RN 2014/49
Overdrachtsbelasting. Is de 10%-crediteringseis bij de inbrengvrijstelling onverbindend?
HR 28-03-2014, ECLI:NL:HR:2014:686
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 maart 2014
- Magistraten
Mrs. M.W.C. Feteris, C. Schaap, P.M.F. van Loon, M.A. Fierstra, Th. Groeneveld
- Zaaknummer
13/01796
- Conclusie
A-G mr. P.J. Wattel
- JCDI
JCDI:ADS917788:1
- Vakgebied(en)
Belastingen van rechtsverkeer / Overdrachtsbelasting
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑03‑2014
ECLI:NL:HR:2014:686, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑03‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:1152, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑10‑2013
- Wetingang
Essentie
Overdrachtsbelasting.
Is de 10%-crediteringseis bij de inbrengvrijstelling onverbindend?
Samenvatting
Belanghebbende heeft samen met een ander een bv op gericht. In deze bv is een vof ingebracht zonder gebruikmaking van inkomstenbelastingfaciliteiten (ruisend). De inbreng bedroeg meer dan het destijds wettelijk vereiste minimumkapitaal. Voor het bedrag van de overinbreng is een lijfrente bedongen en zijn de inbrengers gecrediteerd als schuldeiser. Tot het ingebrachte ondernemingsvermogen behoorden twee onroerende zaken. In de inbrengakte heeft belanghebbende een beroep gedaan op de vrijstelling van art. 15, lid 1, letter e, onder 2° Wet BRV. De Inspecteur heeft toepassing van deze inbrengvrijstelling geweigerd ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.