FED 2022/86
De regeling van art. 3.111 lid 4 Wet IB 2001 geldt alleen als de woning juridisch of economisch (mede-)eigendom is van de gewezen partner voor wie zij niet langer hoofdverblijf is.
HR 27-05-2022, ECLI:NL:HR:2022:765, m.nt. dr. J.H.M. Arts
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27 mei 2022
- Magistraten
Mrs. Koopman, Wortel, Beukers-van Dooren, Boerlage, Cools
- Zaaknummer
21/01146
- Noot
dr. J.H.M. Arts
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS656831:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Eigen woning
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:765, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑05‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:360, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑03‑2022
- Wetingang
Art. 3.111 lid 4 Wet IB 2001; art. 6.3 lid 1 onder a en b Wet IB 2001
Essentie
De regeling van art. 3.111 lid 4 Wet IB 2001 geldt alleen als de woning juridisch of economisch (mede-)eigendom is van de gewezen partner voor wie zij niet langer hoofdverblijf is.
Samenvatting
De belanghebbende woonde tot 2013 met zijn ex-echtgenote in een woning die uitsluitend haar eigendom was. De belanghebbende was met zijn ex-echtgenote buiten iedere gemeenschap van goederen gehuwd. Het huwelijk is in 2014 door echtscheiding ontbonden na een verzoek tot echtscheiding dat in 2013 was ingediend. De belanghebbende had zich per 1 december 2013 op het adres van de woning in de basisregistratie personen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.