Einde inhoudsopgave
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/2.6.2.4
2.6.2.4 Geen stimulering interne markt
mr. C.A. Hage, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. C.A. Hage
- JCDI
JCDI:ADS440914:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
F. Cafaggi, Reframing Self-Regulation in European Private Law, Alphen a/d Rijn: Kluwer Law International 2006, p. xxiv.
Zie ook W.H. Van Boom, S.D. Lindenberg & S.B. Pape (red.), Privaatrecht ondersteund; Doelen, baten, kosten en effecten van bijzondere ondersteuning door de overheid van privaatrechtelijke handhaving, Den Haag: BJu 2007, p. 9.
Ogus 2004, p. 30.
Micklitz 2004, p. 556.
Overweging 1 Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn), Pb. L 108/33
Scheltema & Scheltema 2009, p. 43
Zoals reeds aangestipt in paragraaf 2.5, is de verwezenlijking van één Europese interne markt nauw verbonden met het publiek belang en consumentenbescherming. In een perfect werkende markt is aan regulering geen behoefte omdat de contractuele vrijheid in volle omvang aanwezig is.1 Een perfecte markt bestaat echter niet en verwezenlijking van een Europese interne markt kent dan ook de nodige obstakels. Aan de voorwaarden voor een perfecte markt wordt namelijk niet voldaan. Deze voorwaarden zijn volledige mededinging, individualisme, volledige informatie, afwezigheid van externe factoren en volledige behoeftebevrediging. Geen enkele markt zal voldoen aan deze voorwaarden. Sommige markten kennen monopolies, er is niet altijd sprake van volledige mededinging, er zijn externe factoren, consumenten beschikken niet altijd over de benodigde informatie zodat zij geen optimale keuzes kunnen maken en partijen stellen hun eigen belang boven het algemene belang.2 Dit marktfalen is niet te voorkomen met privaatrechtelijke handhaving. Ogus merkt op dat wanneer marktfalen wordt vergezeld van het falen van privaatrechtelijke handhaving, (bestuursrechtelijke) regulering in het algemeen belang noodzakelijk is.3
Een andere Europese dimensie die in gedachten moet worden gehouden, is de privatisering van voormalige overheidsmonopolies. Deze privatisering staat in nauw verband met de verwezenlijking van de interne markt. Deze voormalige nutsbedrijven hebben echter een sterke publieke functie, waardoor specifieke regelgeving noodzakelijk is. Gedacht kan worden aan de energiesector, het vervoer, de telecommunicatiesector en de bankensector. Micklitz ziet een sterke relatie tussen privatisering en de deregulering van publieke ondernemingen aan de ene kant en de toenemende invloed van het privaatrecht aan de andere kant.4 Via het privaatrecht dient de mededinging gestimuleerd te worden. Deze link is ook terug te vinden in bijvoorbeeld Richtlijn 2002/21/EC (de Kaderrichtlijn voor de telecommunicatiemarkt):
‘Het huidige regelgevingskader voor de telecommunicatie heeft het mogelijk gemaakt de voorwaarden te scheppen voor daadwerkelijke mededinging in de telecommunicatiesector tijdens de overgang van een monopolistische situatie naar volledige mededinging.’5
Het privaatrecht geeft regels omtrent het sluiten en afhandelen van overeenkomsten op de markt. Toezicht is daarbij noodzakelijk wanneer publieke belangen in het geding zijn als gevolg van het sluiten van overeenkomsten op de vrije markt.6 Dit gedrag dient dan gestuurd te worden. Zo dient het toezicht consumenten en andere zwakkere partijen te beschermen tegen sociaal onwenselijke overeenkomsten. Dit is één van de redenen waarom de Europese Unie toezichthouders ingesteld wil hebben.