HR, 17-12-2019, nr. 19/03831 H
ECLI:NL:HR:2019:1980
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-12-2019
- Zaaknummer
19/03831 H
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:1980, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑12‑2019; (Herziening)
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2019-0426
Uitspraak 17‑12‑2019
Inhoudsindicatie
Herziening. Opzettelijk telen grote hoeveelheid hennep (art. 3.B Opiumwet) en diefstal elektriciteit d.m.v. verbreking (art. 311.1.5 Sr). Aangevoerd wordt dat het tegen A gewezen vonnis, inhoudende dat A is vrijgesproken van de hem tenlastegelegde meineed, (i) het ernstige vermoeden wekt dat aanvrager zou zijn vrijgesproken als de rechter met dat vonnis bekend was geweest en (ii) deze vrijspraak van A een “substantiële invloed op de bewijsbeslissing zou hebben gehad”. In de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd, heeft het Hof – in navolging van de Rechtbank – overwogen dat A, die als getuige is gehoord, ongeloofwaardig heeft verklaard, zodat de voor aanvrager ontlastende verklaring – inhoudende dat de getuige verantwoordelijk is voor het opbouwen en onderhouden van de aangetroffen hennepkwekerij – buiten beschouwing is gelaten. De enkele omstandigheid dat A is vrijgesproken van de hem tenlastegelegde meineed in de zaak tegen aanvrager leidt nog niet tot de conclusie dat aanvrager van het hem tenlastegelegde zou zijn vrijgesproken. De vrijspraak door de Pr van de aan A tenlastegelegde meineed brengt immers niet z.m. als conclusie mee dat A als getuige in de strafzaak tegen aanvrager een geloofwaardige ontlastende verklaring heeft afgelegd of dat het Hof de verklaring van A - in de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd - in (voor aanvrager) ontlastende zin in de bewijsvoering had moeten betrekken. Ook los hiervan wekt, gelet op de gebezigde bewijsvoering als geheel, het aangevoerde overigens niet een ernstig vermoeden a.b.i. art. 4571.c. Sv. Volgt afwijzing aanvraag. Vervolg op 18/03399 (art. 80a RO; niet gepubliceerd).
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/03831 H
Datum 17 december 2019
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 6 juni 2018, nummer 21/005239-17, ingediend door D.J.P.M. Vermunt, advocaat te Zaltbommel,
namens
[aanvrager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de aanvrager.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 22 september 2017 - de aanvrager ter zake van “opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel” en “diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking” veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Bewezenverklaring en bewijsvoering
3.1
Ten laste van de aanvrager is bewezenverklaard dat:
“1. hij in de periode van 12 april 2016 tot en met 21 juni 2016 te Heerewaarden, gemeente Maasdriel, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [a-straat 1] een hoeveelheid van in totaal 606 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 606 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
2. hij in de periode van 12 april 2016 tot en met 21 juni 2016 te Heerewaarden, gemeente Maasdriel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de [a-straat 1] aldaar, heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Liander N.V., waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen hoeveelheid elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.”
3.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
“Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze zijn vermeld in de voetnoten. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof kan zich vinden in de navolgende bewijsoverwegingen zoals de rechtbank die in haar vonnis heeft opgenomen (...). Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne.
De rechtbank heeft onder meer het volgende in het vonnis overwogen:
‘2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs(1)
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 juni 2016 is in een aan verdachte toebehorende loods, gelegen aan de [a-straat 1] te Heerewaarden (gemeente Maasdriel), een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
De loods is ingedeeld in drie compartimenten.(2) In het achterste (derde) compartiment bevonden zich twee kweekruimtes waar in totaal 606 hennepplanten stonden.(3) De stroom ten behoeve van de hennepkwekerij werd illegaal afgenomen. De stroom was buiten de meter om gelegd en de zegels van de meterkast waren verbroken.(4) De woning van verdachte grenst aan het perceel van de loods.(5)
Ten aanzien van feit 1
(...)
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat in de aan verdachte toebehorende loods een hennepkwekerij is aangetroffen. De vraag die voorligt is of bewezen kan worden dat verdachte zich heeft beziggehouden met het exploiteren van deze hennepkwekerij. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Ter zitting heeft de door verdachte meegebrachte getuige [getuige 1] verklaard dat hij verantwoordelijk is voor het opbouwen en onderhouden van de aangetroffen hennepkwekerij.
De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig, nu de getuige op meerdere punten aantoonbaar een onjuiste verklaring heeft afgelegd. Gelet hierop zal de rechtbank deze getuigenverklaring terzijde schuiven en bij de beoordeling geheel buiten beschouwing laten.
