NJB 2018/1892
Bestanddeel ‘bevorderen’ art. 250 Sr: daaronder is onder meer te verstaan het begunstigen dan wel in de hand werken of behulpzaam zijn. Onjuist is de rechtsopvatting dat dat geen sprake kan zijn van het ‘bevorderen’ van het plegen van ontucht als bedoeld in art. 250 lid 1 aanhef en onder 2° Sr omdat het initiatief tot het plegen van die ontucht niet van de verdachte is uitgegaan waardoor geen sprake is van een veroorzakende rol of het toepassen van overreding. I.c. kon het hof oordelen dat de verdachte aldus het plegen van ontucht door die minderjarigen heeft ‘bevorderd’, mede erop gelet dat de verdachte twee personen wier minderjarigheid hij kende heeft vervoerd naar een bordeel in Duisburg en aldaar een prostituee heeft betaald met wie deze personen seksueel contact hadden terwijl de verdachte toekeek
HR 02-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1824
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 oktober 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink en A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
17/03881
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1824, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑10‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1105, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑07‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑03‑2018
- Wetingang
(art. 250 Sr)
Essentie
Bestanddeel ‘bevorderen’ art. 250 Sr: daaronder is onder meer te verstaan het begunstigen dan wel in de hand werken of behulpzaam zijn. Onjuist is de rechtsopvatting dat dat geen sprake kan zijn van het ‘bevorderen’ van het plegen van ontucht als bedoeld in art. 250 lid 1 aanhef en onder 2° Sr omdat het initiatief tot het plegen van die ontucht niet van de verdachte is uitgegaan waardoor geen sprake is van een veroorzakende rol of het toepassen van overreding. I.c. kon het hof oordelen dat de verdachte aldus het plegen van ontucht door die minderjarigen heeft ‘bevorderd’, mede ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.