ABRvS, 02-02-2011, nr. 201004547/1/H3.
ECLI:NL:RVS:2011:BP2849, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
02-02-2011
- Magistraten
Mrs. C.H.M. van Altena, D. Roemers, J.A. Hagen
- Zaaknummer
201004547/1/H3.
- LJN
BP2849
- Vakgebied(en)
Recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2011:BP2849, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 02‑02‑2011; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2010:BL8956, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2010:BL8956, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Gst. 2011/29 met annotatie van C.N. van der Sluis
AB 2011/153 met annotatie van E.J. Daalder
Uitspraak 02‑02‑2011
Inhoudsindicatie
Bij brief van 10 december 2008 heeft het commissariaat de AVRO meegedeeld dat het een zakelijke weergave zal publiceren op zijn website van zijn besluit van 20 (lees: 18) november 2008.
Mrs. C.H.M. van Altena, D. Roemers, J.A. Hagen
Partij(en)
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Algemene Omroepvereniging AVRO en de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. Programmabladen AKN (hierna tezamen en in enkelvoud: AVRO), beide gevestigd te Hilversum,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 maart 2010 in zaak nr. 08/5096 in het geding tussen:
de AVRO
en
het Commissariaat voor de Media.
1. Procesverloop
Bij brief van 10 december 2008 heeft het commissariaat de AVRO meegedeeld dat het een zakelijke weergave zal publiceren op zijn website van zijn besluit van 20 (lees: 18) november 2008.
Bij brief van 10 december 2008 heeft de AVRO het commissariaat verzocht de publicatie van zijn website te verwijderen.
Bij brief van 11 december 2008 heeft het commissariaat de AVRO in reactie daarop meegedeeld dat het de publicatie van zijn website heeft verwijderd, maar dat het die publicatie per 12 december 2008 opnieuw op zijn website zal plaatsen.
Bij uitspraak van 24 maart 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door de AVRO daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de AVRO bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 mei 2010, hoger beroep ingesteld.
Het commissariaat heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 november 2010, waar de AVRO, vertegenwoordigd door mr. J.R. van Angeren, advocaat te Amsterdam, en het commissariaat, vertegenwoordigd door mr. G.H.L. Weesing, advocaat te Amsterdam, en mr. N. van den Brink, werkzaam bij het commissariaat, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SBS Broadcasting B.V., vertegenwoordigd door mr. W.M. Meijer, advocaat te Amsterdam, en mr. B. Hoogland, werkzaam bij SBS, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Veronica Uitgeverij B.V., vertegenwoordigd door mr. W.M. Meijer, advocaat te Amsterdam, als belanghebbende gehoord.
2. Overwegingen
2.1.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de bekendmaking van het besluit op een andere geschikte wijze, indien zij niet kan geschieden op de wijze als voorzien in het eerste lid.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob), verschaft het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat, uit eigen beweging informatie over het beleid, de voorbereiding en de uitvoering daaronder begrepen, zodra dat in het belang is van een goede en democratische bestuursvoering.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
2.2.
Bij besluit van 18 november 2008 heeft het commissariaat geoordeeld dat de activiteit ‘het uitgeven van het omroepblad TV Film’ sinds 1 september 2007 in strijd is met artikel 57a, eerste lid, van de Mediawet en dat de AVRO die activiteit binnen zes maanden na het nemen van het besluit dient te staken. Bij brief van 10 december 2008 heeft het commissariaat de AVRO meegedeeld dat het een zakelijke weergave van dit besluit zal publiceren. De publicatie luidde als volgt:
‘Omroepblad TV Film niet langer toegestaan
Het Commissariaat voor de Media heeft besloten dat het uitgeven van het omroepblad TV Film door de AVRO niet langer is toegestaan. De omroep kreeg in 2005 toestemming voor het verrichten van deze nevenactiviteit. Een van de voorwaarden was dat de activiteit binnen drie jaar kostendekkend zou worden verricht. Nu echter is gebleken dat TV Film verliesgevend is en de prognose voor 2009 niet veel beter uitvalt, is er volgens het Commissariaat sprake van nadelige invloed op de uitoefening van de hoofdtaak van de omroep. De AVRO moet uiterlijk 18 mei met TV Film stoppen en heeft het komende half jaar de tijd om met TV Film samenhangende verplichtingen af te bouwen.’
Bij brief van 11 december 2008 heeft het commissariaat aan de AVRO meegedeeld dat het de voornoemde publicatie op 12 december 2008 opnieuw op zijn website zal publiceren en zich voorts op het standpunt gesteld dat het de algemene bekendmaking van een besluit niet beschouwt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.
2.3.
