Deze zaak hangt samen met de zaak met griffienummer 14/00665 P waarin ik vandaag eveneens zal concluderen.
HR, 15-09-2015, nr. 14/00666
ECLI:NL:HR:2015:2635
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-09-2015
- Zaaknummer
14/00666
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:2635, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑09‑2015; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1492, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:1492, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑06‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:2635, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 15‑09‑2015
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. HR: art. 80a RO.
Partij(en)
15 september 2015
Strafkamer
nr. S 14/00666 P
EC/ARA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 22 januari 2014, nummer 23/004457-10, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 september 2015.
Conclusie 09‑06‑2015
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. HR: art. 80a RO.
Nr. 14/00666 P Zitting: 9 juni 2015 | Mr. Hofstee Conclusie inzake: [betrokkene] 1. |
1. Het cassatieberoep richt zich tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 22 januari 2014. Namens de betrokkene is tijdig een schriftuur houdende een middel van cassatie ingezonden.
2. Het middel klaagt tevergeefs over de geenszins onbegrijpelijke verwerping door het Hof van het verweer dat op de subpost “Eindsaldi rekeningen” een bedrag van fl. 13.319,25 en op de subposten “Verzekeringen” en “Vaste lasten” een bedrag van fl. 26.289,88 respectievelijk fl. 7.788,00 in mindering moet worden gebracht en kan derhalve klaarblijkelijk niet tot cassatie leiden.
3. Op grond van het voorgaande stel ik mij op het standpunt dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 09‑06‑2015