Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot vereenvoudiging van het rechtsverkeer, zoals dit is geregeld bij het Haagse Verdrag van 1 maart 1954
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 10-09-1965
- Bronpublicatie:
23-07-1964, Trb. 1964, 140 (uitgifte: 05-10-1964, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-09-1965
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-08-1965, Trb. 1965, 146 (uitgifte: 01-01-1965, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal privaatrecht / Algemeen
1.
De in artikel 8 van het Haagse Verdrag van 1 maart 1954 bedoelde rogatoire commissies behoeven niet vergezeld te gaan van een vertaling in de taal van de aangezochte Staat. Zij worden op de voet van het bepaalde in het volgende lid rechtstreeks toegezonden.
2
a)
Wanneer de rogatoire commissie afkomstig is van een Nederlands gerecht en vergezeld gaat van een vertaling in het Duits, wordt de rogatoire commissie aan het betrokken Bezirksgericht gezonden. Indien geen vertaling is bijgevoegd, geschiedt de toezending aan dit Bezirksgericht door tussenkomst van het Bundesministerium für Justiz.
b)
Oostenrijkse gerechten zenden hun rogatoire commissies door tussenkomst van de Officier van Justitie bij de Arrondissementsrechtbank aan het betrokken Kantongerecht toe.