmuiden, gemeente Velsen, in elk geval in Nederland, een voorwerp, te weten een (personen)auto (BMW X6; kleur: grijs), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van bovenomschreven voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
2.1.
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Door de verdediging is betoogd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Volgens de verdediging heeft het Openbaar Ministerie gehandeld in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van haar zaak is tekortgedaan. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte op 18 en 19 mei 2010 in Litouwen is gehoord als getuige terwijl zij, blijkens het bevel tot inbeslagneming van 22 april 2010, toen reeds als verdachte van deelneming aan een criminele organisatie en witwassen diende te worden aangemerkt met de bijbehorende waarborgen. En dit terwijl het verhoor plaatsvond in het bijzijn van Nederlandse politiefunctionarissen. Het doel van het haar als getuige te verhoren was om haar te laten praten en zodoende bewijs te vergaren, aldus de verdediging.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat voor de stelling dat verdachte doelbewust dan wel met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte door het openbaar ministerie op 18 en 19 mei 2010 als getuige is gehoord en niet als verdachte teneinde haar zoveel mogelijk te laten verklaren, geen aanknopingspunten zijn te vinden. Integendeel, blijkens het rechtshulpverzoek is verzocht haar als verdachte te horen (dossierpagina H00 001056). Blijkens de processen-verbaal van de 18 en 19 mei 2010 in Litouwen afgelegde verhoren is zij weliswaar als getuige gehoord, maar is zij wel nadrukkelijk gewezen op de mogelijkheid zich te beroepen op het zwijgrecht en af te zien van het afleggen van een verklaring. Tevens is verdachte telkens gewezen op de mogelijkheid van rechtsbijstand.
Nog daargelaten het feit dat sprake is van verhoren in het kader van rechtshulp welke uitgevoerd worden conform de wettelijke regels van het aangezochte land, is de rechtbank van oordeel dat in de wijze van verhoren - waarbij aan verdachte alle waarborgen zijn verleend die ook aan een verdachte toekomen tijdens een verhoor en met name de mogelijkheid zich te beroepen op het zwijgrecht - geen grond voor niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie aanwezig is. Daarbij heeft verdachte niet concreet aangegeven welk belang zou zijn geschonden. Het verweer strekkende tot niet ontvankelijkheid wordt dan ook verworpen.
Het Openbaar Ministerie is ook overigens ontvankelijk in zijn vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden, waarvan een (1) maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Voorts heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring gevorderd van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag ten bedrage van € 12.500,-- en de personenauto, merk BMW X6, kleur grijs.
4. Bewijs
4.1.
Redengevende feiten en omstandigheden1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 18 mei 2010 werd in Litouwen van verdachte afgenomen het bezit van een BMW type X6 voorzien van het Litouwse kenteken [kenteken 8] en het chassisnummer [nummer] (hierna: de BMW), en werd deze BMW in beslag genomen.2
Over de verkrijging van de BMW door verdachte houdt het dossier het volgende in.
In een telefoongesprek van 15 maart 2010 om 13.20 uur tussen [leider criminele organisatie] (hierna: [leider criminele organisatie]) en [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) spreken [medeverdachte 1] en [leider criminele organisatie] over een X6, groene platen (de rechtbank begrijpt: handelskenteken) en Duitse nummerborden.3 Naar aanleiding van dit telefoongesprek werd er op 17 maart 2010 een onderzoek ingesteld nabij de woning van [medeverdachte 1], [adres 1] te IJmuiden. Ter hoogte van de hoek met de [adres 1] op het trottoir aan de [adres 2] stond een BMW, type X6, kleur grijs geparkeerd. De auto was voorzien van een Duits kenteken [kenteken 9], een Duits export kenteken.4
Uit de volgende telefoongesprekken tussen [leider criminele organisatie] en verdachte is af te leiden dat verdachte omstreeks 18 maart 2010 de beschikking kreeg over de later in beslaggenomen BMW en dat verdachte omstreeks 25 maart 2010 met de BMW vanuit Nederland naar huis in Litouwen is gereden.
