Einde inhoudsopgave
Rechtsbescherming tegen bestuurshandelen (SteR nr. 2) 2011/II.4.4.1.4
4.4.1.4 Publiekrechtelijk
L.A. Kjellevold Hoegee, datum 01-07-2011
- Datum
01-07-2011
- Auteur
L.A. Kjellevold Hoegee
- JCDI
JCDI:ADS579570:1
- Vakgebied(en)
Rechtswetenschap / Algemeen
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie over het publieke-taak criterium: Goorden 1990, p. 66 e.v.
ABRvS 10 april 1995, AB 1995, 498 m.nt. G.A. van der Veen (Long Lin). Anders: ABRvS 13 maart 1997, JB 1997, 88 m.nt. Schlössels (Visie Marketing en Media BV Tilburg).
Klassieke voorbeelden zijn ARRvS 14 mei 1986, AB 1986, 568 m.nt. Van Wijmen (Metroschade Rotterdam) en ARRvS 18 november 1987, AB 1987, 554, eveneens m.nt. Van Wijmen (Kromhout/Rijkswaterstaat).
ABRvS 21 oktober 1996, JB 1996, 232 m.nt. HJS (Terugvordering subsidie). Zie ook CRvB 7 oktober 2003, JB 2003, 352, waarin de Afdeling oordeelt dat de beslissing om de proceskosten- en griffierechtvergoedingen te verrekenen met het teruggevorderde uitkeringsbedrag mogelijk is op grond van algemene publiekrechtelijke beginselen en derhalve een besluit is.
Indien er een specifieke wettelijke regeling of beleidsregel zijn voor de schadevergoeding, dan is reeds op grond hiervan sprake van een publiekrechtelijke grondslag.
Standaarduitspraak is ABRvS 6 mei 1997, JB 1997, 118 m.nt. HJS (Van Vlodrop). Zie over zelfstandige schadebesluiten onder meer: Simon & Schlössels 1997; Polak 1997; Schlössels 2000; Verheij 2002. Kortmann 1997 stelt zich kritisch op ten opzichte van het zelfstandige schadebesluit, omdat bevoegdheden afleiden uit beginselen op gespannen voet staat met artikel 112 lid 2 Gw. Het gaat de bestuursrechter echter om het bieden van rechtsbescherming.
Een zelfstandige schadebeslissing ziet op een afzonderlijk verzoek om schadevergoeding. Indien tevens een beslissing wordt genomen omtrent de rechtmatigheid van het gestelde schadeveroorzakend besluit is sprake van een onzuiver of onzelfstandig schadebesluit.
De schade moet veroorzaakt zijn door een besluit. Bovendien kan tegen de schadebeslissing alleen bij de bestuursrechter worden opgekomen als deze ook bevoegd is kennis te nemen van het beroep tegen het schadeveroorzakend besluit.
Een besluit is volgens de wettelijke definitie publiekrechtelijk van aard. Beslissingen van louter privaatrechtelijke aard zijn geen besluiten in de zin van artikel 1:3 lid 1 Awb. Of een beslissing publiekrechtelijk dan wel privaatrechtelijk van aard is hangt in beginsel af van de aard van de bevoegdheid op grond waarvan de betreffende rechtshandeling wordt verricht. Privaatrechtelijke bevoegdheden worden uitgeoefend op grond van het burgerlijk recht. Kenmerkend voor deze bevoegdheden is dat zij niet enkel aan bestuursorganen toekomen, maar ook aan natuurlijke personen en rechtspersonen. Publiekrechtelijke bevoegdheden zijn in beginsel bij of krachtens de wet exclusief voor het bestuur (voor een overheidsambt) gecreëerd en geven het bestuur de mogelijkheid eenzijdig de rechtspositie van andere (rechts)personen of bestuursorganen te bepalen of te wijzigen.
De rechtspraak heeft echter ook in gevallen waar de bevoegdheid geen of slechts een indirecte wettelijke basis heeft, aangenomen dat sprake is van een publiekrechtelijke rechtshandeling. Ten eerste wordt soms aangenomen dat een beslissing die genomen is ter uitvoering van een (wettelijke) publiekrechtelijke taak een publiekrechtelijke grondslag heeft.1 Zo werd de weigering van de Minister van Verkeer en Waterstaat om het schip ‘Long Lin’ toegang te verlenen tot het binnenvaren van de Nederlandse territoriale wateren als een besluit aangemerkt. Dit omdat ‘publiek domein’, dat wil zeggen eigendom van de overheid met een openbare bestemming, in het geding was. De Staat, en daarmee de minister, heeft als taak zorg te dragen dat het vaarwater aan zijn bestemming beantwoordt. De weigering diende aldus de Afdeling ter uitvoering van deze publiekrechtelijke taak.2
Ten tweede wordt in de jurisprudentie gepubliceerd beleid soms als publiekrechtelijke grondslag aangemerkt. Te denken is aan het geval dat nadeelcompensatie, dat wil zeggen een financiële vergoeding aan burgers die onevenredig nadeel ondervinden ten gevolge van een rechtmatige overheidshandeling, buitenwettelijk wordt toegekend op grond van in een beleidsnota vastgestelde criteria.3
De bestuursrechtspraak erkent voorts dat besluiten onder strikte voorwaarden kunnen steunen op algemene rechtsbeginselen in de vermogensrechtelijke sfeer. Een voorbeeld zijn de ook in het bestuursrecht geldende beginselen inhoudende dat toerekenbare en onrechtmatig toegebrachte schade vergoed moet worden (vgl. art. 8:73 Awb en art. 6:162 BW) en dat een onverschuldigde betaling terug kan worden gevorderd (vgl. art. 6:203 BW).4 Ook het égalitébeginsel (égalité devant les charges publiques) wordt als publiekrechtelijke grondslag aangemerkt. Dit beginsel houdt in dat, als bepaalde burgers in vergelijking tot anderen onevenredig nadeel lijden door rechtmatig bestuurshandelen, dat nadeel vergoed moet worden (nadeelcompensatie).5 Op grond van dit beginsel worden zelfstandige schadebeslissingen geacht een publiekrechtelijke grondslag te hebben.6 Het zelfstandig schadebesluit7 moet wel samenhang vertonen met een appellabel besluit (eis van materiële en formele connexiteit).8