CRvB, 13-06-2017, nr. 16-4183 WWB
ECLI:NL:CRVB:2017:2123
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
13-06-2017
- Zaaknummer
16-4183 WWB
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2017:2123, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 13‑06‑2017; (Hoger beroep)
Uitspraak 13‑06‑2017
Inhoudsindicatie
Termijn overschrijding niet verschoonbaar. Bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Verzoek om terug te komen van terecht afgewezen. Geen nieuwe feiten en omstandigheden.
16/4183 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 april 2016, 15/4021 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden te [woonplaats]
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 6 juni 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. S. Çakal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2017. Voor appellanten is verschenen mr. Çakal. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Herder.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten ontvangen vanaf 26 maart 2007 een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW-pensioen). Daarnaast ontvangen zij vanaf die datum een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling). Appellant heeft op het aanvraagformulier voor een AOW-pensioen van 12 januari 2007 vermeld dat appellante bij het SSK in Turkije verzekerd is en maandelijks pensioen ontvangt.
1.2.
Bij brief van 26 mei 2010 heeft de Svb in het kader van de vaststelling van de
AIO-aanvulling bij de SSK in Turkije om nadere informatie over het pensioen van appellante verzocht. Verder heeft de Svb per mail van 14 december 2010 aan de gemeente Oisterwijk gevraagd of appellanten destijds aan de gemeente hebben doorgegeven dat appellante een pensioen uit Turkije ontvangt. Bij mail van 28 december 2010 is daarop van de kant van de gemeente gereageerd met de mededeling dat bij de gemeente nooit bekend was dat appellante een Turks pensioen ontvangt.
1.3.
Bij afzonderlijke besluiten van 3 januari 2011 (besluiten 1 en 2) heeft de Svb de
AIO-aanvulling vanaf 26 maart 2007 herzien, en de teveel betaalde AIO-aanvulling over de periode van 26 maart 2007 tot en met 31 december 2010 tot een bedrag van € 15.303,61 van appellanten teruggevorderd. Tegen deze besluiten hebben appellanten geen bezwaar gemaakt.
1.4.
Appellanten hebben op 2 juli 2014 een verzoek om herziening van besluiten 1 en 2 ingediend. Bij besluit van 23 juli 2014 (besluit 3) heeft de Svb het verzoek om herziening om terug te komen op de besluiten 1en 2 afgewezen. Hieraan ligt ten grondslag dat geen sprake is van nieuwe feiten en gewijzigde omstandigheden op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.5.
Bij besluit van 30 november 2015 (bestreden besluit ) heeft de Svb het bezwaar gericht tegen de besluiten 1 en 2 niet-ontvankelijk verklaard wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding en het bezwaar tegen besluit 3 gedeeltelijk gegrond verklaard, in die zin dat de herziening en de terugvordering van de AIO-aanvulling is beperkt tot de periode van
26 maart 2007 tot en met 30 juni 2009, omdat de Svb op de hoogte was van het
Turks pensioen van appellanten. De herziening en terugvordering van de AIO-aanvulling blijft in stand voor de periode van 26 maart 2007 tot en met 30 juni 2009, op de grond dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij het Turkse pensioen van appellante ook tijdig aan de gemeente Oisterwijk hebben doorgegeven.
2. Bij de aangevallen uitspraak, voor zover van belang, heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en aangevoerd dat het bezwaar gericht tegen besluiten 1 en 2 ontvankelijk moet worden verklaard omdat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Verder hebben appelanten aangevoerd dat het inlichtingenformulier waarin het pensioen van appellante kenbaar is gemaakt, een nieuw feit is. Appellanten stellen zich verder op het standpunt dat de besluiten 1 en 2 onmiskenbaar onjuist zijn omdat appellanten ook aan de gemeente Oisterwijk hebben gemeld dat appellante een Turks pensioen ontving.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op 1 januari 2010 is paragraaf 5.4 (uitvoering Svb) van de WWB in werking getreden. Zoals de Raad in zijn uitspraak van 15 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1235, heeft overwogen, volgt uit de artikelen 47a, 47b en 78i van de WWB dat een besluit van het college tot verlening van aanvullende algemene bijstand aan alleenstaanden van 65 jaar en ouder, dat is genomen vóór 1 januari 2010, met ingang van die datum geldt als een besluit van de Svb. Ten aanzien van deze aanvullende algemene bijstand komt de Svb met ingang van 1 januari 2010 de bevoegdheid toe om op grond van de artikelen 54, derde lid, en 58, eerste lid, van de WWB besluiten te nemen over de herziening en terugvordering van de bijstand dan wel
AIO-aanvulling van appellant over de periode 2007 tot en met 2010.
4.2.
Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
4.3.
In artikel 3:41, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen. Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift
niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.4.
Vast staat dat appellanten tegen de besluiten 1 en 2 niet tijdig bezwaar hebben gemaakt. Appellanten hebben hun standpunt dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding niet gemotiveerd. Dit betekent dat de Svb het bezwaar tegen besluiten 1 en 2 terecht
niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.5.
Bij uitspraak van 20 december 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:4872) heeft - ook - de Raad zijn rechtspraak over de toetsing door de bestuursrechter van besluiten op een herhaalde aanvraag of een verzoek om terug te komen van een besluit gewijzigd. In een geval als het voorliggende, waarin het bestuursorgaan toepassing geeft aan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb, betekent dit dat de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetst of het bestuursorgaan zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn.
4.6.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het inkomstenformulier niet als een nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid kan worden aangemerkt. Het formulier had reeds in de bezwaarschriftenprocedure tegen de besluiten van 3 januari 2011 kunnen worden ingebracht. Verder volgt uit 1.2 dat bij de gemeente Oisterwijk niet bekend was met het feit dat appellante een Turks pensioen ontving. In deze omstandigheden wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre evident
onredelijk is.
4.7.
Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van M.S. Spek als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2017.
(getekend) A.B.J. van der Ham
De griffier is verhinderd te ondertekenen.
HD