De rechtbank heeft overwogen dat het publiceren door het commissariaat van een bericht op zijn website feitelijk handelen is dat niet op rechtsgevolg is gericht, en dat het commissariaat niet meer heeft beoogd dan feitelijk handelen, gelet op de correspondentie met de AVRO. De rechtbank heeft verder overwogen dat de keuze van het commissariaat om besluiten of een korte samenvatting ervan op zijn website te plaatsen voortvloeit uit de wens om niet nader bekende belanghebbenden daarover te informeren en niet om te komen tot openbaarmaking als bedoeld in de Wob. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat het commissariaat geen beleid over publicaties heeft, laat staan beleid gebaseerd op de Wob, maar een vaste gedragslijn volgt. Ook overigens is er geen reden om het besluitbegrip zo ruim uit te leggen dat de brief van 11 december 2008 daaronder valt, aldus de rechtbank.
2.4.
De AVRO betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de brief van het commissariaat van 11 december 2008 geen besluit is en zij daarom ten onrechte haar beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. De AVRO betoogt hiertoe dat de rechtbank heeft miskend dat het openbaar maken op grond van de Wob een handeling is die op rechtsgevolg is gericht. Volgens de AVRO volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2006 in zaak nr. 200505388/1 dat ook openbaarmaking uit eigen beweging op rechtsgevolg is gericht.
2.4.1.
Zoals de Afdeling in de bovenvermelde uitspraak van 31 mei 2006 eerder heeft overwogen biedt artikel 8, eerste lid, van de Wob, in zoverre het gaat om het openbaar maken van informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid waarbij belangen als vermeld in artikel 10 van de Wob zijn betrokken, de grondslag voor het nemen van besluiten, als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, waartegen voor degenen die door dat besluit rechtstreeks in hun belang worden getroffen, dezelfde rechtsgang openstaat als die welke beschikbaar is voor degene die rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen door een besluit tot openbaarmaking van documenten dat is genomen op een verzoek als bedoeld in artikel 3 van de Wob.
Het commissariaat heeft zich in zijn brief van 11 december 2008 onder meer op het standpunt gesteld dat het met het publiceren van een zakelijke weergave van het besluit van 18 november 2008 op zijn website mede invulling geeft aan zijn rol als toezichthouder. Door het algemeen bekend maken van zijn besluiten wordt bereikt dat voor een ieder kenbaar kan zijn wat het toezicht van het commissariaat in concrete gevallen inhoudt, zo valt in de brief van 11 december 2008 verder te lezen. Nu het commissariaat een zakelijke weergave van het besluit van 18 november 2008 op zijn website heeft gepubliceerd om informatie te verschaffen over het door hem gevoerde beleid, is hierdoor voldaan aan hetgeen is bepaald in artikel 8, eerste lid, van de Wob. In dat licht bezien dient ook de brief van 10 december 2008 als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb te worden aangemerkt. Omdat de AVRO bij brief van dezelfde datum daartegen en hiermee ook tegen de weergave van 18 november 2008 bezwaar heeft gemaakt, dient de brief van 11 december 2008 als een besluit op bezwaar te worden aangemerkt. Het commissariaat heeft zich in dat besluit ten onrechte op het standpunt gesteld dat de brief van 10 december 2008 geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is. De rechtbank heeft dit ten onrechte niet onderkend. De aangevallen uitspraak en het besluit van 11 december 2008 komen voor vernietiging in aanmerking.
Het betoog slaagt.
2.5.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 november 2010 in zaak nr. 201002051/1/H3) is ook in geval van een voorgenomen spontane openbaarmaking ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Wob een nadere afweging van belangen geboden. Zo'n belangenafweging heeft ten onrechte niet plaatsgevonden in het besluit van 11 december 2008. Ter zitting van de Afdeling heeft het commissariaat een dergelijke belangenafweging evenmin gegeven. Gelet hierop is het niet aangewezen om de rechtsgevolgen van het besluit van 11 december 2008 in stand te laten.
2.6.
Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Het besluit van het commissariaat van 11 december 2008 komt voor vernietiging in aanmerking.
2.7.
Het commissariaat dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
- I.
verklaart het hoger beroep gegrond;
- II.
vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 maart 2010 in zaak nr. 08/5096;
- III.
verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
- IV.
vernietigt het besluit van het Commissariaat voor de Media van 11 december 2008, kenmerk JuZa-007293-rl;
- V.
veroordeelt het Commissariaat voor de Media tot vergoeding van bij de vereniging Algemene Omroepvereniging AVRO en de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. Programmabladen AKN in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1518,00 (zegge: vijftienhonderdachttien euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- VI.
gelast dat het Commissariaat voor de Media aan de vereniging Algemene Omroepvereniging AVRO en de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. Programmabladen AKN het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 745,00 (zegge:zevenhonderdvijfenveertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. D. Roemers en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena voorzitter
w.g. Van Hardeveld ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2011