HR, 27-06-2017, nr. 15/05663
ECLI:NL:HR:2017:1164
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27-06-2017
- Zaaknummer
15/05663
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:1164, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑06‑2017; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:544, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2015:4370, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:PHR:2017:544, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑05‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:1164, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 27‑06‑2017
Inhoudsindicatie
Falende bewijsklacht diefstal d.m.v. een valse sleutel. HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
27 juni 2017
Strafkamer
nr. S 15/05663
MD/AGE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 19 oktober 2015, nummer 23/003177-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft K.K. Hansen Löve, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juni 2017.
Conclusie 16‑05‑2017
Inhoudsindicatie
Falende bewijsklacht diefstal d.m.v. een valse sleutel. HR: art. 81.1 RO.
Nr. 15/05663 Zitting: 16 mei 2017 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 19 oktober 2015 door het Gerechtshof Amsterdam wegens “diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte heeft mr. K.K. Hansen Löve, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat het hof ten onrechte heeft bewezen verklaard dat de verdachte verantwoordelijk is voor meerdere pintransacties en derhalve voor de diefstal van € 68.000, aangezien zulks onvoldoende uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt en de bewezenverklaring van de wegnemingshandelingen onvoldoende is gemotiveerd.
3.1 Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij meermalen in de periode van 1 februari 2012 tot en met 14 februari 2012 te Amsterdam en Maarssen en Gorinchem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen telkens een geldbedrag tot een totaal van Euro 68.000, toebehorende aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en/of ABN AMRO N.V., waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht telkens door middel van een valse sleutel, te weten door onbevoegd gebruik van de bankpas ABN AMRO, rekeningnummer: [001] met bijbehorende pincode, toebehorende aan [betrokkene 2] .”
3.2 In zijn arrest heeft het hof de bewijsmiddelen 2 tot en met 4 en 6 tot en met 10 overgenomen uit het vonnis van de politierechter. Die bewijsmiddelen houden in:
“2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL134E 2012041989-1 van 15 februari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pag. 1 t/m 3).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [betrokkene 2] , zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van oplichting. Op 1 februari 2012 hebben onbekenden kans gezien om geld van mijn spaarrekening bij de ABN AMRO, rekeningnummer [002] , over te schrijven. Dit is de rekening van mijn moeder waarvoor ik gemachtigd ben. Men heeft het geld, een bedrag van 50.000 euro van de spaarrekening overgeboekt naar de privérekening [001] welke ook op naam van mijn moeder staat. Ook voor deze rekening ben ik gemachtigd. Met mijn pinpas kan ik op beide genoemde rekeningen inloggen.
Vanaf 4 februari 2012 is men gaan pinnen vanaf de privérekening.
Op 5 februari 2012 wilde ik een aantal rekeningen betalen. Op dat moment kwam ik tot de ontdekking dat ik mijn pinpas niet meer in mijn bezit had. Ik heb direct telefonisch contact opgenomen met de bank. Zij hebben de oude pas geblokkeerd en hebben een nieuwe pas voor mij aangemaakt. Ik heb toen aan de ABN AMRO gevraagd of ik mijn oude pincode nog gewoon kon gebruiken. Men vertelde mij dat dit inderdaad het geval was.
In afwachting van de nieuwe pinpas zou er op 6 februari 2012 naar de ABN AMRO zijn gebeld door mijn vader die verklaarde dat zijn pinpas was geblokkeerd wegens verlies. Mijn vader woont niet in Nederland maar op Aruba en er was maar één pas bij deze rekening.
Op 9 februari 2012 is de door mij nieuw aangevraagde pas geactiveerd. Deze pas heb ik echter niet in mijn bezit gehad. Ik heb die nooit gekregen.
In de periode van 9 februari 2012 tot en met 12 februari 2012 is er in totaal een bedrag van 38.000 euro gepind. Vanaf 14 februari 2012 heeft men van de spaarrekening [002] een bedrag van 30.000 euro overgemaakt naar de privérekening [001] .
Op 14 februari 2012 heeft men 10.000 euro van de privérekening gepind.
