Rb. Rotterdam, 02-03-2016, nr. C/10/482434 / HA ZA 15-842
ECLI:NL:RBROT:2016:2070
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
02-03-2016
- Zaaknummer
C/10/482434 / HA ZA 15-842
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2016:2070, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 02‑03‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2016/1060
Uitspraak 02‑03‑2016
Inhoudsindicatie
Schending zorgplicht assurantietussenpersoon: verzekerde niet geïnformeerd over tussentijds gewijzigde polisvoorwaarden (nieuwe clausule)
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/482434 / HA ZA 15-842
Vonnis van 2 maart 2016
in de zaak van
[eiser] ,
mede handelend onder de naam Beachcenter Oostvoorne,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J. Backx,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK VOORNE-PUTTEN ROZENBURG U.A.,
thans genaamd COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Hellevoetsluis,
gedaagde,
advocaat mr. P.A.J. Peeters.
Partijen zullen hierna [eiser] en Rabobank genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 14 oktober 2015;
- -
de akte van mr. Backx d.d. 24 december 2015;
- -
de akte van mr. Peeters d.d. 5 januari 2016;
- -
de akte van mr. Backx d.d. 12 januari 2016;
- -
de akte houdende naamswijziging van mr. Peeters d.d. 15 januari 2016
- -
het proces-verbaal van comparitie van 15 januari 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiser] is eigenaar van een pand te Oostvoorne, waarin een duikschool, een surfwinkel en een restaurant zijn gevestigd. De duikschool en later ook de surfwinkel worden door [eiser] verhuurd aan derden. [eiser] heeft het restaurant aanvankelijk zelf geëxploiteerd.
2.2.
[eiser] heeft via Rabobank een verzekering afgesloten bij Achmea Schadeverzekeringen N.V., handelend onder de naam Interpolis (hierna: Interpolis). [eiser] is daardoor onder meer verzekerd voor alle zakelijke risico’s (zoals opstalschade, inventaris-/goederenschade en bedrijfsschade).
2.3.
Nadat Rabobank aan Interpolis te kennen had gegeven dat [eiser] inmiddels ook de horecaruimte aan een derde verhuurde, heeft er op 18 september 2012 een inspectie van het pand door een medewerker van Interpolis, in aanwezigheid van [eiser] en de contactpersoon van Rabobank, plaatsgevonden.
2.4.
Naar aanleiding van voormelde inspectie heeft Rabobank op 9 oktober 2012 een brief aan [eiser] gestuurd. Daarin staat onder meer:
(…)
Inmiddels hebben wij bericht van Interpolis ontvangen dat de nieuwe activiteit (verhuur van onroerend goed) is geaccepteerd. Het gewijzigde verzekeringsbewijs wordt binnenkort door Interpolis rechtstreeks aan u toegestuurd.
Wij adviseren u om deze polis goed door te lezen en bij vragen of opmerkingen contact met ons op te nemen.
(…)
2.5.
Interpolis heeft in oktober 2012 een prolongatieblad aan [eiser] gestuurd voor de oude polis.
2.6.
In de nieuwe polis, die per 1 oktober 2012 is ingegaan, staat een voor [eiser] nieuwe clausule (hierna: clausule 009) vermeld die luidt als volgt:
009 Elektrische installatie
Met ingang van 01-01-2013 dient uw elektrische installatie te zijn aangelegd, uitgebreid en onderhouden volgens de van toepassing zijnde NEN normen 1010 en SPE 3140:1998. Ten minste eenmaal per 5 jaar, en na iedere verbouwing, moet een elektrotechnisch bureau controleren of de installatie hieraan nog voldoet. Geconstateerde gebreken dienen zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen 2 maanden na rapportagedatum verholpen te zijn. De verzekering heft een eigen risico van 10 procent van het door ons vastgestelde schadebedrag, met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 100.000,- per gebeurtenis, tenzij u bewijst dat het niet nakomen van deze bepaling niet de oorzaak van of mede-oorzaak kan zijn geweest van de schade en evenmin dat de schade hierdoor is vergroot.
2.7.
Op 17 september 2013 heeft tussen [eiser] en Rabobank een ‘standaard periodiek gesprek’ plaatsgevonden, waarbij de lopende verzekeringen zijn doorgenomen.
