Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2024/1348 tot vaststelling van een gemeenschappelijke procedure voor internationale bescherming in de Unie en tot intrekking van Richtlijn 2013/32/EU
Artikel 61 Het begrip ‘veilig land van herkomst’
Geldend
Geldend vanaf 11-06-2024
- Bronpublicatie:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1348 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1348)
- Inwerkingtreding
11-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1348 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1348)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
1.
Een derde land kan slechts worden aangewezen als veilig land van herkomst overeenkomstig deze verordening indien op basis van de rechtstoestand, de toepassing van de rechtsvoorschriften in een democratisch stelsel en de algemene politieke omstandigheden kan worden aangetoond dat er geen sprake is van vervolging als gedefinieerd in artikel 9 van Verordening (EU) 2024/1347, noch van een reëel risico op ernstige schade als gedefinieerd in artikel 15 van die verordening.
2.
Bij de aanwijzing op zowel het niveau van de Unie als nationaal niveau van een derde land als veilig land van herkomst kunnen uitzonderingen worden gemaakt voor specifieke delen van zijn grondgebied of voor duidelijk identificeerbare categorieën personen.
3.
De beoordeling of een derde land een veilig land van herkomst is overeenkomstig deze verordening, vindt plaats op basis van een reeks relevante en beschikbare informatiebronnen, waaronder informatie van de lidstaten, het Asielagentschap, de Europese Dienst voor extern optreden, de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen en andere relevante internationale organisaties, waarbij, indien deze beschikbaar is, rekening wordt gehouden met de in artikel 11 van Verordening (EU) 2021/2303 (verordening inzake het Asielagentschap van de Europese Unie) bedoelde gemeenschappelijke analyse van de informatie over het land van herkomst.
4.
Bij de in lid 3 bedoelde beoordeling wordt onder meer rekening gehouden met de mate waarin bescherming wordt geboden tegen vervolging of ernstige schade door:
- a)
de desbetreffende wetten en voorschriften van het betrokken land en de wijze waarop die worden toegepast;
- b)
de naleving van de rechten en vrijheden die zijn neergelegd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten of het Verdrag van de Verenigde Naties tegen foltering, in het bijzonder de rechten waarop geen afwijkingen uit hoofde van artikel 15, lid 2, van voornoemd Europees Verdrag zijn toegestaan;
- c)
het achterwege laten van uitzetting, verwijdering of uitlevering van eigen onderdanen naar derde landen, waar er, onder meer, een ernstig risico bestaat dat zij zouden worden onderworpen aan de doodstraf, foltering, vervolging of andere onmenselijke of onterende behandelingen of bestraffingen, of waar hun leven of vrijheid bedreigd zou worden op grond van hun ras, godsdienst, nationaliteit, seksuele geaardheid, het behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging, dan wel een ernstig risico bestaat op uitzetting, verwijdering of uitlevering vanuit dat land naar een ander derde land;
- d)
de beschikbaarheid van een systeem van daadwerkelijke rechtsmiddelen tegen schendingen van voornoemde rechten en vrijheden.
5.
Het begrip ‘veilig land van herkomst’ mag slechts worden toegepast indien:
- a)
de verzoeker de nationaliteit van dat land heeft of staatloos is en voorheen in dat land zijn of haar gewone verblijfplaats had;
- b)
de verzoeker niet tot een categorie personen behoort waarvoor een uitzondering is gemaakt bij de aanwijzing van het derde land als veilig land van herkomst;
- c)
de verzoeker in het kader van een individuele beoordeling geen elementen kan verstrekken die rechtvaardigen dat het begrip ‘veilig land van herkomst’ niet op hem of haar van toepassing is.