Vandaag, 15 februari 2012, ben ik erachter gekomen dat men geld van mijn rekeningen heeft afgehaald. Ik belde met de ABN AMRO en vroeg waar mijn nieuwe pasje bleef. Men deelde mij mede dat de nieuwe pas reeds op 9 februari was geactiveerd en dat er vanaf 1 februari 2012 al transacties of overboekingen waren gedaan met mijn oude bankpas.
In de bank werd ik geconfronteerd met de afschriften. Ik heb genoemde handelingen niet verricht. Het genoemde geld is mijn eigendom en ik heb niemand toestemming gegeven dit weg te nemen. Ik heb aan niemand de code van mijn bankpas gegeven. Ik ben de enige die de code weet. Ik heb de code bij de bank zelf ingetoetst. Er is in totaal 68.000 euro van mijn rekening gepind.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
3. Geschrift, zijnde kopieën van een afschrift bij- en afschrijvingen ABN-AMRO van 15 februari 2012 van cliënt [betrokkene 1] , rekeningnummer [001] (doorgenummerde pag. 4 t/m 6). De kopieën van deze geschriften zijn als bijlage 2 aan dit proces-verbaal gehecht.
4. Een geschrift betreffende aangifte d.d. 24 oktober 2012. opgemaakt door [betrokkene 3] , investigator bij de ABN AMRO Bank N.V. (doorgenummerde pag. 10 t/m 11).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [betrokkene 3] voornoemd. zakelijk weergegeven:
Ik ben als onderzoeker werkzaam bij de afdeling Security & Intelligence Management (verder: SIM) van de ABN AMRO Bank N.V (verder: de bank). Namens de bank ben ik bevoegd tot het doen van aangifte van strafbare feiten, die ten nadelen van de N.V. en/of haar dochtermaatschappijen en/of haar klanten zijn gepleegd.
Op 15 februari 2012 heeft onze cliënte, [betrokkene 2] , aangifte gedaan van oplichting, proces-verbaal PL134E2012041989-1.
In de periode 4 februari 2012 t/m 14 februari 2012 vinden er diverse opnames plaats vanaf de rekening [001] t.n.v. [betrokkene 1] , gemachtigde [betrokkene 2] . In totaal is er EUR 68.0000 opgenomen via diverse geldautomaten.
Bij nader onderzoek is ons gebleken dat deze opnames niet door onze cliënte, [betrokkene 2] , zijn gedaan en dat deze opnames het gevolg zijn geweest van plaatsgevonden fraude met betrekking tot de betaalpas van [betrokkene 2] . De bank zou niet aan de opnames hebben meegewerkt indien zij van het frauduleuze karakter had geweten.
Wij hebben ten gevolge van de opnames de debitering van de rekening ten name van [betrokkene 1] ongedaan moeten maken. Onze bank heeft dientengevolge rechtstreeks schade geleden. De bank heeft de geleden schade vergoed en heeft dan ook de volledige in deze aangifte genoemde schade EUR 69.633,11 (EUR 68.000 + EUR .933,11 wettelijke rente) geleden. De bank wenst deze schade in zijn geheel te verhalen op de dader en zich civiel partij te stellen.
6. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL134E 2012041989-4 van 5 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pag. 14 t/m 15).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 9 juli 2012 luisterde ik drie geluidsfragmenten van telefoongesprekken tussen diverse medewerkers van de ABN-AMRO Bank en de vermoedelijke verdachte.
Gesprek 1 vond plaats op 1 februari 2012. Ik hoorde een man het volgende vragen en verklaren:
- Beller wil paslimiet eenmalig wijzigen naar 10.000 euro.
- Zegt [betrokkene 4] te heten.
- Zegt naar Antwerpen te gaan en daar geld nodig te hebben.
- Vraagt naar huidig limiet en hoort dat dit 500 euro is.
Gesprek 2 vond plaats op 4 februari 2012. Ik hoorde een man het volgende vragen en verklaren:
- Beller stelt zich voor als [betrokkene 4] , wanneer de telefoniste nogmaals om de naam vraagt zegt hij [betrokkene 4] .
- Beller wil wederom paslimiet verhogen.
- De limiet wordt door de medewerkster aangepast.
