RI 2018/13
Mag de debiteur van een verpande vordering ook jegens de pandhouder een beroep doen op art. 53 lid 3 Fw?
HR 24-11-2017, ECLI:NL:HR:2017:3017
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 november 2017
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, G. de Groot, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
16/05102
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS928008:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Verbintenissenrecht / Overgang en tenietgaan verbintenissen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:3017, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑11‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:942, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑09‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑05‑2016
- Wetingang
Art. 53 lid 3 Fw; art. 6:136 BW
Essentie
Op grond van art. 53 lid 3 Fw mag een curator die wordt geconfronteerd met een verrekeningsverweer geen beroep doen op art. 6:136 BW. Indien de pandgever failliet is, is dit verbod van overeenkomstige toepassing op de pandhouder. De debiteur moet namelijk ook indien de pandhouder incasseert zijn tegenvordering op de failliete pandgever als onderpand kunnen beschouwen. Het hof heeft dus ten onrechte art. 6:136 BW toegepast.
Samenvatting
EnergiQ Installatietechniek B.V. (hierna: EnergiQ) heeft vorderingen op Artis voortvloeiend uit installatiewerkzaamheden die EnergiQ ten behoeve van Artis heeft verricht (hierna: Vordering A). Vordering A is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.