HR 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002, 317,m. nt. Sch, rov. 3.30.
HR, 05-10-2010, nr. 09/00519
ECLI:NL:HR:2010:BN2302
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
05-10-2010
- Zaaknummer
09/00519
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BN2302
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BN2302, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑10‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BN2302
ECLI:NL:PHR:2010:BN2302, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑06‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BN2302
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑10‑2010
Inhoudsindicatie
Ontoereikend gemotiveerde verwerping van gevoerd verweer inhoudende dat bij verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat i.c. met een sanctiebeschikking zou worden volstaan i.p.v. hem te dagvaarden.
5 oktober 2010
Strafkamer
nr. 09/00519
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 2 februari 2009, nummer 20/001722-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel komt op tegen de verwerping van een gevoerd verweer.
3.2. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 6 december 2006 te Eindhoven als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) heeft gereden op de weg, Kruisstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde."
3.3. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat er met betrekking tot feit 1 is gehandeld in strijd met gerechtvaardigd vertrouwen, omdat bij verdachte, nadat aan hem het sanctiebedrag werd medegedeeld, de schijn is gewekt dat de zaak na ontvangst van een acceptgiro zou zijn afgedaan. Er volgde echter een dagvaarding.
Het verweer van de raadsman wordt door het hof verworpen omdat verdachte reeds eerder ter zake rijden zonder rijbewijs is veroordeeld. Verdachte kon redelijkerwijs weten dat niet kon worden volstaan met een sanctiebeschikking."
3.4. Aldus heeft het Hof de verwerping van het verweer ontoereikend gemotiveerd. De omstandigheid dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs, staat niet eraan in de weg dat in de onderhavige zaak bij hem het gerechtvaardigd vertrouwen kan zijn gewekt dat zou worden volstaan met een sanctiebeschikking.
3.5. Het middel slaagt.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 5 oktober 2010.
Conclusie 29‑06‑2010
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door de enkelvoudige kamer van het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch veroordeeld bij arrest van 2 februari 2009.
2.
Namens verdachte heeft mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere, twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel
3.
Het middel berust op de onjuiste opvatting dat de rechter steeds moet doen blijken de rechtsgeldigheid van de betekening van de dagvaarding te hebben onderzocht.1.
4.
Nu uit de op voet van art. 434 lid 1 Sv aan de Hoge Raad toegezonden stukken rechtstreeks volgt dat de dagvaarding in hoger beroep op rechtsgeldige wijze is betekend — en zich derhalve niet de situatie voordoet dat uit de stukken van het geding het ernstige vermoeden rijst dat de dagvaarding niet rechtsgeldig is betekend — was het Hof niet gehouden zijn oordeel dat de dagvaarding geldig is betekend te motiveren.
Het tweede middel
5.
Verdachtes eerdere ervaringen ter zake het rijden zonder rijbewijs kunnen het oordeel dragen dat de enkele mededeling van het sanctiebedrag door de verbaliserende ambtenaar niet het vertrouwen kan rechtvaardigen dat de zaak na ontvangst met een acceptgiro zou worden afgedaan.
6.
De middelen falen en kunnen worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
7.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 29‑06‑2010