Procestaal: Duits.
HvJ EU, 26-05-2011, nr. C-293/10
ECLI:EU:C:2011:355
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
26-05-2011
- Magistraten
J.-C. Bonichot, K. Schiemann, L. Bay Larsen, C. Toader, A. Prechal
- Zaaknummer
C-293/10
- LJN
BQ6995
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2011:355, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 26‑05‑2011
Uitspraak 26‑05‑2011
J.-C. Bonichot, K. Schiemann, L. Bay Larsen, C. Toader, A. Prechal
Partij(en)
In zaak C-293/10,*
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Landesgericht Innsbruck (Oostenrijk) bij beslissing van 22 april 2010, ingekomen bij het Hof op 14 juni 2010, in de procedure
Gebhard Stark
tegen
D.A.S. Österreichische Allgemeine Rechtsschutzversicherung AG,
wijst
HET HOF (Vierde kamer),
samengesteld als volgt: J.-C. Bonichot, kamerpresident, K. Schiemann, L. Bay Larsen, C. Toader (rapporteur) en A. Prechal, rechters,
advocaat-generaal: V. Trstenjak,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
- —
G. Stark, vertegenwoordigd door H. Kofler, Rechtsanwalt,
- —
D.A.S. Österreichische Allgemeine Rechtsschutzversicherung AG, vertegenwoordigd door E. R. Karauscheck, Rechtsanwalt,
- —
de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door E. Riedl als gemachtigde,
- —
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door K.-Ph. Wojcik en N. Yerrell als gemachtigden,
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 4, lid 1, van richtlijn 87/344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering (PB L 185, blz. 77).
2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen de verzekeringsmaatschappij D.A.S. Österreichische Allgemeine Rechtsschutzversicherung AG (hierna: ‘D.A.S.’) en G. Stark over met name de geldigheid van een beding in de algemene voorwaarden van de rechtsbijstandverzekering, volgens hetwelk de verzekeraar gerechtigd is om zijn prestaties krachtens deze verzekering te beperken tot de vergoeding van het bedrag dat normaal wordt gevorderd door een advocaat die is gevestigd in de plaats van het gerecht waarbij een zaak die binnen de werkingssfeer van deze verzekering valt, aanhangig is gemaakt.
Toepasselijke bepalingen
Unieregeling
3
De elfde overweging van de considerans van richtlijn 87/344 luidt:
‘Overwegende dat het belang van de voor rechtsbijstand verzekerde inhoudt dat deze zelf zijn advocaat moet kunnen kiezen of elke andere persoon met de kwalificaties die door het nationale recht worden toegestaan in het kader van gerechtelijke of administratieve procedures en telkens wanneer er zich een belangenconflict voordoet’.
4
Artikel 1 van richtlijn 87/344 bepaalt:
‘Deze richtlijn strekt tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering […], ten einde de daadwerkelijke uitoefening van de vrijheid van vestiging te vergemakkelijken en elk belangenconflict met name als gevolg van het feit dat de verzekeraar een derde persoon heeft verzekerd of dat hij de verzekerde zowel voor rechtsbijstand als voor een andere […] branche heeft verzekerd, zoveel mogelijk te voorkomen en, als een dergelijk conflict zich voordoet, de oplossing ervan mogelijk te maken.’
5
Artikel 2, lid 1, van richtlijn 87/344 luidt:
‘Deze richtlijn is van toepassing op de verzekering voor rechtsbijstand. Deze verzekering bestaat erin dat tegen betaling van een premie de verbintenis wordt aangegaan om de kosten van gerechtelijke procedures te dragen en andere diensten te verlenen die voortvloeien uit de door de verzekering geboden dekking, met name met het oog op:
- —
het verhaal van door de verzekerde geleden schade, door middel van een minnelijke schikking of van een civielrechtelijke of strafrechtelijke procedure;
- —
de verdediging of vertegenwoordiging van de verzekerde in een civielrechtelijke, strafrechtelijke, administratieve of andere procedure of in geval van een tegen hem gerichte vordering.’
6
Artikel 4, lid 1, van richtlijn 87/344 luidt:
‘In elke overeenkomst inzake rechtsbijstandverzekering moet uitdrukkelijk worden bepaald dat
- a)
indien een advocaat of andere persoon die volgens het nationaal recht gekwalificeerd is, wordt gevraagd de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen, de verzekerde vrij is om deze advocaat of andere persoon te kiezen;
- b)
de verzekerde vrij is om een advocaat of, indien hij daar de voorkeur aan geeft en voor zover het nationale recht zulks toestaat, een andere gekwalificeerde persoon te kiezen om zijn belangen te behartigen wanneer zich een belangenconflict voordoet.’
