HR 28 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BR2342 en HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963. Zie voor een bespreking van deze jurisprudentie W. Vellinga en F.V. Vellinga-Schootstra, “Voorbedachte raad en contra-indicatie?”, in J.W. Fokkens et al (red.), Ad hunk modem, Liber Amicorum A. J. Machielse, Kluwer Deventer 2013, p. 287-303.
HR, 03-02-2015, nr. 14/01636
ECLI:NL:HR:2015:204
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-02-2015
- Zaaknummer
14/01636
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:204, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑02‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:2770, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:2770, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑12‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:204, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0048
Uitspraak 03‑02‑2015
Inhoudsindicatie
Voorbedachte raad. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2013:963. Gelet op hetgeen het hof blijkens de bewijsvoering heeft vastgesteld, heeft het hof zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting en toereikend gemotiveerd tot uitdrukking gebracht dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Partij(en)
3 februari 2015
Strafkamer
nr. 14/01636 A
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 8 oktober 2013, nummer H-165/2012, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. O.J. Much, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1.
Het Hof heeft, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"1. hij op 6 april 2011, in Curaçao, opzettelijk, met voorbedachten rade, een persoon genaamd [slachtoffer 1], van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, toen en daar opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, één of meerdere malen met een voorwerp op [slachtoffer 1] geschoten en met een (scherp) voorwerp de keel van [slachtoffer 1] doorgesneden, tengevolge waarvan [slachtoffer 1] een schotwond aan de rug, en een diepe snijwond ter hoogte van de keel/hals heeft opgelopen, tengevolge waarvan [slachtoffer 1] is komen te overlijden;
2. hij op 6 april 2011, in Curaçao, opzettelijk, met voorbedachten rade, een persoon genaamd [slachtoffer 2], van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, toen en daar opzettelijk, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen op [slachtoffer 2] geschoten, tengevolge waarvan [slachtoffer 2] meerdere schotverwondingen aan het hoofd en de rug, heeft opgelopen, tengevolge waarvan [slachtoffer 2] is komen te overlijden."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 15 november 2011 gesloten en getekend door [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4], allen brigadiers bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 233/2011 (pagina 22, na het tabblad "getuigen", van het einddossier onderzoek "dubbel moord te Bajonetstraat"), voor zover inhoudende, als relaas van die verbalisanten - zakelijk weergegeven -:
Op 6 april 2011, omstreeks 10:40 uur, kreeg de Centrale Meldkamer het bericht dat iemand neergeschoten werd in de omgeving van Plaza Otrobanda. Een politieambtenaar stuitte op een lichaam van een man op de ingang van de Bajonetsteeg, Curaçao. Van passanten vernam hij dat nog een ander lichaam van een man in voornoemde steeg lag. De eerst gearriveerde patrouille gaf door dat
- een man bij de ingang van de Bajonetsteeg op zijn buik lag. Hij vertoonde geen teken van leven meer en vertoonde verschillende schotwonden op het lichaam. Deze man werd later geïdentificeerd als [slachtoffer 2], geboren [geboortedatum] 1972.
- in de steeg een andere man werd aangetroffen. Deze gaf ook geen tekenen van leven meer. Deze lag op zijn rug met een diepe snijwond in zijn keel. Deze man werd later geïdentificeerd als [slachtoffer 1], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.
Slachtoffer 1:
Ter hoogte van de ingang van de Bajonetstraat lag het levenloze lichaam van [slachtoffer 2]. Uit een wond ter hoogte van zijn rechteroor stroomde bloed naar het gezicht toe. Op de rug was een inschot zichtbaar. In de steeg werden zeven hulzen van het kaliber 9 mm Parabellum, bodemstempel 9 mm WIN LUGER, aangetroffen.
Slachtoffer 2:
In de steeg, ten westen van een zitbank, lag het levenloze lichaam van [slachtoffer 1]. Het slachtoffer lag op zijn rug. De keel van het slachtoffer was doorgesneden. Tijdens onderzoek zagen wij verbalisanten dat het slachtoffer nog steeds bloedde uit de diepe snijwonden van zijn keel. In deze steeg werden drie hulzen van het kaliber 9 mm Parabellum, bodemstempel 9 mm WIN LUGER, aangetroffen.
Conclusie:
Aan de hand van het door ons ingestelde onderzoek is gebleken dat:
- de systeemsporen op de hulzen duiden erop dat ze mogelijk zijn uit één of eenzelfde wapen, in dit geval een pistool, semiautomatisch en van het kaliber 9 mm luger.
Mogelijke toedracht van het gebeurde aan de hand van de aangetroffen sporen en het bloedsporenbeeld:
De verdachte(n) kwamen vermoedelijk van de zuidelijke richting aanlopen. De verdachte zag dat de slachtoffers dicht of misschien zittend op de bank waren. Hij zou schoten hebben gelost op de slachtoffers. [slachtoffer 1] werd in de rug geraakt en bleef misschien immobiel. De schotrichting op [slachtoffer 1] is van achter naar voren, van links naar rechts en weinig omlaag. Op dat moment werd [slachtoffer 2] ook geraakt, doch rende dekkingzoekend in de noordelijke richting. In die steeg begon verdachte vermoedelijk hollend achter het slachtoffer [slachtoffer 2] te schieten. Bij de ingang van de steeg viel het slachtoffer [slachtoffer 2] en overleed ter plaatse. Verdachte zou zijn teruggekeerd en zou met een zeer scherp voorwerp de keel van het slachtoffer [slachtoffer 1] hebben doorgehaald. De plas bloed of bloedpoel patroon duidt erop dat het slachtoffer niet meer bewoog en overleed ter plaatse nadat zijn keel werd doorgehaald. Hierna begaf de verdachte zich hoogstwaarschijnlijk terug naar de zuidelijke zijde van de steeg en verliet zodoende de plaats delict. Er waren bloeddruppels op de grond die een indicatie hiervan gaven.
(...)
5. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 12 april 2013 gesloten en getekend door [verbalisant 5] en [verbalisant 6], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 201204121500 (pagina 8 bij aanvullend proces-verbaal op einddossier onderzoek "dubbel moord te Bajonetstraat", voor zover inhoudende, als verklaring van [betrokkene 1], - zakelijk weergegeven -:
[verdachte] werd op de dag van de dubbele moord in Otrobanda opgebeld dat één van de tweeling en [slachtoffer 2] in de Breedestraat stonden. [verdachte] ging daar heen en trof hen aan. Hij vroeg of ze marihuana te koop hadden. Ze zeiden ja. [verdachte] heeft in het toilet van een Chinees restaurant plakband op zijn vingers geplakt om geen sporen op de slachtoffers of het mes achter te laten. Hierna ging hij naar de steeg waar [slachtoffer 2] en één van de tweeling waren en zei dat hij de marihuana nodig had. Hij deed alsof hij geld uit zijn broekzak pakte, trok een vuurwapen tevoorschijn en schoot gericht op één van de tweeling. [slachtoffer 2] rende naar de Breedestraat. Hij had [slachtoffer 2] op dat moment in zijn rug geschoten. [verdachte] heeft tegen mij gezegd dat [slachtoffer 2] aan het einde van de steeg op de Breedestraat gewond neer viel. Eén van de tweeling lag gewond op de grond in de steeg, maar was nog steeds in leven. [verdachte] sleepte hem uit het zicht van de buurtbewoners. Hij had aan [verdachte] gevraagd: "Kiko mi a hasi bo, no ta ami a mata bo ruman" (vrije vertaling GHvJ: "Wat had ik jou aangedaan, ik ben niet degene die jouw broer heeft vermoord.") [verdachte] zei dat het hem niet interesseerde wie het had gedaan, maar dat hij medeplichtig was. Hierna sneed [verdachte] de hals van één van de tweeling door met een mes. Nadat [verdachte] de mannen vermoord had, ging hij naar de woning van zijn oom om het vuurwapen te verbergen. Hierna nam hij een bus en ging naar het weekendhuis van [betrokkene 2] waar ook de man [betrokkene 3] bleef. Toen hij bij het weekendhuis aankwam, had hij [betrokkene 4] gebeld om te vragen of hij bij hem kwam. Onderweg naar Banda Abou vroeg [betrokkene 4] of ik gehoord had dat [verdachte] de mannen had vermoord in het zicht van veel mensen.
6. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 12 april 2013 gesloten en getekend door [verbalisant 5] en [verbalisant 6], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 201206081300 (pagina 30 bij het aanvullend proces-verbaal op einddossier onderzoek "dubbel moord te Bajonetstraat" met rood voorblad), voor zover inhoudende, als verklaring van [betrokkene 1],- zakelijk weergegeven -:
Voordat wij op de dag van het schietincident in de Bajonetstraat [verdachte] ontmoetten, had [betrokkene 4] mij verteld dat [verdachte] de schutter was. Toen wij bij dat weekendhuis aankwamen zei [verdachte] tegen mij dat hij God wilde vragen hoeveel mensen hij nog meer moest vermoorden om zijn broer terug te krijgen.
7. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 12 juni 2013 gesloten en getekend door [verbalisant 5] en [verbalisant 6], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 201204121500 (pagina 31 bij het aanvullend proces-verbaal op einddossier onderzoek "dubbel moord te Bajonetstraat" met rood voorblad), voor zover inhoudende, als verklaring van [betrokkene 1],- zakelijk weergegeven -:
[verdachte] had tegen mij gezegd dat men hem opbelde en hem op de hoogte had gesteld dat één van de tweeling en [slachtoffer 2] in de Breedestraat stonden ter hoogte van het voormalige Hardis in Otrobanda.
8. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 12 april 2013 gesloten en getekend door [verbalisant 5] en [verbalisant 6], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 2011.04.11.09.30 (pagina 76 van het einddossier onderzoek "dubbel moord te Bajonetstraat"), voor zover inhoudende, als verklaring van de getuige [betrokkene 5], - zakelijk weergegeven -:
Op 6 april 2011 was ik thuis. Ik hoorde schoten buiten. Toen ik het geschreeuw van iemand hoorde ging ik kijken. Ik zag een voor mij van aanzien bekende man. Opval Opvallend was dat zijn T-shirt helemaal besmeurd was met bloed. Deze man herkende ik als de broer van de man die enkele maanden terug werd vermoord.
(...)
11. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 29 september 2011 gesloten en getekend door [verbalisant 7] en [verbalisant 5], respectievelijk hoofdagent en brigadier bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 201109290900 (pagina 153 van het einddossier onderzoek "dubbel moord te Bajonetstraat"), voorzover inhoudende, als verklaring van de getuige [betrokkene 6] - zakelijk weergegeven -:
Op 6 april 2011, de dag van de schietpartij met dodelijke afloop in de Bajonetstraat, was ik thuis. Ik zat samen met een vriend genaamd [betrokkene 7] buiten op het balkon (opm. GHvJ: porch, terras) van mijn woning. Wij hoorden verschillende knallen dan wel schoten. [betrokkene 7] stond op en ging bij het hek van mijn erf staan. Ik hoorde [betrokkene 7] [verdachte] roepen. Vervolgens ging ik ook samen met [betrokkene 7] bij het hek staan.
Ik zag de voor mij bekende man genaamd [verdachte] in de Bajonetstraat staan. Op dat moment zag ik dat [verdachte] een van de tweelingbroers aan zijn hemd vasthield. De tweelingbroer lag op zijn rug in de Bajonetstraat. Vervolgens zag ik dat [verdachte] een voorwerp uit zijn zak haalde. Met dit voorwerp zag ik dat [verdachte] de keel van genoemde tweelingbroer sneed. Ik ken [verdachte] al acht jaren.
(...)
14. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 29 september 2011 gesloten en getekend door [verbalisant 7], [verbalisant 5] en [verbalisant 8], respectievelijke hoofdagent, brigadier en agent bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 201110131200 (pagina 163 van het einddossier onderzoek "dubbel moord te Bajonetstraat"), voor zover inhoudende, als verklaring van de getuige [betrokkene 7] - zakelijk weergegeven -:
Op 6 april 2011, de dag van de schietpartij met dodelijke afloop in de Bajonetstraat, was ik bij een vriendin van mij genaamd [betrokkene 6]. Wij zaten samen buiten op het balkon van haar woning. Op een gegeven moment hoorde ik knallen dan wel schoten. Hierna stond ik op en ging bij het hek van het erf staan. Ik zag een voor mij bekende man het slachtoffer die op de grond lag aan een van zijn armen trekken. Op dat moment hoorde ik het slachtoffer tegen de man die hem aan zijn arm trok het volgende zeggen: "Nos no a mata bo ruman" (vrije vertaling GHvJ: "Wij hebben je broer niet vermoord.")
Het slachtoffer was een van de tweeling die altijd in Otrobanda rondliep. Nadat ik op het balkon was gaan zitten, zag ik de man die het slachtoffer aan zijn armen hield voorbij de woning van [betrokkene 6] lopen. Hij zei: "Wak pa bosnan no papia nada:" ("Zorg ervoor dat jullie niets zeggen"; vrije vertaling GHvJ). Ik ken hem al twee jaren."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts het volgende overwogen:
"De verdachte is naar aanleiding van een telefoontje op 6 april 2011, waarin hem is verteld dat één van de tweeling en [slachtoffer 2] in de Breedestraat zich ter hoogte van de voormalige Hardis in Otrobanda zouden bevinden, naar de Bajonetsteeg gegaan. De verdachte heeft de latere slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de steeg aangesproken of ze marihuana te koop hadden, is even weggegaan, en weer teruggekomen en heeft vervolgens gedaan alsof hij geld uit zijn broekzak haalde om marihuana te kopen. In plaats van geld heeft de verdachte een vuurwapen uit zijn broekzak gepakt en meerdere keren gericht gevuurd op één van de tweeling ([slachtoffer 1]). Vervolgens is de verdachte achter het slachtoffer [slachtoffer 2] aangegaan en heeft hij ook op hem geschoten. [slachtoffer 2] is zes keer door schoten geraakt. Daarna is de verdachte teruggelopen naar het slachtoffer [slachtoffer 1] en heeft hij hem aan zijn arm meegesleept. [slachtoffer 1], kennelijk nog bij bewustzijn, heeft toen tegen de verdachte gezegd: "Nos no a mata bo ruman". Vervolgens heeft de verdachte met een scherp voorwerp in de keel van [slachtoffer 1] gesneden. De verdachte is daarna weggelopen en heeft, geconfronteerd met het feit dat een getuige hem heeft gezien ([betrokkene 7]) nog gezegd: "Wak pa bosnan no papia nada". (vrije vertaling GHvJ: "Zorg ervoor dat jullie niets zeggen").
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "voorbedachte raad" moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
In de gegeven omstandigheden, waarin de verdachte op verschillende plekken meerdere handelingen heeft verricht gedurende een langere tijdsspanne, is naar het oordeel van het Hof sprake van voorbedachte raad. Er zijn geen aanwijzingen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, dat de besluitvorming van de verdachte en de uitvoering daarvan in plotselinge hevige drift hebben plaatsgevonden. Het Hof acht aannemelijk dat de verdachte heeft gehandeld uit wraak op de dood van zijn broer, maar deze omstandigheid geldt niet als contra-indicatie, nu het motief van wraak heel goed kan leiden tot met voorbedachte raad uitgevoerde handelingen."
2.3.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "voorbedachte raad" moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Mede met het oog op het strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, moeten aan de vaststelling dat de voor voorbedachte raad vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder indien de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven.
De achtergrond van het vereiste dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is dat ingeval vaststaat dat de verdachte die gelegenheid heeft gehad, het redelijk is aan te nemen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Dat de verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven leent zich immers moeilijk voor strafrechtelijk bewijs, zeker in het geval dat de verklaringen van de verdachte en/of eventuele getuigen geen inzicht geven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in de verdachte is omgegaan. Of in een dergelijk geval voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt dan sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit. Daarbij verdient opmerking dat de enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, niet toereikend is om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat sprake is van voorbedachte raad (vgl. HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963, NJ 2014/156).
2.4.
Blijkens de bewijsvoering heeft het Hof in dit verband onder meer vastgesteld dat de verdachte:
- naar aanleiding van een telefoontje naar de Bajonetsteeg is gegaan, alwaar zich [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zouden bevinden;
- [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gevraagd of zij marihuana verkochten, waarna hij is weggegaan;
- plakband om zijn vingers heeft geplakt om geen sporen op de slachtoffers of het mes achter te laten;
- weer bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is teruggekomen en heeft gedaan alsof hij geld uit zijn broekzak haalde, maar in plaats daarvan een vuurwapen tevoorschijn heeft gehaald waarmee hij meermalen gericht op [slachtoffer 1] heeft geschoten;
- vervolgens achter [slachtoffer 2] is aangerend en [slachtoffer 2] met meerdere schoten heeft geraakt;
- vervolgens naar [slachtoffer 1] is teruggelopen, [slachtoffer 1] aan zijn arm heeft meegesleept, tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd dat deze medeplichtig was aan de moord op verdachtes broer, waarna de verdachte met een scherp voorwerp de keel van [slachtoffer 1] heeft doorgesneden.
Gelet hierop heeft het Hof zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting en toereikend gemotiveerd tot uitdrukking gebracht dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
2.5.
Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 februari 2015.
Conclusie 02‑12‑2014
Inhoudsindicatie
Voorbedachte raad. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2013:963. Gelet op hetgeen het hof blijkens de bewijsvoering heeft vastgesteld, heeft het hof zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting en toereikend gemotiveerd tot uitdrukking gebracht dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Nr. 14/01636 Zitting: 2 december 2014 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij vonnis van 8 oktober 2013 door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, wegens 1. en 2. “moord, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht” en 3. “overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven.