Dezelfde dag heeft Rabobank per e-mail een verzekeringskaart aangaande het pand naar [eiser] gestuurd. Op die verzekeringskaart staat bij “Bedrijfsgebouw” het volgende vermeld:
(…) Let op! Er zijn clausules van toepassing. Voer deze uit om dekkingsverlies bij schade te voorkomen.
Bij “Actiepunten” staat vermeld:
1. Wij attenderen u er op om de preventiemaatregelen uit te voeren die op uw polissen zijn benoemd. Het niet uitvoeren hiervan kan bij schade tot dekkingsverlies leiden.
2. Wijzigingen binnen de activiteiten, aan het gebouw etc. dienen bij uw tussenpersoon/verzekeraar te worden gemeld.
2.8.
In de nacht van 11 januari op 12 januari 2014 is door een brand het pand van [eiser] volledig verwoest.
2.9.
Via Rabobank heeft [eiser] de brand gemeld bij Interpolis. Daags na de brand hebben schade-experts de schade als gevolg van de brand vastgesteld op € 977.760,41,-. De schade-expert van Interpolis heeft er daarbij op gewezen dat niet voldaan is aan clausule 009 en dat daarom 10% eigen risico op de schade-uitkering ingehouden moet worden.
2.10.
Bij e-mail van 1 juli 2014 heeft Rabobank aan [eiser] te kennen gegeven dat Interpolis bij haar standpunt blijft om een eigen risico van 10% op de schade-uitkering in mindering te brengen.
2.11.
Bij e-mail van 27 juli 2014 heeft [eiser] Rabobank aansprakelijk gesteld voor de door hem gestelde schade van € 89.469,64.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert:
I. een verklaring voor recht dat Rabobank jegens [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar taken en zorgplicht als assurantietussenpersoon en uit dien hoofde gehouden is om de schade te vergoeden die [eiser] dientengevolge heeft geleden, vermeerderd met de wettelijk rente;
II. veroordeling van Rabobank om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 89.469,64, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van het schadetoebrengende feit (12 januari 2014), althans de datum waarop Interpolis zich op de NEN 1010-clausule heeft beroepen (15 mei 2014), althans vanaf de datum van dagvaarding, althans vanaf een in goede justitie te bepalen moment, een en ander tot aan de dag van algehele voldoening;
III. veroordeling van Rabobank om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.788,- aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf een in goede justitie te bepalen dag tot aan de dag van algehele voldoening;
IV. veroordeling van Rabobank in de proceskosten (inclusief nakosten).
3.2.
[eiser] stelt daartoe dat Rabobank haar zorgplicht als assurantietussenpersoon heeft geschonden doordat zij [eiser] niet op de hoogte heeft gebracht van het feit dat clausule 009 deel is gaan uitmaken van de verzekeringsvoorwaarden. Hierdoor kende [eiser] deze clausule niet en heeft hij er ook niet aan kunnen voldoen. Als gevolg hiervan heeft [eiser] schade geleden ter hoogte van € 89.469,64, zijnde het eigen risico (10% van de opstalschade, de opruimingskosten en extra kosten) dat Interpolis op de schade-uitkering in mindering heeft gebracht, omdat [eiser] niet heeft voldaan aan de clausule 009.
3.3.
Rabobank concludeert tot afwijzing van de vordering. Rabobank betwist dat zij haar zorgplicht heeft geschonden en zij betwist dat [eiser] schade heeft geleden. Ook betwist Rabobank het causaal verband tussen de gestelde zorgplichtschending en de gestelde schade. Rabobank voert als verweer aan dat [eiser] niet tijdig heeft geklaagd in de zin van artikel 6:89 BW en dat aan de zijde van [eiser] sprake is van eigen schuld.
4. De beoordeling
Zorgplicht assurantietussenpersoon
4.1.
