RAR 2019/2
Opvolgend werkgeverschap. Moet ook bij de beoordeling van de vraag of sprake is geweest van opvolgend werkgeverschap bij werkgeverswisselingen van vóór 11 mei 2012 worden uitgegaan van het 'zodanige banden-criterium' uit het Van Tuinen/Wolters-arrest van die datum?
HR 12-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1909
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 oktober 2018
- Magistraten
Mrs. A.H.T. Heisterkamp, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
17/05013
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS929958:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1909, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑10‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:693, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑06‑2018
- Wetingang
Art. 7:668a, 7:673 lid 4 aanhef en onderdeel b
Essentie
Berekening Transitievergoeding. Opvolgend werkgeverschap.
Moet ook bij de beoordeling van de vraag of sprake is geweest van opvolgend werkgeverschap bij werkgeverswisselingen van vóór 11 mei 2012 worden uitgegaan van het 'zodanige banden-criterium' uit het Van Tuinen/Wolters-arrest van die datum?
Samenvatting
Werknemer is vanaf 1 februari 2012 in dienst bij werkgever als hulp in de huishouding. Daarvoor was zij van 15 december 1998 tot 1 juli 2008 en van 1 juli 2008 tot 1 februari 2012 bij twee andere werkgevers werkzaam. Na verkregen toestemming van het UWV zegt de werkgever op 22 mei 2016 de arbeidsovereenkomst van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.