Mr. O.J. Much, advocaat te Rotterdam, heeft namens verdachte één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde voor zover inhoudende dat dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, ontoereikend is gemotiveerd.
Ten laste van de verdachte is onder 1 en 2 bewezenverklaard dat:
“1.
hij op 6 april 2011, in Curaçao, opzettelijk, met voorbedachten rade, een persoon genaamd [slachtoffer 1], van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, toen en daar opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, één of meerdere malen met een voorwerp op [slachtoffer 1] geschoten en met een (scherp) voorwerp de keel van [slachtoffer 1] doorgesneden, tengevolge waarvan [slachtoffer 1] een schotwond aan de rug, en een diepe snijwond ter hoogte van de keel/hals heeft opgelopen, tengevolge waarvan [slachtoffer 1] is komen te overlijden;
2.
hij op 6 april 2011, in Curaçao, opzettelijk, met voorbedachten rade, een persoon genaamd [slachtoffer 2], van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, toen en daar opzettelijk, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen op [slachtoffer 2] geschoten, tengevolge waarvan [slachtoffer 2] meerdere schotverwondingen aan het hoofd en de rug, heeft opgelopen, tengevolge waarvan [slachtoffer 2] is komen te overlijden;”
5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 15 november 2011 gesloten en getekend door [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4], allen brigadiers bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 233/2011 (pagina 22, na het tabblad “getuigen”, van het einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”), voor zover inhoudende, als relaas van die verbalisanten – zakelijk weergegeven -:
Op 6 april 2011, omstreeks 10:40 uur, kreeg de Centrale Meldkamer het bericht dat iemand neergeschoten werd in de omgeving van Plaza Otrobanda. Een politieambtenaar stuitte op een lichaam van een man op de ingang van de Bajonetsteeg, Curaçao. Van passanten vernam hij dat nog een ander lichaam van een man in voornoemde steeg lag. De eerst gearriveerde patrouille gaf door dat
- een man bij de ingang van de Bajonetsteeg op zijn buik lag. Hij vertoonde geen teken van leven meer en vertoonde verschillende schotwonden op het lichaam. Deze man werd later geïdentificeerd als [slachtoffer 2], geboren [geboortedatum] 1972.
- in de steeg een andere man werd aangetroffen. Deze gaf ook geen tekenen van leven meer. Deze lag op zijn rug met een diepe snijwond in zijn keel. Deze man werd later geïdentificeerd als [slachtoffer 1], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.
Slachtoffer 1:
Ter hoogte van de ingang van de Bajonetstraat lag het levenloze lichaam van [slachtoffer 2]. Uit een wond ter hoogte van zijn rechteroor stroomde bloed naar het gezicht toe. Op de rug was een inschot zichtbaar. In de steeg werden zeven hulzen van het kaliber 9 mm Parabellum, bodemstempel 9 mm WIN LUGER, aangetroffen.
Slachtoffer 2:
In de steeg, ten westen van een zitbank, lag het levenloze lichaam van [slachtoffer 1]. Het slachtoffer lag op zijn rug. De keel van het slachtoffer was doorgesneden. Tijdens onderzoek zagen wij verbalisanten dat het slachtoffer nog steeds bloedde uit de diepe snijwonden van zijn keel. In deze steeg werden drie hulzen van het kaliber 9 mm Parabellum, bodemstempel 9 mm WIN LUGER, aangetroffen.
Conclusie:
Aan de hand van het door ons ingestelde onderzoek is gebleken dat:
- de systeemsporen op de hulzen duiden erop dat ze mogelijk zijn uit één of eenzelfde wapen, in dit geval een pistool, semiautomatisch en van het kaliber 9 mm luger.
Mogelijke toedracht van het gebeurde aan de hand van de aangetroffen sporen en het bloedsporenbeeld:
De verdachte(n) kwamen vermoedelijk van de zuidelijke richting aanlopen. De verdachte zag dat de slachtoffers dicht of misschien zittend op de bank waren. Hij zou schoten hebben gelost op de slachtoffers. [slachtoffer 1] werd in de rug geraakt en bleef misschien immobiel. De schotrichting op [slachtoffer 1] is van achter naar voren, van links naar rechts en weinig omlaag. Op dat moment werd [slachtoffer 2] ook geraakt, doch rende dekkingzoekend in de noordelijke richting. In die steeg begon verdachte vermoedelijk hollend achter het slachtoffer [slachtoffer 2] te schieten. Bij de ingang van de steeg viel het slachtoffer [slachtoffer 2] en overleed ter plaatse. Verdachte zou zijn teruggekeerd en zou met een zeer scherp voorwerp de keel van het slachtoffer [slachtoffer 1] hebben doorgehaald. De plas bloed of bloedpoel patroon duidt erop dat het slachtoffer niet meer bewoog en overleed ter plaatse nadat zijn keel werd doorgehaald. Hierna begaf de verdachte zich hoogstwaarschijnlijk terug naar de zuidelijke zijde van de steeg en verliet zodoende de plaats delict. Er waren bloeddruppels op de grond die een indicatie hiervan gaven.
2. Een verslag van een deskundige, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut in Den Haag, Nederland, op 26 juni 2012 opgesteld en ondertekend door ing. P.J.M. Pauw-Vugts, betreffende wapen en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Curaçao op 6 april 2011, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven -:
Zaaksgegevens:
Parketnummer 500.000946/11
Verdachte [verdachte]
Slachtoffers: [slachtoffer 2], [slachtoffer 1]
Te onderzoeken materiaal, onder meer:
Pistool van het merk Smith&Wesson model, serienummer niet zichtbaar, dat bij een huiszoeking te [a-straat 1] in beslag werd genomen, 9 hulzen voorzien van de bodemstempel 9mm WIN LUGER, veiliggesteld H-l tot en met H-9
Resultaten:
Dit pistool heeft de opschriften en de uiterlijke kenmerken van een semi-automatisch pistool van het merk Smith & Wesson, model 39, kaliber 9 mm Parabellum. Tijdens de visuele inspectie werd geen serienummer op het pistool aangetroffen. Wel werden op de kast slijpsporen waargenomen.