Een assurantietussenpersoon dient tegenover zijn opdrachtgever de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Het is zijn taak te waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Tot deze taak behoort in beginsel ook dat - kort gezegd - de assurantietussenpersoon de verzekeringnemer tijdig opmerkzaam maakt op de gevolgen die hem bekend geworden feiten voor de dekking van de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen kunnen hebben. Dit brengt mee dat hij erop toeziet dat door of namens de verzekeringnemer aan de verzekeraar tijdig alle mededelingen worden gedaan waarvan hij, als redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon, behoort te begrijpen dat die de verzekeraar ervan zullen (kunnen) weerhouden om, voor zover in deze zaak van belang, een beroep te doen op het vervallen van het recht op schadevergoeding wegens de niet-nakoming van de in de polisvoorwaarden opgenomen mededelingsplicht ter zake van risicoverzwarende omstandigheden. Daarbij gaat het om feiten en omstandigheden die aan de assurantietussenpersoon bekend zijn of die hem redelijkerwijs bekend behoorden te zijn (HR 10 januari 2003, NJ 2003, 375).
4.2.
Vast staat dat in de polis van 1 oktober 2012 de clausule 009 is opgenomen die vóór 2012 nog geen onderdeel uitmaakte van de verzekeringsvoorwaarden. Het pand was sinds 1996 verzekerd bij Interpolis, met Rabobank als assurantietussenpersoon. Rabobank en [eiser] bespraken periodiek de bijzondere verplichtingen van [eiser] op grond van de verzekeringsvoorwaarden met betrekking tot (onder meer) de brand- en ontruimingsinstallatie, de brandblussers en vuilcontainers.
Gezien de hiervoor in r.o. 4.1. omschreven zorgplicht, mocht van Rabobank als assurantietussenpersoon verwacht worden dat zij bekend was dan wel redelijkerwijs bekend behoorde te zijn met deze nieuwe clausule, dat zij [eiser] daarvan expliciet op de hoogte zou stellen en dat zij hem ook zou informeren over de gevolgen die deze clausule kan hebben voor de dekking van door [eiser] verzekerde schade.
Rabobank heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist dat zij het voorgaande heeft nagelaten. Aldus staat vast dat Rabobank [eiser] niet heeft geïnformeerd over de clausule 009 en de gevolgen daarvan.
4.3.
Rabobank heeft aangevoerd dat zij middels de brief van 9 oktober 2012 (vgl. r.o. 2.4.) [eiser] heeft geadviseerd om de (naar aanleiding van de inspectie van Interpolis op 18 september 2012 opgestelde) nieuwe polis goed door te lezen. Dit is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, onvoldoende om aan de zorgplicht te voldoen.
Bovendien staat niet vast dat [eiser] dat polisblad heeft ontvangen en heeft Interpolis aan [eiser] (per abuis) een prolongatieblad van de oude polis verzonden, waardoor [eiser] , zoals door hem is gesteld, in de veronderstelling was dat de oude polis nog doorliep en hij middels de gebruikelijke wijzigingsbladen op de hoogte zou worden gesteld van veranderingen op de polis.
4.4.
Rabobank heeft voorts aangevoerd dat zij de nieuwe polis gedetailleerd met [eiser] heeft besproken, maar zij heeft desgevraagd tijdens de comparitie verklaard dat de (voorwaarden met betrekking tot de) betreffende clausule 009 niet ter sprake is gekomen. Op de verzekeringskaart waar Rabobank naar verwijst (vgl. r.o. 2.7.) wordt gewezen op dekkingsverlies bij schade, maar op die kaart wordt slechts in algemene zin gewaarschuwd voor van toepassing zijnde clausules zonder daarbij specifiek in te gaan op de nieuw opgenomen clausule aangaande de elektrische installatie, hetgeen - zoals eerder overwogen - in het kader van de zorgplicht wel op de weg van Rabobank had gelegen.
4.5.
Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat Rabobank tekort is geschoten in de op haar rustende zorgplicht. Op grond van artikel 6:74 BW is Rabobank in beginsel aansprakelijk voor de schade die [eiser] als gevolg daarvan heeft geleden.
Causaal verband
4.6.