Gesprek 4 vond plaats op 6 februari 2012. Ik hoor een man het volgende vragen en verklaren:
- Beller zegt bij de pinautomaat te staan en dat de pas geblokkeerd is.
- Zegt [betrokkene 4] te zijn, geboren op [geboortedatum] 1957.
- Zegt erfgemachtigde te zijn.
- Krijgt te horen dat de pas met reden van verlies is geblokkeerd.
- Zegt dat het gaat om een misverstand, maar dat hij met dochter gaat overleggen
De mannenstem in de geluidsfragmenten klinken voor mij als één en dezelfde persoon.
7. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL134E 2012041989-5 van 10 juli 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pag. 16).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 10 juli 2012 liet ik aangeefster [betrokkene 2] het eerste geluidsfragment van 1 februari 2012 van de gesprekken tussen de ABN-AMRO Bank en de verdachte horen. Ik vroeg na enkele seconden of zij de mannenstem herkende. Ik hoorde haar zeggen dat zij de stem zonder twijfel herkende als dezelfde man die op de foto’s had gestaan. Ik vroeg haar of zij daarmee [verdachte] bedoelde. Ik hoorde dat zij hierop bevestigend reageerde. Ik hoorde haar bij de andere twee fragmenten met de mannenstem ook bevestigen dat zij de stem herkende als zijnde van [verdachte] .
8. Een proces-verbaal van aanhouding met nummer PL134E 2012041989-7 van 29 oktober 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pag. 17).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 29 oktober 2012 hield ik verbalisant als verdachte aan: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1993.
9. Een proces-verbaal van aanhouding met nummer PL134E 2012041989-17 van 30 oktober 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde pag. 23).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 30 oktober 2012 heb ik de verdachte [verdachte] gehoord. Voorafgaand aan het verhoor heb ik de geluidsfragmenten van de telefoongesprekken gehoord. Het betreft de telefoongesprekken die zijn gevoerd met het ‘Advies & Service Center ABN-AMRO” en de mogelijke verdachte. In de gesprekken werd verzocht om informatie omtrent het verhogen van het pinlimiet en vragen omtrent de blokkade van een bankpas. Tijdens het verdachtenverhoor hoorde ik dat de stem op de geluidsfragmenten gelijk was aan de stem van [verdachte] .
10. Een proces-verbaal van aanhouding met nummer PL134E 2012041989-18 van 30 oktober 2012 met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 4] (doorgenummerde pag. 24 t/m 26).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Uit de camerabeelden die ik, verbalisant Hooijdonk, heb bekeken, blijkt dat de verdachte een bobbel op de rug van zijn rechterhand heeft. De bobbel bevindt zich aan de duimzijde ter hoogte van de overgang van de pols naar de hand (bijlage A).
Wij, verbalisanten, hebben verdachte [verdachte] gevraagd of wij zijn handen mochten fotograferen. Hierop hoorden wij [verdachte] zeggen: “Ja, dat is goed”.
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , heb een foto gemaakt van de rug van de hand van verdachte [verdachte] (bijlage B).
Wij, verbalisanten, zagen op de rechterhand van verdachte [verdachte] een litteken aan de duimzijde ter hoogte van de overgang van de pols naar de hand. Dit is op exact dezelfde plek als waar de bobbel zat bij de persoon op de camerabeelden.
In de bijlage zijn de foto’s gevoegd.”
3.3 Het hof heeft het door de verdediging gevoerde bewijsverweer als volgt samengevat en verworpen:
“Bespreking van gevoerde bewijsverweren
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten te komen. Daartoe heeft zij de betrouwbaarheid en bewijswaarde van de door de advocaat-generaal aangehaalde bewijsmiddelen sterk gerelativeerd, zakelijk weergegeven als volgt.
Het kan zijn dat op de bij de stukken van het dossier gevoegde afdruk van een met behulp van een (pinautomaat-) camera vastgelegde beelden de rug van een hand van een man is te zien met daarop een bobbel, maar vergelijking met een eveneens bij die stukken gevoegde afbeelding van een hand van de verdachte wijst uit dat bij hem geen bobbel (maar wél een litteken) te zien is. De verklaring van [betrokkene 2] , die melding maakt van herkenning op grond van een bobbel op de hand is voor het bewijs niet bruikbaar.
