NJF 2015/221
Onrechtmatige overheidsdaad. Verjaring. Aansprakelijkheid van de staat voor standrechtelijke executies in voormalig Nederlands-Indië. De Staat kan zich jegens de weduwen en de kinderen niet op verjaring beroepen. Vordering immateriële schade afgewezen.
Rb. Den Haag 11-03-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:2442
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
11 maart 2015
- Magistraten
Mrs. H. Wien, L. Alwin, M.J. Alt-van Endt
- Zaaknummer
C/09/428182 / HA ZA 12-1165 van
C/09/458254 / HA ZA 14-0096 van
C/09/467025 / HA ZA 14-0652 van
C/09/467029 / HA ZA 14-0653 van
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBDHA:2015:2442, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 11‑03‑2015
- Wetingang
Essentie
Onrechtmatige overheidsdaad. Verjaring. Aansprakelijkheid van de staat voor standrechtelijke executies in voormalig Nederlands-Indië. De Staat kan zich jegens de weduwen en de kinderen niet op verjaring beroepen. Vordering immateriële schade afgewezen.
Samenvatting
Van december 1946 t/m april 1947 hebben op Zuid-Celebes standrechtelijke executies plaatsgevonden. Weduwen en kinderen van de slachtoffers vorderen schade uit onrechtmatige daad. Het beroep van de Staat op verjaring wordt verworpen als in strijd met de goede trouw. Van de eisers kon in redelijkheid niet gevergd worden binnen een redelijke termijn nadat zij met de schade bekend waren de Staat aan te spreken. De bewijsproblematiek ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.