RvdW 2020/258
Pensioenverevening op voet Wet verevening pensioenrechten na scheiding (Wvps); pensioen d.g.a. vennootschap in eigen beheer; verplichting tot ‘afstorting’ commerciële waarde van pensioenaanspraak echtgenoot; tijdstip voor bepalen commerciële waarde van die aanspraak.
HR 14-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:276
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 februari 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/00187
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:276, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑02‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1007, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑10‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑01‑2019
- Wetingang
Essentie
Pensioenverevening op voet Wet verevening pensioenrechten na scheiding (Wvps); pensioen d.g.a. vennootschap in eigen beheer; verplichting tot ‘afstorting’ commerciële waarde van pensioenaanspraak echtgenoot; tijdstip voor bepalen commerciële waarde van die aanspraak.
Samenvatting
Het recht op pensioenverevening berust blijkens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps) op het uitgangspunt dat echtgenoten in gelijke mate aanspraak kunnen maken op het pensioen dat gedurende de deelnemingsjaren tussen de huwelijkssluiting en het tijdstip van scheiding door een van hen is opgebouwd, en dus evenredig met de duur van het huwelijk (HR 14 april 2017, NJ 2017/237, m.nt. S.F.M. Wortmann). ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.