Nationale regeling
7
Volgens § 23, lid 1, van het Rechtsanwaltstarifgesetz (wet op de tarieven van advocaten; hierna: ‘RATG’) geldt een standaardtarief voor de vergoeding van bepaalde nevenprestaties van de advocaat in geschillen in burgerlijke zaken.
8
Overeenkomstig § 23, lid 5, RATG moet het met deze prestaties samenhangende deel van het standaardtarief echter worden verdubbeld indien de advocaat de prestatie verricht buiten de plaats waar hij kantoor houdt.
9
De Oostenrijkse wetgever heeft artikel 4 van richtlijn 87/344 in nationaal recht omgezet bij § 158k van het Versicherungsvertragsgesetz (wet op de verzekeringsovereenkomst; hierna: ‘VersVG’), die als volgt luidt:
- ‘1.
De verzekeringnemer is gerechtigd om voor zijn vertegenwoordiging in een gerechtelijke of administratieve procedure vrijelijk een tot de beroepshalve vertegenwoordiging van partijen bevoegde persoon te kiezen. Bovendien kan de verzekeringnemer voor de verdere behartiging van zijn juridische belangen vrijelijk een advocaat kiezen, wanneer bij de verzekeraar een belangenconflict is ontstaan.
- 2.
In de verzekeringsovereenkomst kan worden overeengekomen dat de verzekeringnemer voor zijn vertegenwoordiging in een gerechtelijke of administratieve procedure enkel een tot de beroepshalve vertegenwoordiging van partijen bevoegde persoon mag kiezen die kantoor houdt in de plaats van de gerechtelijke of administratieve instantie die in eerste aanleg bevoegd is voor de te voeren procedure. Ingeval niet ten minste vier van deze personen in die plaats kantoor houden, dient de keuzevrijheid zich uit te strekken tot personen binnen het rechtsgebied van het Gerichtshof erster Instanz [gerecht van eerste aanleg] waarin de genoemde instantie zich bevindt.
[…]’
Hoofdgeding en prejudiciële vraag
10
Tussen Stark en D.A.S. bestond sinds 1997 een rechtsbijstandverzekering, die met name de verlening van rechtsbijstand voor arbeidsgerechten in arbeidsrechtelijke geschillen behelsde, met als aanvullende prestatie de verlening van rechtsbijstand voor nevenactiviteiten verricht als zelfstandige.
11
Op deze verzekering waren de Allgemeine Bedingungen für die Rechtsschutzversicherung (algemene voorwaarden van de rechtsbijstandverzekering) van 1997 (hierna: ‘ARB 1997’) van toepassing. Artikel 10 van de ARB 1997, dat rechtstreeks uit § 158k VersVG volgt, bepaalt:
- ‘1.
De verzekeringnemer is gerechtigd om voor zijn vertegenwoordiging bij gerechtelijke of administratieve instanties vrijelijk een tot de beroepshalve vertegenwoordiging van partijen bevoegde persoon (advocaat, notaris, et cetera) te kiezen. De verzekeraar is verplicht de verzekeringnemer op zijn keuzevrijheid te wijzen, zodra deze een beroep doet op de verzekering voor de inleiding van een gerechtelijke of administratieve procedure.
[…]
- 3.
De keuzevrijheid als bepaald in artikel 1, […] heeft enkel betrekking op personen die kantoor houden in de plaats van de gerechtelijke of administratieve instantie die in eerste aanleg bevoegd is voor de te voeren procedure. Wanneer in de plaats van deze gerechtelijke of administratieve instantie niet ten minste vier van deze personen kantoor houden, strekt de keuzevrijheid zich uit tot personen met vertegenwoordigingsbevoegdheid die binnen het rechtsgebied van het bevoegde Landesgericht [regionaal gerecht] zijn gevestigd.
[…]’
12
Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Oberste Gerichtshof (Oostenrijkse hooggerechtshof) in een arrest van 16 december 2009 het met § 158k, lid 2, VersVG nagestreefde doel in beginsel heeft goedgekeurd op grond dat artikel 10, lid 3, van de ARB 1997 aldus moest worden uitgelegd dat de verzekerde ook een buiten de plaats van het gerecht gevestigde advocaat kan kiezen wanneer deze zich ertoe verbindt zijn kosten en honoraria aan te rekenen zoals een in de plaats van de bevoegde rechter in eerste aanleg gevestigde advocaat zou doen.
