Einde inhoudsopgave
Rijkswet Raad voor de rechtshandhaving
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Aruba, Curacao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van het Koninkrijk.
- Bronpublicatie:
07-07-2010, Stb. 2010, 338 (uitgifte: 01-09-2010, kamerstukken: 32020)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 388 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
In deze rijkswet wordt verstaan onder:
- a.
bestuursorgaan:
- —
een orgaan van een rechtspersoon in de landen die krachtens publiekrecht is ingesteld of
- —
een ander persoon of college met enig openbaar gezag bekleed in de landen;
- b.
landen: Curaçao, Sint Maarten of Nederland, voor zover het betreft Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
- c.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie: Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
- d.
Raad: Raad voor de rechtshandhaving bedoeld in artikel 2, eerste lid;
- e.
Onze Minister: Onze Minister van Justitie van Curaçao, Onze Minister van Justitie van Sint Maarten of Onze Minister van Nederland wie het aangaat als bedoeld in het tweede tot en met vijfde lid;
- f.
Onze betrokken Minister: Onze Minister van het land dat bij een inspectierapport of advies is betrokken;
- g.
Onze Ministers: Onze Minister van Justitie van Curaçao, Onze Minister van Justitie van Sint Maarten en Onze Minister van Nederland wie het aangaat als bedoeld in het tweede tot en met vijfde lid gezamenlijk;
- h.
vertegenwoordigend orgaan: de Staten van Curaçao, de Staten van Sint Maarten of de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
2.
Voor zover de inspectie door de Raad betrekking heeft op de politie of de opleiding van de politie en geheel of ten dele wordt uitgevoerd ten behoeve van Nederland, voor zover het betreft Bonaire, Sint Eustatius en Saba is Onze Minister van Nederland wie het aangaat: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overeenstemming met Onze Minister van Justitie van Nederland.
3.
Bij de toepassing van de artikelen 36, vijfde lid, 37, zesde lid, en 42 is Onze Minister van Nederland wie het aangaat Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Justitie van Nederland.
4.
Voor zover de inspectie door de Raad betrekking heeft op instellingen en inrichtingen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, justitiële samenwerking als bedoeld in artikel 3, derde lid, het vreemdelingentoezicht of de grensbewaking ten behoeve van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is Onze Minister van Nederland wie het aangaat Onze Minister van Justitie.
5.
In andere gevallen dan genoemd in het tweede tot en met vierde lid is Onze Minister van Nederland wie het aangaat Onze Minister van Justitie van Nederland in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.