Conclusie:
Voor de negen hulzen en het pistool zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De hulzen zijn verschoten met het pistool.
Hypothese 2: De hulzen zijn verschoten met één of meerdere andere vuurwapen(s) van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het pistool.
De bevindingen van het vergelijkend huisonderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist, dan wanneer hypothese 2 juist is.
3. Een geschrift, te weten een sectieverslag (no. SI 1-00022) van het Analytisch Diagnostisch Centrum N.V. te Curaçao, opgemaakt en ondertekend door patholoog dr. G.D. Zielinski, betreffende een op 8 april 2013 verrichte obductie van [slachtoffer 1], datum overlijden 6 april 2013, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 6 april 2011 heeft ondergetekende de in- en uitwendige lijkschouwing verricht op het lijk van [slachtoffer 1], geboren [geboortedatum] 1978.
C. Aan de basis van de hals was er een grote scherprandige huidopening met zowel aan de bovenals onderzijde meerdere huidsnedes. Het letsel was tenminste 18 cm lang en plusminus 4 cm breed. Diepte was tenminste 3 cm. Het strottehoofd was doorgehaald. De grote halsvaten aan zowel de linker als rechter waren doorgehaald.
G. In de linkerrug was er een ronde huidperforatie van plus minus 1 cm, op plusminus 117 cm van de voetzoolrand en bijna in de midlijn.
H. Boven de rechterbekkenkam was er een huidopening met rafelige randen, waaronder een metalen projectiel palpabel.
Bij sectie bleek de overledene een grote snede in de hals te hebben. Het strottehoofd en de grote vaten in de hals waren doorgehaald. Tevens was er een inschot waarbij de rechter niervaten geperforeerd waren. Hij is overleden aan de gevolgen van bloedverlies en weefselschade door een grote snede in de hals in combinatie met een schotwond in de rug.
4. Een geschrift, te weten een sectieverslag (no. SI 1-00021) van het Analytisch Diagnostisch Centrum N.V. te Curaçao, opgemaakt en ondertekend door patholoog dr. G.D. Zielinski, betreffende een verrichte obductie van [slachtoffer 2] (abusievelijk is vermeld [slachtoffer 2]; opm. HvJ), datum overlijden 6 april 2013, voorzover inhoudende, - zakelijk weergegeven -:
Bij de obductie op [slachtoffer 2] is het navolgende gebleken: Op het lichaam waren er 6 doorschoten. De inschoten waren voornamelijk aan de achterzijde van de rug, en de uitschoten aan de voorzijde van het lichaam. Deze man is waarschijnlijk van achteren beschoten. Er waren meerdere perforaties van de organen in de trajecten van de schotverwondingen. Er waren meerdere doorschoten gepaard gaande met uitgebreid bloedverlies en weefselschade, waaronder perforatie van het hart, de longen, lichaamsslagader, maag, darmen, lever en milt. Er was een perforatie van de schedel met name in het gebied van de kleine hersenen rechts. De man is overleden door bloedverlies en weefselschade ten gevolge van multipele schotverwondingen.
5. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 12 april 2013 gesloten en getekend door [verbalisant 5] en [verbalisant 6], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 201204121500 (pagina 8 bij aanvullend proces-verbaal op einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”, voor zover inhoudende, als verklaring van [betrokkene 1], - zakelijk weergegeven -:
[verdachte] werd op de dag van de dubbele moord in Otrobanda opgebeld dat één van de tweeling en [slachtoffer 2] in de Breedestraat stonden. [verdachte] ging daar heen en trof hen aan. Hij vroeg of ze marihuana te koop hadden. Ze zeiden ja. [verdachte] heeft in het toilet van een Chinees restaurant plakband op zijn vingers geplakt om geen sporen op de slachtoffers of het mes achter te laten. Hierna ging hij naar de steeg waar [slachtoffer 2] en één van de tweeling waren en zei dat hij de marihuana nodig had. Hij deed alsof hij geld uit zijn broekzak pakte, trok een vuurwapen tevoorschijn en schoot gericht op één van de tweeling. [slachtoffer 2] rende naar de Breedestraat. Hij had [slachtoffer 2] op dat moment in zijn rug geschoten. [verdachte] heeft tegen mij gezegd dat [slachtoffer 2] aan het einde van de steeg op de Breedestraat gewond neer viel. Eén van de tweeling lag gewond op de grond in de steeg, maar was nog steeds in leven. [verdachte] sleepte hem uit het zicht van de buurtbewoners. Hij had aan [verdachte] gevraagd: “Kiko mi a hasi bo, no ta ami a mata bo ruman” (vrije vertaling GHvJ: “Wat had ik jou aangedaan, ik ben niet degene die jouw broer heeft vermoord.”) [verdachte] zei dat het hem niet interesseerde wie het had gedaan, maar dat hij medeplichtig was. Hierna sneed [verdachte] de hals van één van de tweeling door met een mes. Nadat [verdachte] de mannen vermoord had, ging hij naar de woning van zijn oom om het vuurwapen te verbergen. Hierna nam hij een bus en ging naar het weekendhuis van [betrokkene 2] waar ook de man [betrokkene 3] bleef. Toen hij bij het weekendhuis aankwam, had hij [betrokkene 4] gebeld om te vragen of hij bij hem kwam. Onderweg naar Banda Abou vroeg [betrokkene 4] of ik gehoord had dat [verdachte] de mannen had vermoord in het zicht van veel mensen.
6. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 12 april 2013 gesloten en getekend door [verbalisant 5] en [verbalisant 6], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 201206081300 (pagina 30 bij het aanvullend proces-verbaal op einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat” met rood voorblad), voor zover inhoudende, als verklaring van [betrokkene 1], - zakelijk weergegeven -:
Voor dat wij op de dag van het schietincident in de Bajonetstraat [verdachte] ontmoetten, had [betrokkene 4] mij verteld dat [verdachte] de schutter was. Toen wij bij dat weekendhuis aankwamen zei [verdachte] tegen mij dat hij God wilde vragen hoeveel mensen hij nog meer moest vermoorden om zijn broer terug te krijgen.
7. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 12 juni 2013 gesloten en getekend door [verbalisant 5] en [verbalisant 6], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 201204121500 (pagina 31 bij het aanvullend proces-verbaal op einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat” met rood voorblad), voor zover inhoudende, als verklaring van [betrokkene 1], - zakelijk weergegeven -:
[verdachte] had tegen mij gezegd dat men hem opbelde en hem op de hoogte had gesteld dat één van de tweeling en [slachtoffer 2] in de Breedestraat stonden ter hoogte van het voormalige Hardis in Otrobanda.
8. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 12 april 2013 gesloten en getekend door [verbalisant 5] en [verbalisant 6], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 2011.04.11.09.30 (pagina 76 van het einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”), voor zover inhoudende, als verklaring van de getuige [betrokkene 5], - zakelijk weergegeven -:
Op 6 april 2011 was ik thuis. Ik hoorde schoten buiten. Toen ik het geschreeuw van iemand hoorde ging ik kijken. Ik zag een voor mij van aanzien bekende man. Opvallend was dat zijn Tshirt helemaal besmeurd was met bloed. Deze man herkende ik als de broer van de man die enkele maanden terug werd vermoord.
9. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 14 april 2013 gesloten en getekend door [verbalisant 9], inspecteur bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 201104141450.G. (pagina 79 van het einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”), voor zover inhoudende, als verklaring van de getuige [betrokkene 5] -zakelijk weergegeven - :
Op de fotosheet die u mij toont is de man op de kaart onder nummer 5 de man die ik in mijn eerdere verklaring bedoelde. Hij is degene die ik na het geschreeuw zag en wiens T-shirt besmeurd was met bloed.
10. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 14 april 2013 gesloten en getekend door [verbalisant 9], inspecteur bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 201104141450.B. (pagina 83 van het einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”), voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisant - zakelijk weergegeven -:
De getuige [betrokkene 5] wees de verdachte onder nummer 5 op de sheet aan. De verdachte onder nummer 5 betreft [verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.
11. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 29 september 2011 gesloten en getekend door [verbalisant 7] en [verbalisant 5], respectievelijk hoofdagent en brigadier bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 201109290900 (pagina 153 van het einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”), voorzover inhoudende, als verklaring van de getuige [betrokkene 6] - zakelijk weergegeven -:
Op 6 april 2011, de dag van de schietpartij met dodelijke afloop in de Bajonetstraat, was ik thuis.
Ik zat samen met een vriend genaamd [betrokkene 7] buiten op het balkon (opm. GHvJ: porch, terras) van mijn woning. Wij hoorden verschillende knallen dan wel schoten. [betrokkene 7] stond op en ging bij het hek van mijn erf staan. Ik hoorde [betrokkene 7] [verdachte] roepen. Vervolgens ging ik ook samen met [betrokkene 7] bij het hek staan.
Ik zag de voor mij bekende man genaamd [verdachte] in de Bajonetstraat staan. Op dat moment zag ik dat [verdachte] een van de tweelingbroers aan zijn hemd vasthield. De tweelingbroer lag op zijn rug in de Bajonetstraat. Vervolgens zag ik dat [verdachte] een voorwerp uit zijn zak haalde. Met dit voorwerp zag ik dat [verdachte] de keel van genoemde tweelingbroer sneed. Ik ken [verdachte] al acht jaren.
12. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 11 oktober 2011 gesloten en getekend door [verbalisant 7] en [verbalisant 5], hoofdagent en brigadier bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 201110111000 (pagina 157 van het einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”), voor zover inhoudende, alsverklaring van de getuige [betrokkene 6] - zakelijk weergegeven -:
Op de fotosheet die u mij toont herken ik de man op de foto nummer (4) als zijnde de man genaamd “[verdachte]” die ik in mijn eerder afgelegde verklaring bedoelde. Hij had de hals van een van de tweeling met een voorwerp te Bajonetstraat doorgesneden.
13. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 11 oktober 2011 gesloten en getekend door [verbalisant 7], hoofdagent bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 201111191300 (pagina 161 van het einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”), voor zover inhoudende, als bevinding van verbalisanten - zakelijk weergegeven -:
Op 11 oktober 2011 werd een fotoconfrontatie met de getuige [betrokkene 6] gedaan. De verdachte onder nummer 4 betrof [verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.
14. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 29 september 2011 gesloten en getekend door [verbalisant 7], [verbalisant 5] en [verbalisant 8], respectievelijke hoofdagent, brigadier en agent bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 201110131200 (pagina 163 van het einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”), voor zover inhoudende, als verklaring van de getuige [betrokkene 7] - zakelijk weergegeven -:
Op 6 april 2011, de dag van de schietpartij met dodelijke afloop in de Bajonetstraat, was ik bij een vriendin van mij genaamd [betrokkene 6]. Wij zaten samen buiten op het balkon van haar woning. Op een gegeven moment hoorde ik knallen dan wel schoten. Hierna stond ik op en ging bij het hek van het erf staan. Ik zag een voor mij bekende man het slachtoffer die op de grond lag aan een van zijn armen trekken. Op dat moment hoorde ik het slachtoffer tegen de man die hem aan zijn arm trok het volgende zeggen: “Nos no a mata bo ruman” (vrije vertaling GHvJ: “Wij hebben je broer niet vermoord.”)