13
Stark woont in Landeck (Oostenrijk), een stad op ongeveer 600 kilometer van Wenen. Op 24 maart 2006 heeft hij, samen met vier andere personen, bij het Arbeits- und Sozialgericht Wien (rechtbank voor arbeid en sociale zaken te Wenen) een rechtsvordering ingesteld tegen zijn vroegere werkgever. Voor hun vertegenwoordiging voor deze rechterlijke instantie hebben Stark en de andere verzoekers vrijelijk een advocaat gemachtigd die kantoor houdt te Landeck.
14
Bij aan deze advocaat gerichte brief van 8 mei 2006 heeft D.A.S. bevestigd dat zij de kosten van de gerechtelijke procedure voor het Arbeits- und Sozialgericht Wien zou dekken, evenwel met de precisering dat zij haar dekking zou beperken tot de kosten die normaal worden aangerekend door een in de plaats van deze rechtbank gevestigde advocaat.
15
Bij e-mail van diezelfde dag heeft de advocaat van Stark geantwoord dat hij niet zou factureren volgens het tarief van een advocaat die kantoor houdt in het rechtsgebied van de rechtbank, aangezien het feit dat hij in Wenen moet pleiten, voor zijn kantoor een zeer zware last vormt.
16
Ter terechtzitting van 4 juli 2008 voor het Arbeits- und Sozialgericht Wien zijn de partijen bij deze procedure tot een gerechtelijke schikking gekomen.
17
D.A.S. heeft de advocaat van Stark een bedrag van 5 782,19 EUR betaald dat, voor de prestaties in het kader van deze procedure, overeenkomt met de kosten en honoraria van een in het rechtsgebied van het Arbeits- und Sozialgericht Wien gevestigde advocaat, die niet tegen het in § 23, lid 5, RATG bedoelde dubbele standaardtarief worden berekend, maar tegen het enkelvoudige standaardtarief van § 23, lid 1, RATG. Dit bedrag dekt niet het totaalbedrag van de aan Stark door zijn advocaat aangerekende kosten en honoraria.
18
Bij verzoekschrift van 27 februari 2009 heeft D.A.S. Stark voor het Bezirksgericht Landeck (kantongerecht te Landeck) gedaagd om hem te doen veroordelen tot betaling van een krachtens de tussen hen gesloten overeenkomst inzake rechtsbijstandverzekering verschuldigde premie van 211,46 EUR.
19
Rekening houdend met de toepassing van het in § 23, lid 5, RATG bedoelde dubbele standaardtarief, heeft Stark tegen deze vordering een exceptie van schuldvergelijking opgeworpen uit hoofde van een schuldvordering van 3 000 EUR, die overeenstemt met het verschuldigde saldo van de kosten van de prestaties van de advocaat die hem heeft verdedigd in de procedure voor het Arbeits- und Sozialgericht Wien. Aldus heeft hij de vraag opgeworpen van de inaanmerkingneming, in het kader van de met D.A.S. gesloten rechtsbijstandverzekering, van het verschil tussen het enkelvoudige standaardtarief en het dubbele standaardtarief voor de prestaties van zijn advocaat die overeenkomen met de vijf terechtzittingen van deze rechterlijke instantie. Ter ondersteuning van deze exceptie heeft hij aangevoerd dat § 158k, lid 2, VersVG en artikel 10, lid 3, van de ARB 1997 in strijd zijn met het Unierecht.
20
Het Bezirksgericht Landeck heeft het verzoek van D.A.S. toegewezen en de door Stark opgeworpen exceptie van schuldvergelijking verworpen, en hem aldus veroordeeld tot betaling aan D.A.S. van 211,46 EUR, vermeerderd met de interest. In zijn vonnis heeft het Bezirksgericht Landeck geoordeeld dat het Unierecht niet in de weg staat aan de toepassing van § 158k, lid 2, VersVG, dat niet de keuzevrijheid beperkt, maar enkel aan de niet in de plaats van het gerecht gevestigde advocaat een financiële beperking oplegt.
21
Tegen deze uitspraak heeft Stark hoger beroep ingesteld bij de verwijzende rechter, wederom op grond dat artikel 4 van richtlijn 87/344 in de weg staat aan de toepassing van § 158k, lid 2, VersVG.