Op 18 maart 2010 om 20.22 uur wordt verdachte gebeld door [leider criminele organisatie]. In dit gesprek vraagt [leider criminele organisatie] waarom verdachte niet in haar nieuwe auto rijdt.5
Op 19 maart 2010 om 09.57 uur belt verdachte naar [leider criminele organisatie] en vraagt zij hem of ze de spiegel moet laten repareren. [leider criminele organisatie] vindt dat goed.6 Vervolgens, om 10.03 uur diezelfde dag belt verdachte naar [leider criminele organisatie] en vertelt ze hem dat ze een prijs gehoord heeft van rond de 400 euro, alleen voor het glas. Hierop zegt [leider criminele organisatie] dat als ze een BMW garage ziet ze daar moet stoppen en het laten repareren.7 Die middag, om 14.56 uur, belt verdachte naar [leider criminele organisatie] en zegt ze dat het 337 euro kost, dat ze geen service zullen rekenen en dat ze hem dinsdag kan brengen. [leider criminele organisatie] zegt dan dat ze het maar moet bestellen en het op [bedrijf 5] moet zetten, dat [betrokkene 21] dan de BTW kan terugvangen. Ook vraagt [leider criminele organisatie] wat een extra sleutel kost, hetgeen verdachte gaat vragen.8 Een paar minuten later, om 14.59 uur, belt verdachte naar [leider criminele organisatie] en vertelt ze hem dat een sleutel 170 euro kost. Vervolgens vindt er een gesprek plaats tussen [leider criminele organisatie] en een derde over de spiegel, de sleutel en dat de rekening op naam van [bedrijf 5] moet worden gezet.9
Op 25 maart 2010 om 07.08 uur belt [leider criminele organisatie] naar verdachte en zegt hij haar dat hij zondag gaat vliegen en dat zij in de BMW moet gaan.10 Om 11.06 uur volgt een telefoongesprek tussen [leider criminele organisatie] en verdachte waarin [leider criminele organisatie] verdachte uitlegt dat ze via Groningen, Oldenburg, Bremen en Hamburg naar Kiel moet rijden.11 Om 13.54 uur belt [leider criminele organisatie] naar verdachte en vraagt hij haar waar ze rijdt, waarop verdachte zegt dat ze net voorbij Groningen rijdt. Vervolgens vraagt [leider criminele organisatie] hoe haar auto rijdt, waarop verdachte zegt dat de auto als een tank rijdt.12 Om 18.56 uur belt [leider criminele organisatie] weer met verdachte. In dit gesprek zegt verdachte onder meer dat ze op weg is naar huis.13
De BMW staat op naam van verdachte sinds 6 april 2010.14 Verdachte heeft verklaard dat zij de BMW van [leider criminele organisatie] gekregen.15 Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij de auto zelf zou (terug)betalen, doch de rechtbank gaat aan deze verklaring voorbij. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
De BMW heeft als bouwjaar 2008.16 Uit informatie op de internetsite van 'Autoweek' volgt dat een 'BMW X6 3.0d X Drive Executive' met bouwjaar 2008 en een kilometerstand van 41.000 in 2010 een waarde heeft van € 69.900,00.17 Nu geen factuur is aangetroffen dan wel overgelegd door de verdediging gaat de rechtbank ervan uit dat de BMW voor ongeveer het genoemde bedrag is gekocht. Ook als uitgegaan wordt van een aankoopbedrag van € 40.000,00 zoals verdachte heeft gesteld, kan de aankoop van de BMW niet aannemelijk door haar zelf zijn gefinancierd. In de periode 2004 tot en met 2009 heeft verdachte aan legale inkomsten, uit salaris en uitkering, een bedrag van 27.879,13 aan Litouwse Litas (hierna: Lt) (gelijk aan € 6.801,45) op een van haar bankrekeningen ontvangen. Verder blijkt dat van de bankrekening van de moeder van verdachte naar deze bankrekening van verdachte in de periode 2006 tot en met 2009 een bedrag van in totaal Lt. 134.604,00 is overgemaakt, welk bedrag afkomstig was van de verkoop van haar appartement.18 Verdachte heeft verklaard dat zij dit geld heeft uitgegeven voor levensonderhoud en voor de bouw van een huis in het dorp Triuseliai. Voorts heeft verdachte verklaard dat zij het geld dat zij had ontvangen voor haar oude auto, een Mercedes, waarvoor zij € 19.000 had gekregen, niet aan [leider criminele organisatie] heeft gegeven, maar deels had uitgegeven en deels nog in haar woning had bewaard.19
De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat zij mede leefde van gespaard geld, van het pensioen van haar moeder, van giften van haar broers en van eigen, contant ontvangen, inkomsten, zodat zij de BMW hieruit zelf kon (terug)betalen, is in het geheel niet onderbouwd of geconcretiseerd in bedragen of perioden, en is derhalve niet concreet en verifieerbaar. In dit verband is nog relevant dat de moeder van verdachte heeft verklaard over een geringe hoeveelheid geld te beschikken20, dat niet is gebleken dat verdachte beschikte over een spaarrekening en dat in de periode van 2004 tot en met 2009 door dan wel ten behoeve van verdachte vele bedragen contant zijn betaald dan wel gestort op haar rekening, maar dat van contante inkomsten van verdachte na januari 2004 niet is gebleken.21
Uit dit bovenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat verdachte omstreeks maart/april 2010 geen eigen geld had om genoemde BMW te betalen dan wel dat zij zulks in de toekomst zou kunnen. De rechtbank is dan ook van oordeel, gelet op het bovenstaande, dat zij de BMW van [leider criminele organisatie], die zichzelf wel heeft aangeduid als verdachtes cashmachine,22 heeft gekregen.