Rabobank heeft ter comparitie aangevoerd dat [eiser] de elektrische installatie niet heeft laten keuren toen een medewerker van Interpolis daar tijdens de inspectie van 18 september 2012 op wees, waardoor het twijfelachtig is of [eiser] een keuring wel had laten plaatsvinden indien Rabobank hem op die bestaande verplichting had gewezen. In het algemeen mag verwacht worden dat wanneer een assurantietussenpersoon de verzekerde wijst op een uit de polis (dan wel een specifieke clausule) voortvloeiende verplichting, de verzekerde de aanwijzingen van zijn assurantietussenpersoon zal opvolgen teneinde de dekking van mogelijke schade niet in gevaar te brengen. Rabobank heeft in het onderhavige geval onvoldoende onderbouwd waarom [eiser] geen keuring zou hebben laten plaatsvinden indien hij door Rabobank op clausule 009 was gewezen, mede gelet op het grote financiële belang dat [eiser] had bij naleving van de gewraakte clausule en nu [eiser] onbetwist heeft gesteld dat hij overige aanwijzingen van Rabobank steeds heeft opgevolgd.
Eigen schuld
4.7.
Rabobank stelt zich op het standpunt dat de door [eiser] gestelde schade volledig aan eigen schuld is te wijten. Zij stelt daartoe dat [eiser] reeds in oktober 2012 kennis had kunnen nemen van clausule 009, omdat toen een polisblad aan [eiser] is verstrekt waarin de nieuwe clausule is opgenomen en waarin, naar aanleiding van de inspectie van 18 september 2012, als hoofdactiviteit “verhuur onroerend goed” staat vermeld. Verder stelt Rabobank dat [eiser] er tijdens de inspectie van 18 september 2012 door een medewerker van Interpolis op is gewezen dat de elektrische installatie gekeurd zou moeten worden.
[eiser] betwist in oktober 2012 een tweede polisblad te hebben ontvangen en voert verder aan dat hij er tijdens de inspectie op 18 september 2012 door de medewerker van Interpolis slechts vrijblijvend op is gewezen dat de elektrische installatie eens nagekeken zou moeten worden.
4.8.
De rechtbank begrijpt het standpunt van Rabobank aldus dat zij een beroep doet op een gedeeltelijke dan wel volledige vermindering van de vergoedingsplicht ex artikel 6:101 BW. Indien vast zou komen te staan dat tijdens de inspectie van 18 september 2012 door een medewerker van Interpolis tegen [eiser] is gezegd dat de elektrische installatie moest worden gekeurd alsmede dat [eiser] in oktober 2012 een tweede polisblad heeft ontvangen waar de gewraakte clausule in staat, wil dat nog niet zeggen dat [eiser] zich ook bewust was van de gevolgen wanneer hij de elektrische installatie niet (tijdig) zou keuren. Daarvoor had [eiser] nu juist Rabobank ingeschakeld om hem over dergelijke kwesties te (blijven) informeren en adviseren.
4.9.
Rabobank stelt verder nog dat [eiser] als ondernemer zijnde, had moeten weten dat ten aanzien van een elektrische installatie de NEN 1010-norm in acht moet worden genomen. Deze stelling wordt als niet, dan wel onvoldoende onderbouwd gepasseerd, nu Rabobank niet heeft geconcretiseerd waarom ondernemers in het algemeen bekend moet worden verondersteld met de inhoud van NEN-normen en NEN-norm 1010 in het bijzonder en dit valt zonder nadere onderbouwing ook niet in te zien.
4.10.
Ook de stelling van Rabobank dat [eiser] meer inspanningen had moeten verrichten om Interpolis alsnog te bewegen 100% van de schade uit te keren houdt geen stand. Vast staat dat [eiser] de voorgeschreven keuring niet heeft laten uitvoeren en in de clausule is het gevolg daarvan, namelijk het heffen van een eigen risico van 10%, duidelijk omschreven. Wel is in de clausule bepaald dat het eigen risico niet wordt geheven indien de verzekerde bewijst dat het niet nakomen daarvan niet de (mede-)oorzaak van de (vergroting van de) schade kan zijn geweest, maar in het onderhavige geval zijn er geen omstandigheden gesteld of gebleken die mogelijk op een andere oorzaak van de brand zouden kunnen wijzen. Gelet hierop mocht [eiser] dan ook in redelijkheid berusten in het aan hem opgelegde eigen risico van 10%.
4.11.
Uit het voorgaande wordt geconcludeerd dat de door Interpolis toegepaste korting van 10% niet het gevolg is van een aan [eiser] toe te rekenen omstandigheid, zodat voor een vermindering van de vergoedingsplicht als bedoeld in artikel 6:101 BW geen plaats is. Dit verweer van Rabobank wordt dan ook verworpen.