22
Daarop heeft het Landesgericht Innsbruck de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:
‘Moet artikel 4, lid 1, van richtlijn [87/344] aldus worden uitgelegd dat daarmee in strijd is § 158k, lid 2, [VersVG] en het hierop gebaseerde, in de algemene verzekeringsvoorwaarden van een rechtsbijstandverzekeraar vervatte beding, inhoudende dat in een verzekeringsovereenkomst kan worden overeengekomen dat de verzekeringnemer voor zijn vertegenwoordiging in een gerechtelijke of administratieve procedure enkel een tot de beroepshalve vertegenwoordiging van partijen bevoegde persoon mag kiezen die kantoor houdt in de plaats van de gerechtelijke of administratieve instantie die in eerste aanleg bevoegd is voor de te voeren procedure?’
Beantwoording van de prejudiciële vraag
23
Met zijn vraag wenst het Landesgericht Innsbruck in wezen te vernemen of artikel 4, lid 1, van richtlijn 87/344 zich verzet tegen een nationale regeling volgens welke in een verzekeringsovereenkomst kan worden overeengekomen dat de verzekeringnemer voor zijn vertegenwoordiging in een gerechtelijke of administratieve procedure enkel een tot de beroepshalve vertegenwoordiging van partijen bevoegde persoon mag kiezen die kantoor houdt in de plaats van de gerechtelijke of administratieve instantie die in eerste aanleg bevoegd is voor de te voeren procedure.
Ontvankelijkheid
24
Volgens de Oostenrijkse regering is de prejudiciële vraag hypothetisch, aangezien de uitkomst van de procedure niet afhangt van het antwoord op deze vraag, omdat het recht van Stark om vrij een advocaat te kiezen, niet werkelijk beperkt is geweest.
25
Volgens vaste rechtspraak kan het Hof slechts weigeren uitspraak te doen op een prejudiciële vraag van een nationale rechter wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van het Unierecht geen enkel verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, wanneer het vraagstuk van hypothetische aard is, of wanneer het Hof niet beschikt over de feitelijke en juridische gegevens die noodzakelijk zijn om een nuttig antwoord te geven op de gestelde vragen (zie met name arrest van 24 juni 2008, Commune de Mesquer, C-188/07, Jurispr. blz. I-4501, punt 30).
26
Zoals in de punten 18 tot en met 21 van het onderhavige arrest is uiteengezet, hangt de oplossing van het geschil in het hoofdgeding echter juist af van de vraag of het feit dat Stark, anders dan het geval zou zijn geweest indien hij een te Wenen gevestigde advocaat had gekozen, niet voor alle door zijn advocaat aangerekende kosten en honoraria een vergoeding heeft ontvangen, verenigbaar is met artikel 4, lid 1, van richtlijn 87/344.
27
De verwijzende rechter heeft de uitlegging van deze unierechtelijke bepaling dus nodig om het hoofdgeding te beslechten. Bijgevolg moet de door de Oostenrijkse regering opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid worden verworpen.
Ten gronde
28
Opgemerkt zij, dat blijkens zowel de elfde overweging van de considerans van richtlijn 87/344 als artikel 4, lid 1, ervan het belang van de voor rechtsbijstand verzekerde inhoudt dat deze in het kader van gerechtelijke of administratieve procedures zelf zijn advocaat moet kunnen kiezen of elke andere persoon met kwalificaties die door het nationale recht worden erkend.
29
Dienaangaande heeft het Hof reeds geoordeeld dat deze bepaling die voorziet in de vrije keuze van de rechtshulpverlener een algemene strekking en een bindende karakter heeft (zie in die zin arrest van 10 september 2009, Eschig, C-199/08, Jurispr. blz. I-8295, punt 47).
30
Hieruit volgt dat een nationale regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, volgens de uitlegging ervan door het Oberste Gerichtshof in het in punt 12 van het onderhavige arrest genoemde arrest van 16 december 2009, deze keuzevrijheid niet kan beperken tot enkel advocaten die kantoor houden in de plaats van de gerechtelijke of administratieve instantie die in eerste aanleg bevoegd is voor de te voeren procedure, of tot enkel advocaten die zich ertoe verbinden hun kosten en honoraria aan te rekenen zoals deze eerste advocaten zouden doen.
31
In de punten 65 en 66 van het reeds aangehaalde arrest Eschig heeft het Hof echter vastgesteld dat richtlijn 87/344 geen volledige harmonisatie beoogt van de regels die van toepassing zijn op overeenkomsten inzake rechtsbijstandsverzekering, zodat de lidstaten bij de huidige stand van het Unierecht vrij blijven om de op deze overeenkomsten toepasselijke regeling vast te stellen, voor zover zij dit doen met inachtneming van het Unierecht, en in het bijzonder van artikel 4 van richtlijn 87/344.