Wat betreft de herkomst van het geld overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het Onderzoek Vista, met name de zaaksdossiers ZD1, ZD 3, ZD4, ZD5, ZD6, ZD11, ZD12, ZD14 en ZD15, in samenhang met de dossierstukken inzake het financieel onderzoek naar [leider criminele organisatie] en zijn echtgenote [medeverdachte 13]23 en gelet op het proces-verbaal OVC (Opnemen Vertrouwelijke Communicatie)-geldgesprekken d.d. 20 december 201024 is naar het oordeel van de rechtbank echter genoegzaam gebleken dat het niet anders kan dan dat het geld dat afkomstig is van [leider criminele organisatie] geen legale herkomst heeft en afkomstig is van enig misdrijf, te weten drugshandel. Dit wordt ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 13] bij de politie, waarin zij heeft verklaard dat [leider criminele organisatie] haar had gezegd dat hij geld had verdiend met drugs.25
Over de herkomst van het vermogen van [leider criminele organisatie] en de bezigheden van [leider criminele organisatie] heeft verdachte - die meer dan 12 jaar een affectieve relatie met [leider criminele organisatie] onderhield en ook een dochter met hem heeft - niets meer kunnen verklaren dan dat hij een 'businessman' was. Op nadrukkelijke vragen van de rechtbank welke zaken [leider criminele organisatie] dan deed, welk bedrijf hij had, welke activiteiten dat bedrijf had, waar dat gevestigd was, hoe dat heette en of hij een kantoor had heeft verdachte geen enkel antwoord kunnen geven. Ook tijdens haar verhoor in Litouwen op 18 mei 2010 heeft verdachte enkel in vage bewoordingen antwoord gegeven op vragen omtrent het werk en de verdiensten van [leider criminele organisatie].26
Bovendien is uit observaties en tapgesprekken gebleken dat verdachte meermalen [leider criminele organisatie] heeft vergezeld als hij met mensen ontmoetingen had die volgens het dossier een criminele achtergrond hadden.27 In een telefoongesprek met haar moeder zegt verdachte tijdens zo'n ontmoeting dat [leider criminele organisatie] geld aan het verdienen is.28 Nu het hier gaat om ontmoetingen bij een internetcafé of restaurant in Amsterdam dan wel telefoongesprekken in de auto en nooit in een kantoor dan wel bij een van de vermeende horecazaken van [leider criminele organisatie], is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte niet de gerechtvaardige indruk heeft kunnen ontstaan dat [leider criminele organisatie] op een legale wijze zijn geld verdiende. Daarbij komt dat de welstand van [leider criminele organisatie], dure auto's, aanzienlijke investeringen in Litouwen, dure reizen, altijd cash geld, bij verdachte vragen had moeten oproepen. Ook de verkrijging van de BMW had in dit verband voor verdachte vragen op moeten roepen en tot conclusie moeten leiden dat dit met crimineel geld is betaald.
Gelet op het bovenstaande en in samenhang bezien met het grote bedrag dat [leider criminele organisatie] ten behoeve van verdachte en zichzelf contant in Litouwen moet hebben uitgegeven, is de rechtbank van oordeel dat verdachte minst genomen de aanmerkelijke kans dat het geld waarmee de BMW was betaald een criminele herkomst had, willens en wetens heeft aanvaard, zodat het opzet in voorwaardelijke vorm aanwezig is.
4.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
zij in de maand maart 2010, te IJmuiden, gemeente Velsen, een voorwerp, te weten een personenauto BMW X6; kleur: grijs, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig(e) misdrijven.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Witwassen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
7.1.
Hoofdstraf
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een personenauto. Verdachte heeft deze personenauto ontvangen van medeverdachte [leider criminele organisatie], terwijl zij wist dat deze auto was aangekocht met geld dat van misdrijf afkomstig was.
Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken en deze vervolgens zonder dat die illegale herkomst daarvan zichtbaar wordt in omloop te brengen, wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast. Bovendien bevordert het handelen van verdachte het plegen van delicten omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden, het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn. Daarbij heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte wist dat de financiering van de auto een criminele herkomst had en zodoende heeft verdachte bijgedragen aan het plegen van deze strafbare feiten.
