Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 04-12-1969
- Bronpublicatie:
14-09-1963, Trb. 1964, 186 (uitgifte: 30-12-1964, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
04-12-1969
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-01-1970, Trb. 1970, 1 (uitgifte: 07-01-1970, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Indien een persoon aan boord met geweld of onder bedreiging met geweld een luchtvaartuig tijdens de vlucht wederrechtelijk hindert, overmeestert of op andere onrechtmatige wijze onder zijn macht brengt, of wanneer zulks op het punt staat te geschieden, nemen de Verdragsluitende Staten alle passende maatregelen om aan de wettige gezagvoerder wederom het gezag over het luchtvaartuig te geven of om ervoor te zorgen dat hij het gezag over het luchtvaartuig behoudt.
2.
In de gevallen bedoeld in het voorgaande lid staat de Verdragsluitende Staat op welks grondgebied het luchtvaartuig landt de passagiers en de bemanning toe, hun reis zo spoedig mogelijk voort te zetten, en geeft hij het luchtvaartuig en zijn lading terug aan de rechthebbenden.