NJB 2016/1954
Opzettelijk iemands eer of goede naam aanranden ‘door telastlegging van een bepaald feit’, art. 261 lid 1 Sr: van tenlastelegging van een ‘bepaald feit’ is sprake indien het feit op een zodanige wijze door de verdachte is ten laste gelegd dat het een duidelijk te onderkennen concrete gedraging aanwijst. In casu kan de uiting dat betrokkene ‘een postdief’ is als zodanig gelden
HR 11-10-2016, ECLI:NL:HR:2016:2291
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 oktober 2016
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, A.L.J. van Strien en E.F. Faase
- Zaaknummer
14/06522
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2291, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑10‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:708, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑05‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑11‑2015
- Wetingang
(art. 261 Sr)
Essentie
Opzettelijk iemands eer of goede naam aanranden ‘door telastlegging van een bepaald feit’, art. 261 lid 1 Sr: van tenlastelegging van een ‘bepaald feit’ is sprake indien het feit op een zodanige wijze door de verdachte is ten laste gelegd dat het een duidelijk te onderkennen concrete gedraging aanwijst. In casu kan de uiting dat betrokkene ‘een postdief’ is als zodanig gelden
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld omdat hij – kort gezegd – ‘opzettelijk de goede naam van [betrokkene] heeft aangerand door telastlegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.