Verdachte heeft verklaard dat hij niets te maken heeft met de aangetroffen hennepkwekerij en hij het gedeelte van de loods waarin de hennepkwekerij zich bevond per maart 2016 heeft verhuurd aan een man. Deze man zou volgens verdachte op een dag op het terrein van verdachte zijn gekomen en aan verdachte hebben gevraagd of hij een ruimte kon huren. Hierop heeft verdachte naar eigen zeggen ter plekke contant geld in ontvangst genomen van deze man en hem twee sleutels gegeven, te weten één van de schuifpoort die toegang geeft tot het terrein en één van de toegangsdeur van het compartiment in de loods waarin de kwekerij zat. Van de deur die toegang geeft tot dit compartiment in de loods had verdachte zelf geen sleutel meer, zo heeft hij tegenover de politie verklaard. Hij heeft nooit iets gemerkt van de kwekerij.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte dat hij een gedeelte van zijn loods zou hebben verhuurd en nooit iets heeft gemerkt van de hennepkwekerij volstrekt ongeloofwaardig.
Ten eerste heeft verdachte de stelling dat een gedeelte van de loods zou zijn verhuurd, op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Verdachte heeft van deze huurder geen nadere gegevens kunnen geven en enkel een voornaam genoemd. Een schriftelijke huurovereenkomst is nooit opgemaakt. Dat bij een verhuur van een gedeelte van verdachtes loods een dergelijk stuk niet werd, dan wel achteraf zou worden opgesteld, acht de rechtbank zeer onaannemelijk, te meer nu verdachte volgens zijn verklaring direct zijn sleutels heeft afgegeven waarmee de huurder toegang had tot verdachtes terrein. De rechtbank gaat aldus voorbij aan de verklaring van verdachte dat hij zijn loods aan een ander zou hebben verhuurd.
Ten tweede heeft verdachte zeer wisselende verklaringen afgelegd over de sleutel van de deur die vanuit het middelste compartiment in de loods toegang verschaft tot het achterste compartiment waar de hennepkwekerij is aangetroffen. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat deze deur door de verhuurder (de rechtbank leest huurder) was afgesloten en dat alleen de huurder de sleutel had. Ter zitting heeft verdachte aanvankelijk dezelfde verklaring afgelegd, waarna hij vervolgens heeft verklaard dat er een hangslot aan zijn kant van de loods zat en verdachte daar zelf een sleutel van had en hij dus zelf toegang had tot het compartiment waar de hennepkwekerij is aangetroffen. In het licht van het voorgaande valt zonder deugdelijke uitleg bovendien niet te verklaren dat op de dag dat de hennepkwekerij is ontdekt, de deur tussen het middelste en achterste compartiment kennelijk niet alleen niet was afgesloten, maar zelfs met de scharnieren niet vastzat. Verdachte kon de deur als het ware uit het kozijn tillen. Volgens de aanwezige verbalisanten wist verdachte kennelijk dat hij de deur bij de scharnieren moest tegenhouden.(6) Verdachte heeft tegenover de politie noch ter zitting een deugdelijke laat staan begrijpelijke verklaring gegeven, terwijl zulks wel van hem kan worden verlangd, zeker in het ter zitting geschetste scenario dat hij zelf over de sleutel van het hangslot beschikte.
Ten derde acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat, in het scenario dat verdachte schetst, hij nooit iets heeft gemerkt van de hennepkwekerij. Volgens de verbalisanten was in het middelste compartiment een zoemend geluid van afzuiging door een ventilator hoorbaar, die zich bevond in de kwekerij.(7) Indien verdachte in zijn uitleg zou worden gevolgd zou die afzuiging voor maart 2016 niet hoorbaar moeten zijn geweest. Daarmee is zonder deugdelijke uitleg niet aannemelijk dat hem dit niet was opgevallen. De omstandigheid dat hij alleen de heftruck loods in zou rijden(8) is in dat geval niet afdoende, zeker niet nu hij ter zitting een niet onderbouwde, geheel andersluidende en daarmee tegenstrijdige verklaring heeft gegeven.