Klachtplicht
4.12.
Rabobank stelt zich verder nog op het standpunt dat [eiser] niet tijdig heeft geklaagd over het tekortschieten van Rabobank en daarmee zijn klachtplicht als bedoeld in artikel 6:89 BW heeft geschonden. Hiervoor is reeds overwogen dat Rabobank in haar zorgplicht is tekortgeschoten en dat de door [eiser] geleden schade niet het gevolg is van een aan hemzelf toe te rekenen omstandigheid. Met betrekking tot het aanvangstijdstip van de klachttermijn had [eiser] dan ook geen aanleiding om reeds vóór de brand in januari 2014 te veronderstellen dat Rabobank haar zorgplicht had geschonden zoals door Rabobank is betoogd. Vast staat dat [eiser] Rabobank in januari 2014 om opheldering heeft gevraagd over het bestaan van clausule 009. Nadat Rabobank op 1 juli 2014 per e-mail aan [eiser] te kennen had gegeven dat Interpolis bij haar standpunt blijft om een eigen risico van 10% op te leggen (vgl. r.o. 2.10.), heeft [eiser] bij e-mail van 27 juli 2014 Rabobank aansprakelijk gesteld. Gelet op voormelde omstandigheden wordt geoordeeld dat [eiser] binnen bekwame tijd bij Rabobank heeft geprotesteerd in de zin van artikel 6:89 BW. Het ter zake door Rabobank gevoerde verweer wordt verworpen.
Schade
4.13.
Rabobank betwist dat [eiser] schade heeft geleden. Volgens Rabobank heeft [eiser] alleen op papier schade geleden omdat in werkelijkheid het door Interpolis uitgekeerde bedrag de schade van [eiser] volledig dekt. Wanneer van de hypothetische situatie zou worden uitgegaan dat Rabobank haar zorgplicht niet had geschonden en [eiser] wel aan clausule 009 had voldaan, was zijn schade voor 100% gedekt geweest, terwijl de feitelijke situatie is dat op de schade-uitkering 10% aan eigen risico is ingehouden. Die 10%, zijnde € 89.469,64, is de feitelijk door [eiser] geleden schade. De stelling van Rabobank dat de contra-expert rekening heeft gehouden met de schending van clausule 009 door de herbouwwaarde hoger in te schatten, ligt niet voor de hand en Rabobank heeft deze stelling op geen enkele wijze onderbouwd. Rabobank voert verder nog aan dat [eiser] tegen herbouwwaarde een nieuw pand heeft laten bouwen dat mooier is dan het vorige en dat de door de experts vastgestelde verkoopwaarde van het pand van ruim € 700.000,- “bepaald niet te weinig” is, maar zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, zijn ook deze stellingen onvoldoende om de conclusie te kunnen dragen dat de door [eiser] geleden schade in werkelijkheid volledig door Interpolis zou zijn gedekt.
Hoofdsom, bijkomende kosten en proceskosten
4.14.
Het voorgaande leidt ertoe dat de gevorderde verklaring voor recht en de vordering tot betaling van het bedrag van € 89.469,64 zullen worden toegewezen.
4.15.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 1.788,- en de gevorderde rente zullen als niet weersproken eveneens worden toegewezen.
4.1.6.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Rabobank in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van de [eiser] begroot op:
- dagvaarding € 102,66
- griffierecht € 876,00
- salaris advocaat € 1.788,00 (2 punten × tarief IV ad € 894,00 per punt)
Totaal € 2.766,66
4.17.
Voor een zelfstandige veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten (€ 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Rabobank niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak) een executoriale titel oplevert.
5. De beslissing
De rechtbank:
verklaart voor recht dat Rabobank jegens [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar taken en zorgplicht als assurantietussenpersoon en uit dien hoofde gehouden is om de schade te vergoeden die [eiser] dientengevolge heeft geleden,
veroordeelt Rabobank om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 89.469,64, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 januari 2014 tot aan de dag van algehele voldoening,
veroordeelt Rabobank om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.788,- aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dagvaarding, te weten 28 juli 2015, tot aan de dag van algehele voldoening,
veroordeelt Rabobank in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 2.766,66,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Dooren en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2016.
2438/2457