Het slachtoffer was een van de tweeling die altijd in Otrobanda rondliep. Nadat ik op het balkon was gaan zitten, zag ik de man die het slachtoffer aan zijn armen hield voorbij de woning van [betrokkene 6] lopen. Hij zei: “Wak pa bosnan no papia nada:” (“Zorg ervoor dat jullie niets zeggen”; vrije vertaling GHvJ). Ik ken hem al twee jaren.
15. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 13 oktober 2011 gesloten en getekend door [verbalisant 7], [verbalisant 5] en [verbalisant 8], respectievelijk hoofdagent, brigadier en agent bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 2011101312.30G (pagina 167 van het einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”), voor zover inhoudende, als verklaring van de getuige [betrokkene 7] - zakelijk weergegeven -:
Op de fotosheet die u mij toont is de man op de kaart onder nummer 8 de man die ik in mijn verklaring bedoelde. Hij is de man die ik heb gezien in de Bajonetstraat. Hij is degene die een van de slachtoffers aan de hand trok nadat ik de schoten had gehoord.
16. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 13 oktober 2011 gesloten en getekend door [verbalisant 8], agent bij het Korps Politie Curaçao, pv. nummer: 201110141200 (pagina 171 van het einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”), voor zover inhoudende, als relaas van die verbalisant – zakelijk weergegeven -:
Op 13 oktober 2011 werd een fotoconfrontatie met de getuige [betrokkene 7] gedaan. Op de foto onder nummer 8 is de verdachte [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983 afgebeeld.”
6. Het bestreden vonnis houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, voorts nog het volgende in:
“Voorbedachte raad
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende.
De verdachte is naar aanleiding van een telefoontje op 6 april 2011, waarin hem is verteld dat één van de tweeling en [slachtoffer 2] in de Breedestraat zich ter hoogte van de voormalige Hardis in Otrobanda zouden bevinden, naar de Bajonetsteeg gegaan. De verdachte heeft de latere slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de steeg aangesproken of ze marihuana te koop hadden, is even weggegaan, en weer teruggekomen en heeft vervolgens gedaan alsof hij geld uit zijn broekzak haalde om marihuana te kopen. In plaats van geld heeft de verdachte een vuurwapen uit zijn broekzak gepakt en meerdere keren gericht gevuurd op één van de tweeling ([slachtoffer 1]). Vervolgens is de verdachte achter het slachtoffer [slachtoffer 2] aangegaan en heeft hij ook op hem geschoten. [slachtoffer 2] is zes keer door schoten geraakt. Daarna is de verdachte teruggelopen naar het slachtoffer [slachtoffer 1] en heeft hij hem aan zijn arm meegesleept. [slachtoffer 1], kennelijk nog bij bewustzijn, heeft toen tegen de verdachte gezegd: “Nos no a mata bo ruman”. Vervolgens heeft de verdachte met een scherp voorwerp in de keel van [slachtoffer 1] gesneden. De verdachte is daarna weggelopen en heeft, geconfronteerd met het feit dat een getuige hem heeft gezien ([betrokkene 7]) nog gezegd: “Wak pa bosnan no papia nada”. (vrije vertaling GHvJ: “Zorg ervoor dat jullie niets zeggen”).
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “voorbedachte raad” moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
In de gegeven omstandigheden, waarin de verdachte op verschillende plekken meerdere handelingen heeft verricht gedurende een langere tijdsspanne, is naar het oordeel van het Hof sprake van voorbedachte raad. Er zijn geen aanwijzingen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, dat de besluitvorming van de verdachte en de uitvoering daarvan in plotselinge hevige drift hebben plaatsgevonden. Het Hof acht aannemelijk dat de verdachte heeft gehandeld uit wraak op de dood van zijn broer, maar deze omstandigheid geldt niet als contra-indicatie, nu het motief van wraak heel goed kan leiden tot met voorbedachte raad uitgevoerde handelingen.”
7. Het middel houdt twee klachten in, in de eerste plaats dat de overweging van het hof dat sprake is van voorbedachte raad omdat verdachte op verschillende plekken meerdere handelingen heeft verricht gedurende een langere tijdsspanne, uitgaat van een onjuiste rechtsopvatting althans onvoldoende is gemotiveerd. De tweede klacht heeft betrekking op het feit dat het hof bij het oordeel dat sprake is van voorbedachte raad kennelijk heeft betrokken dat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte in plotselinge hevige drift heeft gehandeld. Ook dit zou getuigen van een onjuiste rechtsopvatting, nu de enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling niet toereikend is om te spreken van voorbedachte raad.
8. Aan de orde is de vraag is of het vonnis van het hof voldoet aan de eisen die op grond van inmiddels vaste rechtspraak van de Hoge Raad worden gesteld aan de motivering van de bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad.
9. Met de arresten van 28 februari 2012 en 15 oktober 20131.heeft de Hoge Raad de criteria die gelden voor het aannemen van voorbedachte raad aangescherpt. De daarbij geformuleerde uitgangspunten, nader ingevuld door de daarop volgende arresten die gewezen zijn over voorbedachte raad, kunnen als volgt worden samengevat:
a) de verdachte moet zich gedurende enige tijd hebben kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en niet hebben gehandeld in een opwelling. Dat betekent dat hij de kans moet hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Daarbij geldt dat de enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, niet toereikend is om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat sprake is van voorbedachte raad;2.
b) dat de verdachte voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden is weliswaar een objectieve aanwijzing voor voorbedachte raad, maar is op zichzelf niet allesbepalend want er kunnen contra-indicaties zijn die zwaarder kunnen wegen. Daarbij kan worden gedacht aan de omstandigheid dat:
- de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden;3.
- slechts sprake is van een korte tijd tussen besluit en uitvoering4.of;
- de gelegenheid tot beraad pas tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat;5.
c) zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in een bepaalde situatie niet met voorbedachte raad heeft gehandeld. Daarbij gaat het om een weging en waardering van de feiten en omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten;
d) omdat het bestanddeel voorbedachte raad een strafverzwarend gevolg heeft, gelden er ten aanzien hiervan nadere motiveringseisen en moet de rechter, met name als de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven.6.