De in die verklaring neergelegde herkenning van de verdachte heeft geen waarde, omdat niet valt in te zien hoe zij de verdachte (mede) kan hebben herkend aan diens neus, als die neus op de foto in het geheel niet zichtbaar is. Haar verklaring is bovendien onbetrouwbaar, omdat zij als ex-partner van de verdachte niet een objectieve getuige is. Op laatstbedoelde grond kan evenmin waarde worden gehecht aan haar herkenning van een stem, die op een geluidsdrager is opgenomen bij gelegenheid van een door een man met een medewerker van de bank gevoerd telefoongesprek.
Waar het de door advocaat-generaal aangehaalde stemherkenningen betreft heeft overigens te gelden dat niet is gebleken dat degenen die stellen de stem van de verdachte te hebben herkend - de ex-partner en een politieambtenaar - ieder voor zich beschikken over voor een betrouwbare herkenning noodzakelijke deskundigheid. Nu vrijspraak dient te volgen dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat, omdat er slechts een foto is van één van de pintransacties, de diefstal van uitsluitend dit bedrag, namelijk €2000,00 bewezen kan worden verklaard.
Het hof verwerpt de gevoerde verweren en overweegt daartoe als volgt.
Het hof stelt voorop dat het enkele feit dat de even genoemde [betrokkene 2] in het verleden met de verdachte een relatie heeft gehad niet meebrengt dat reeds daarom haar verklaring wegens de onbetrouwbaarheid daarvan niet voor de bewijslevering in aanmerking komt. Feiten of omstandigheden die overigens meebrengen dat het hof bij dat bewijsgebruik een bijzondere behoedzaamheid heeft te betrachten zijn niet gesteld noch aannemelijk geworden.
Met betrekking tot de bewijswaarde van processen-verbaal waarin een stemherkenning is gerelateerd stelt het hof voorop, dat voor het kunnen herkennen van een stem geen bijzondere kennis of kunde nodig is. Hetgeen door getuigen - in casu: [betrokkene 2] als ex-partner van de verdachte en een met het verhoor van de verdachte belaste politieambtenaar - over hun onderscheiden herkenningen in processen-verbaal is gerelateerd betreft mededelingen aangaande hun eigen waarneming en ondervinding. Daarbij komt, dat deze herkenningen verankering vinden, niet alleen over en weer, maar ook in de inhoud van de overige door het hof gebezigde bewijsmiddelen.
De betwisting van de herkenning door [betrokkene 2] van de verdachte aan de hand van beeldmateriaal - [betrokkene 2] maakt gewag onder meer van herkenning aan de hand van een neus - berust kennelijk op verkeerde lezing van het dossier. Uit het van die herkenning opgemaakte proces-verbaal (proces-verbaal van 29 maart 2012, doorgenummerd blz. 12 e.v.) volgt, dat zij die waarneming niet heeft gedaan aan de hand van de door de raadsvrouw bedoelde enkele foto, maar aan de hand van aan haar getoonde, met behulp van een met een (pinautomaat-)camera vastgelegde bewegende beelden. Voor zover de raadsvrouw heeft willen betogen dat die herkenning niet controleerbaar is op de grond dat de van vastgelegde bewegende beelden gemaakte afdruk geen neus zichtbaar is, faalt het verweer eveneens. Immers, zoals overwogen is de herkenning de vrucht van haar waarneming van bewegende beelden, terwijl die herkenning niet gemotiveerd is betwist.
Het hof bezigt het proces-verbaal, voor zover inhoudend de herkenning van een hand van de verdachte op grond van een daarop aanwezige bobbel niet voor het bewijs, zodat dit onderdeel van het gevoerde verweer geen nadere beoordeling behoeft. Ten overvloede overweegt het hof dat het in de herkenning van de aan de verdachte toegeschreven hand op grond van een daarop waargenomen bobbel geen contra- indicatie ziet, te minder nu op of nabij de plaats van die bobbel door de verbalisant de aanwezigheid van een litteken is vastgesteld.