32
Zo is de in het hoofdgeding aan de orde zijnde vraag van de reikwijdte van de dekking van de kosten van de bijstand door een vertegenwoordiger niet uitdrukkelijk in deze richtlijn geregeld. Op grond van de bepalingen of de overwegingen van deze richtlijn kan immers niet worden aangenomen dat de vaststelling van het bedrag dat de rechtsbijstandverzekeraar moet toekennen ter dekking van de kosten van de met de vertegenwoordiging van de verzekerde belaste persoon, in deze richtlijn wordt geregeld.
33
De keuzevrijheid in de zin van artikel 4, lid 1, van richtlijn 87/344 betekent bijgevolg niet dat de lidstaten in elk geval aan de verzekeraars de volledige dekking van de kosten van de verdediging van een verzekerde moeten opleggen, onafhankelijk van de plaats waar de tot de beroepshalve vertegenwoordiging van deze verzekerde bevoegde persoon is gevestigd ten opzichte van de plaats van de voor een geschil bevoegde gerechtelijke of administratieve instantie, voor zover deze vrijheid niet van haar inhoud wordt beroofd. Dat zou het geval zijn indien het door de beperking van de vergoeding van deze kosten voor de verzekerde in de praktijk onmogelijk werd, een redelijke keuze te maken wat zijn vertegenwoordiger betreft. In ieder geval staat het aan de dienaangaande eventueel aangezochte nationale rechterlijke instanties om het ontbreken van een zodanige beperking na te gaan.
34
Voorts sluit een nationale regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, niet de vrijheid van de overeenkomstsluitende partijen uit om overeen te komen dat de rechtsbijstandverzekering ook de kosten dekt van de bijstand door vertegenwoordigers die niet in de plaats van de bevoegde rechter zijn gevestigd, eventueel tegen betaling van een hogere premie door de verzekerde.
35
In casu heeft Stark zijn advocaat kunnen kiezen zonder dat de verzekeraar zich hiertegen verzet. Voorts wordt hij slechts geacht de kosten te dragen in verband met de afstand van het kantoor van zijn advocaat ten opzichte van de plaats van de bevoegde rechter, wat, onder voorbehoud van de dienaangaande door de verwijzende rechter te verrichten verificaties, in de regel niet in de weg blijkt te kunnen staan aan de vrijheid om zijn advocaat te kiezen.
36
Gelet op bovenstaande overwegingen, moet op de prejudiciële vraag worden geantwoord dat artikel 4, lid 1, van richtlijn 87/344 aldus moet worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling volgens welke in een verzekeringsovereenkomst kan worden overeengekomen dat de voor rechtsbijstand verzekerde voor zijn vertegenwoordiging in een gerechtelijke of administratieve procedure enkel een tot de beroepshalve vertegenwoordiging van partijen bevoegde persoon mag kiezen die kantoor houdt in de plaats van de gerechtelijke of administratieve instantie die in eerste aanleg bevoegd is, voor zover, teneinde de vrijheid van de verzekerde om de met zijn vertegenwoordiging belaste persoon te kiezen niet van haar inhoud te beroven, deze beperking slechts betrekking heeft op de reikwijdte van de dekking door de rechtsbijstandverzekeraar van de kosten van de bijstand door een vertegenwoordiger, en de door deze verzekeraar werkelijk betaalde vergoeding toereikend is, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.
Kosten
37
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Vierde kamer) verklaart voor recht:
Artikel 4, lid 1, van richtlijn 87/344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering, moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale bepaling volgens welke in een verzekeringsovereenkomst kan worden overeengekomen dat de voor rechtsbijstand verzekerde voor zijn vertegenwoordiging in een gerechtelijke of administratieve procedure enkel een tot de beroepshalve vertegenwoordiging van partijen bevoegde persoon mag kiezen die kantoor houdt in de plaats van de gerechtelijke of administratieve instantie die in eerste aanleg bevoegd is, voor zover, teneinde de vrijheid van de verzekerde om de met zijn vertegenwoordiging belaste persoon te kiezen niet van haar inhoud te beroven, deze beperking slechts betrekking heeft op de reikwijdte van de dekking door de rechtsbijstandverzekeraar van de kosten van de bijstand door een vertegenwoordiger, en de door deze verzekeraar werkelijk betaalde vergoeding toereikend is, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 26‑05‑2011