Ten voordele van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Verder is uit het dossier niet gebleken dat verdachte daadwerkelijk actief betrokken is geweest bij de drugshandel of andere criminele activiteiten van [leider criminele organisatie]. Tot slot neemt de rechtbank in aanmerking dat gelet op de affectieve relatie tussen verdachte en [leider criminele organisatie] - die op het moment van het verkrijgen van de BMW al meer dan twaalf jaar duurde - wellicht eerder tot het strafbare feit is gekomen dan anderszins het geval zou zijn geweest. Ook houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat verdachte de zorg heeft voor een minderjarige dochter en dat een detentie in Nederland nadelige gevolgen zou hebben voor haar minderjarige dochter.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van na te noemen bedrag dient te worden opgelegd.
7.2.
Bijkomende straf
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een personenauto, merk BMW, type X6, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met betrekking tot die personenauto, die aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.
De rechtbank gaat niet over tot verbeurdverklaring van het geld, zoals is gevorderd, nu ter terechtzitting is gebleken dat het geld reeds was teruggegeven.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 33, 33a, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van DRIE (3) MAANDEN, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 10.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 85 dagen hechtenis.
Verklaart verbeurd:
Een personenauto, BMW X6, kleur grijs.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.A. Plaisier, voorzitter,
mr. P.M. Wamsteker en mr. M.E. Fortuin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier C.A. de Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 augustus 2012.
- 1.
De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen en maken deel uit van het dossier met nummer PL1200/08-537057 (Onderzoek Vista).
- 2.
Nederlandse vertalingen van: de beslissing tijdelijke beperking eigendomsrecht van 18 mei 2010 (dossierpagina H00 001240-001241), het proces-verbaal van overhandiging documenten, opeisen goederen van 18 mei 2010 (dossierpagina H00 001242-001243) en het proces-verbaal van tijdelijke beperking van eigendomsrecht van 18 mei 2010 (dossierpagina H00 001244).
- 3.
Tapgesprek TA2730A (dossierpagina B21 009574).
- 4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 april 2010 (dossierpagina B21 009575 en 009576).
- 5.
Tapgesprek TA1333 (dossierpagina B21 009577).
- 6.
Tapgesprek TA1333 (dossierpagina B21 009578).
- 7.
Tapgesprek TA1333 (dossierpagina B21 009580).
- 8.
Tapgesprek TA1333 (dossierpagina B21 009580).
- 9.
Tapgesprek TA1333 (dossierpagina B21 009581).
- 10.
Tapgesprek TA1333 (dossierpagina B21 009582).
- 11.
Tapgesprek TA1333 (dossierpagina B21 009583).
- 12.
Tapgesprek TA 1333 (dossierpagina B21 009584).
- 13.
Tapgesprek TA1333 (dossierpagina B21 009585).
- 14.
Een schriftelijk stuk ZD.21.03.13 (dossierpagina B21 009586).
- 15.
Proces-verbaal van getuigenverhoor van 18 mei 2010 (dossierpagina B21 009562).
- 16.
Een schriftelijk stuk ZD.21.03.13 (dossierpagina B21 009586).
- 17.
Een schriftelijk stuk ZD.21.03.15 (dossierpagina B21 009590).
- 18.
Proces-verbaal mutatieoverzicht bankrekeningnummer LT11 7300 0100 7495 3504 ten name van verdachte van 9 maart 2010 (D00 03048-3050) en proces-verbaal van getuigenverhoor van 18 mei 2010 (B21 009569).
- 19.
Proces-verbaal van getuigenverhoor van 18 mei 2010 (dossierpagina B21 009560).
- 20.
Proces-verbaal getuigenverhoor [getuige 5] (dossierpagina G84 000787-000788)
- 21.
Proces-verbaal uitgaven in Litouwen door [leider criminele organisatie] (dossierpagina D00 009460-009467)
- 22.
Tapgesprek TA1333 (dossierpagina B21 009607).
- 23.
Proces-verbaal belastinggegevens verdachte [leider criminele organisatie] en [medeverdachte 13] d.d. 19 oktober 2010 (dossierpagina B13 008489-008556), proces-verbaal overige legale inkomsten [leider criminele organisatie] en [medeverdachte 13] d.d. 19 oktober 2010 (dossierpagina B13 008557-008577), proces-verbaal stortingen eigen rekeningen d.d. 3 november 2010 (dossierpagina B13 008303-8315), proces-verbaal opnamen eigen rekeningen d.d. 4 november 2010 (dossierpagina B13 008403-008418).
- 24.
Proces-verbaal, 101124.0081.FIN, 'OVC geldgesprekken', d.d. 20 december 2010, (dossierpagina D00 009221 e.v.).
- 25.
Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 13] d.d. 19 mei 2010 (dossierpagina C10 000305)
- 26.
Proces-verbaal van getuigenverhoor van 18 mei 2010 (dossierpagina B21 009559).
- 27.
Proces-verbaal witwassen BMW (dossierpagina B21 00 9549-009554).
- 28.
Tapgesprek TA 1333 (dossierpagina B01 1554).