10. Het middel richt zich op de wijze waarop het hof het oordeel dat sprake is van voorbedachte raad heeft gemotiveerd waarbij het zich beperkt tot de passage: “In de gegeven omstandigheden, waarin de verdachte op verschillende plekken meerdere handelingen heeft verricht gedurende een langere tijdsspanne, is naar het oordeel van het Hof sprake van voorbedachte raad. Er zijn geen aanwijzingen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, dat de besluitvorming van de verdachte en de uitvoering daarvan in plotselinge hevige drift hebben plaatsgevonden.”
11. Toegegeven, deze overweging blinkt op zichzelf gelezen niet uit in helderheid. Dat wordt anders als deze in samenhang wordt gelezen met hetgeen het hof daarvoor onder het kopje “Voorbedachte raad” heeft aangehaald. Daaruit blijkt dat het hof aan de bewezenverklaring van de voorbedachte raad ten grondslag heeft gelegd dat de verdachte, nadat hij gehoord heeft waar de latere slachtoffers zich bevinden, naar de Breedestraat / Bajonetsteeg is gegaan, daar de beiden aanspreekt en hen doet geloven dat hij marihuana van ze wil kopen, om vervolgens even weg te gaan en wanneer hij terugkomt in plaats van geld voor de marihuana een vuurwapen uit zijn broekzak haalt en gericht begint te schieten. In dat geval is het kennelijke oordeel van het hof dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven en van die gelegenheid ook daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt, zodat sprake is van voorbedachte raad, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Gelet op de hiervoor aangehaalde jurisprudentie getuigt dit oordeel ook niet van een onjuiste rechtsopvatting. Uit deze gang van zaken spreekt immers een zekere planmatigheid. Daarbij heeft het hof niet eens met zoveel woorden betrokken dat de verdachte, toen hij even weg ging van de beide latere slachtoffers, plakband om zijn vingers heeft gedaan om geen sporen achter te laten, zoals blijkt uit het door het hof gebezigde bewijsmiddel 5.7.
12. De overweging waartegen het cassatiemiddel zich richt moet mijns inziens dan ook als conclusie worden gelezen die het hof heeft getrokken uit de daaraan voorafgaande vastgestelde feiten en omstandigheden. Wat dat betreft berust het middel op een verkeerde lezing van het vonnis.
13. Beide in het middel vervatte klachten falen dan ook bij gebrek aan feitelijke grondslag. De eerste klacht omdat het hof ten aanzien van de vaststelling dat de voor voorbedachte raad vereiste gelegenheid heeft bestaan, niet slechts heeft overwogen dat de verdachte op verschillende plekken meerdere handelingen heeft verricht gedurende een langere tijdsspanne, maar daaraan voorafgaand ook de redengevende feiten en omstandigheden daarvoor heeft vastgesteld. De tweede klacht faalt omdat het hof de voorbedachte raad niet heeft gebaseerd op de enkele vaststelling dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
14. Het middel faalt. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
15. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 02‑12‑2014
HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963, r.o. 3.4 en HR 5 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1113, r.o. 3.2.
In een geval waarin de verdachte 70 steken met mes en schroevendraaier had toegebracht kennelijk in blinde razernij achtte de Hoge Raad de voorbedachte raad onvoldoende gemotiveerd: HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:347, NJ 2014/163 m.nt. Keulen; HR 16 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2669 (niet begrijpelijk waarom het intrappen van een deur, het betrokken zijn bij een schermutseling en het toebrengen van steek- en snijwonden uitsluiten dat sprake was van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling), HR 23 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2761 (bewijsmiddelen houden onder meer in dat verdachte zichzelf niet meer was. Niet begrijpelijk op grond waarvan het hof kennelijk heeft geoordeeld dat niet sprake was van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling).
In de navolgende arresten kon de motivering van de voorbedachte raad niet door de beugel (onder andere) vanwege deze contra-indicatie: HR 5 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1111, NJ 2014/159 (58 sec voor bezinning alvorens de schieten); HR 7 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:16, NJ 2014/161 (inrijden met auto op slachtoffer binnen een heel kort tijdsbestek); HR 7 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:17, NJ 2014/160 m.nt. Keulen (korte tijdsspanne na doorladen wapen); HR 11 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:294 (tijdspanne tussen naar keuken lopen en mes halen en teruggaan naar slachtoffer), HR 4 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:472 (tijdsbestek tussen het zich onttrekken aan het gevecht met het slachtoffer, het naar de keuken lopen om een mes te pakken en het teruglopen naar het slachtoffer), HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1561 (tijdsbestek tussen het vanuit de hal, waar de verdachte een hamer had gepakt, lopen naar de woonkamer waar de aangeefster zich bevond); HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1560 (gedurende het bevestigen van een vlinderbom aan de voordeur en het gesprek met de aangever die daarachter stond, langer dan een aantal seconden) en HR 26 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1500 (tijdsbestek tussen het vanuit de keuken naar het balkon lopen en tijdens het steken).
Zie voor deze contra-indicatie die het aannemen van voorbedachte raad belet: HR 5 november 2013 ECLI:NL:HR:2013:1112, NJ 2014/157 (tussen slaan met hamer op hoofd en steken met paraplu in buik slachtoffer belde verdachte zelf alarmnummer 112) en HR 10 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1754, NJ 2014/162 en HR 10 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1755 (slachtoffer doodgeschoten na ruzie over drugs), HR 4 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:469 (broer neergestoken in/bij café), en HR 14 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2962 (door vaststelling dat verdachte na confrontatie met politie eerst is weggelopen en daarna het besluit heeft genomen de confrontatie aan te gaan, is ontoereikend gemotiveerd dat niet in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling is gehandeld).
Zie voor de motiveringseisen aangaande voorbedachte raad in geval waarbij voorbereiding van moord is ten laste gelegd HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3081.
Vgl. HR 11 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:528.