Daarnaast blijkt uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel dat buiten de kweekruime een gebruikte koolstoffilter is aangetroffen(9), dat in het gedeelte buiten de kwekerij tussen oude potten en isolatiemateriaal gedroogde resten van henneptoppen zijn aangetroffen(10) en dat in het middelste gedeelte van de loods meerdere droogbakken met een verdroogd hennepblad zijn aangetroffen.(11)
Daarnaast heeft verdachte ter zitting verklaard dat de meterkast, waar illegaal de elektriciteit werd afgenomen ten behoeve van de hennepkwekerij, zich in het eerste compartiment van de loods bevond, waarvan alleen verdachte de sleutel had.(12) Een verklaring voor hoe de ‘huurder’ van het pand met de meter gerommeld zou kunnen hebben, heeft verdachte niet gegeven. Tot slot blijkt uit het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel dat aannemelijk is dat er meerdere keren is geoogst. Zo lagen er in het compartiment waar de twee kweekruimtes aanwezig waren knipbenodigdheden, de scharen voelden plakkerig aan en er zaten bruine resten van vermoedelijk hennepplanten aan. Op de toegangsdeuren van de kwekerij zat groene algvorming en er was kolkvorming zichtbaar op zwarte plastic potten en op het grondzeil waar de hennepplanten op stonden.(13) De rechtbank acht het volstrekt onaannemelijk dat verdachte, die in elk geval langs de loods kwam als hij daar met de hond ging lopen, en woont op het terrein aangrenzend aan dat van de loods, niets heeft gemerkt van het opbouwen, verzorgen en oogsten van de kwekerij gedurende een langere periode. Daarbij komt nog dat verdachte, zowel volgens zijn eigen verklaring als volgens de verklaring van zijn partner, in de periode van de tenlastegelegde feiten ten gevolge van een ongeluk hele dagen thuis zat.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte zich zelf bezig heeft gehouden met de exploitatie van de in zijn loods aangetroffen hennepkwekerij. De rechtbank acht hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit. (...)
Ten aanzien van feit 2
(...)
Beoordeling door de rechtbank
Zoals reeds hiervoor is besproken ten aanzien van het eerste tenlastegelegde feit staat vast dat in de aan verdachte toebehorende loods de zegels in de meterkast zijn verwijderd. Hierdoor kon ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal stroom worden afgenomen.
Gelet hierop acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit waarbij het goed door middel van verbreking onder zijn bereik is gebracht. (...)’
Het hof acht - anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal - niet bewezen dat sprake is van medeplegen ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Van andere betrokkenen bij de hennepkwekerij en de daarmee verband houdende diefstal van de elektriciteit is het hof niet gebleken. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van hel hem onder 1 en 2 ten laste gelegde bestanddeel medeplegen.
Voetnoten
(1) Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600‑2016621027z gesloten op 21 december 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
(2) Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 4.
(3) Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 4-5; verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 08 september 2017.
(4) Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 6; proces-verbaal van aangifte met bijlagen van M. Harberts namens de benadeelde Liander N.V., p. 98-99.
(5) Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 4; 6; proces-verbaal van aangifte van M. Harberts namens de benadeelde Liander N.V., p. 128.
(6) Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 5.
(7) Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 5; proces-verbaal van bevindingen, p. 161.
(8) Proces-verbaal verhoor verdachte p. 228.
(9) Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 83.
(10) Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 86.
(11) Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 87.
(12) Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting 8 september 2017.
(13) Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 83.”
4. Beoordeling van de aanvraag
4.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2
In de aanvraag wordt aangevoerd dat het tegen [getuige 1] gewezen vonnis van de politierechter in de Rechtbank Gelderland van 16 april 2019 het ernstig vermoeden wekt dat de aanvrager zou zijn vrijgesproken als de rechter met dat vonnis bekend was geweest. De aanvrager voert daartoe aan dat (i) uit voormeld vonnis van de politierechter blijkt dat [getuige 1] is vrijgesproken van de hem tenlastegelegde meineed ter terechtzitting in eerste aanleg van 8 september 2017 in de strafzaak tegen de aanvrager, en (ii) dat deze vrijspraak van [getuige 1] “een substantiële invloed op de bewijsbeslissing zou hebben gehad” in de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd, indien dit gegeven de rechter bekend was geweest.
4.3
Het aangevoerde kan echter niet een ernstig vermoeden wekken als hiervoor onder 4.1 vermeld. De enkele omstandigheid dat [getuige 1] is vrijgesproken van de hem tenlastegelegde meineed in de zaak tegen de aanvrager leidt nog niet tot de conclusie dat de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou zijn vrijgesproken. De vrijspraak door de politierechter van de aan [getuige 1] tenlastegelegde meineed brengt immers niet zonder meer als conclusie mee dat [getuige 1] als getuige in de strafzaak tegen aanvrager een geloofwaardige ontlastende verklaring heeft afgelegd of dat het Hof de verklaring van [getuige 1] - in de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd - in (voor de aanvrager) ontlastende zin in de bewijsvoering had moeten betrekken. Ook los hiervan wekt, gelet op de hiervoor onder 3.2 weergegeven bewijsvoering als geheel, het aangevoerde overigens niet een ernstig vermoeden als hiervoor onder 4.1 vermeld.
4.4
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2019.