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen volgt, dat de verdachte verantwoordelijk is voor meer pintransacties en derhalve voor de diefstal van 68.000 euro. Daartoe overweegt het hof dat de verdachte in ieder geval op drie momenten contact heeft opgenomen met de ABN AMRO. Tijdens deze gesprekken was hij kennelijk in het bezit van de betaalpas en beschikte de verdachte over persoonlijke informatie over het slachtoffer [betrokkene 2] en haar vader. Aangezien de verdachte op het moment van de gesprekken een relatie had met het slachtoffer [betrokkene 2] , moet het ervoor worden gehouden dat de verdachte toegang had tot de betaalpas en de daarop betrekkelijke gegevens en kennis droeg van de rekeninghouder betreffende persoonlijke informatie. Er is geen begin van een aanwijzing dat dit ook voor een ander zou hebben gegolden.”
3.4 Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt het volgende.Op 1 februari 2012 is door onbekenden € 50.000 overgeschreven van de spaarrekening met rekeningnummer [002] ten name van de erven van [betrokkene 1] naar de privérekening met rekeningnummer [001] ten name van de erven van [betrokkene 1] . De gemachtigde van deze rekeningen was [betrokkene 2] . Voor de privérekening was één pas afgegeven.Op 1 februari 2012 heeft de verdachte telefonisch contact opgenomen met de ABN-AMRO Bank. In dat gesprek heeft de verdachte, zich voordoend als de vader van [betrokkene 2] , verzocht de paslimiet eenmalig te wijzigen naar € 10.000.Op 4 februari 2012 heeft verdachte opnieuw telefonisch contact opgenomen met de ABN-AMRO Bank. Hij deed zich opnieuw voor als de vader van [betrokkene 2] en verzocht wederom om verhoging van de paslimiet. Vervolgens is de paslimiet verhoogd.Uit de bijlage van bewijsmiddel 3, een overzicht van de ABN-AMRO Bank van de mutaties van de privérekening nr. [001] , blijkt dat op 4 en 5 februari 2012 bij geldautomaten tien opnames van € 2.000 plaats hebben gevonden.Op 5 februari 2012 heeft [betrokkene 2] de bij de privérekening behorende pas laten blokkeren nadat zij had ontdekt dat deze weg was en heeft zij een nieuwe pas aangevraagd. De pincode bleef ongewijzigd.Op 6 februari 2012 heeft verdachte telefonisch contact opgenomen met de ABN-AMRO Bank, zich voordoend als de vader van [betrokkene 2] , met de mededeling dat hij bij de pinautomaat stond en dat de pas geblokkeerd was. Hem is toen gezegd dat de pas geblokkeerd was wegens verlies.De nieuwe pas van [betrokkene 2] is op 9 februari 2012 geactiveerd, maar zij heeft deze nooit ontvangen. In de periode van 9 tot en met 14 februari 2012 vonden 27 opnames van de privérekening bij geldautomaten plaats tot een totaalbedrag groot € 48.000, zo blijkt uit de bijlage van bewijsmiddel 3, terwijl de laatste vijf opnamen van € 2.000 op 14 februari 2012 hebben plaatsgevonden nadat op 14 februari 2012 eerst van de spaarrekening [002] nog eens een bedrag van € 30.000 is overgemaakt naar de privérekening [001] .
3.5 Gelet op het vorenstaande en op de – in cassatie niet bestreden – vaststelling van het hof dat verdachte ten tijde van de telefoongesprekken met de ABN-AMRO Bank een relatie had met [betrokkene 2] , acht ik het oordeel van het hof, dat er op neerkomt dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte in de periode van 4 tot en met 14 februari 2012 de beschikking had over de pas(sen) behorend bij de privérekening met rekeningnummer [001] en de bij die pas(sen) behorende pincode zodat verdachte degene moet zijn geweest die de geldopnames heeft verricht ten bedrage van in totaal € 68.000, niet onbegrijpelijk. De bewezenverklaring van het hof is dan ook toereikend gemotiveerd.
3.6 Het middel treft geen doel en kan naar mijn mening met de aan art. 81 RO ontleende motivering worden afgedaan
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG